Beste mede forum genoten. Ik merk dat dit gesprek niet voor meer toenadering maar eerder tot verwijdering leidt. Terwijl we toch gericht moeten zijn op de eenheid waar de Heere Jezus zelf voor gebeden heeft en nog altijd voor bidt.
Ik wil graag een citaat delen uit een recente preek van een (zo je wilt ‘rechtse) d.s die hier de laatste pagina’s veel ter sprake komt waarvan ik hoop en aanneem dat we elkaar hier van harte in kunnen vinden:
Ik heb al heel wat mooie boeken in mijn leven gelezen, en er zijn een aantal boeken die ik zeer liefheb. Maar ik moet u heel eerlijk zeggen: Romeinen 8 van Winslow is zó treffend, zó onderwijzend, zó vol lering. En dan spreekt hij ook over dat spanningsveld, zoals wij daar vaak tegenaan lopen, hè? Als het gaat om verkiezing, uitwendige roeping – hoe verhoudt zich dat met elkaar?
Geloof maar niet dat wij dat ooit zullen kunnen begrijpen, en dat God ook niet van ons vraagt dat wij dat kloppend krijgen voor onze bevatting. Gods verkiezing is Zijn zaak en niet de uwe. De roeping van het Evangelie, dát is waar God ook u naar oordelen zal. En dan spreken we over de toepassing van het offer van Christus in het leven van de uitverkorenen. Maar de uitgestrektheid van het offer van Christus geeft grond in de Evangelieprediking.
U zegt: “Dat kan niet samengaan.” Voor u niet, maar voor God wél. Als wij zeggen: “Die dingen kunnen niet samengaan en die zijn zelfs met elkaar in strijd,” dan willen wij God begrijpen. En dat is niet wat God van ons vraagt. En wat voor ons twee is, is voor Hem één. En dan kan het in Gods gedachten bestaan om allen te nodigen en de uitverkorenen zalig te maken. En hoe zich dat tot elkaar verhouden zal, dat zal pas in de eeuwigheid geopenbaard worden.
Dus het is niet de vraag of u uitverkoren bent. De prediking is: dat u verloren bent. Dat wil God u gezegd hebben. Dat is wat wij leren moeten. Maar daartegenover wordt de belofte van het Evangelie verkondigd aan allen, en een iegelijk tot wie God naar Zijn welbehagen Zijn Woord zendt – zonder onderscheid. Met bevel van bekering en geloof, dat een iegelijk die in de gekruiste Christus gelooft, niet zal worden verdreven, maar het eeuwige leven hebben.
Dat gaat over u. Dat gaat over u. Dat gaat over ieder die hier vanavond binnen de muren van dit kerkgebouw aanwezig is. Dat is wat we noemen: het ernstig, hartelijk, welmenend aanbod van genade, waarin God u Zijn vriendschap biedt.
En als u onbekeerd sterft, zal Hij zeggen: “Ik heb geroepen, maar gij hebt niet geantwoord.” En in dat licht mag ik zeggen: u ligt allen onder het oordeel van de dood, maar d’r is er Eén die uw ziel redden kan, en die het gezegd heeft: “Ontwaakt, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten.”
Als u naar binnen kijkt, ziet u de dood. Als u in uw eigen hart kijkt, ziet u de onbekendheid, ziet u de hardheid, ziet u de onbuigzaamheid, ziet u de onwilligheid. Uw hart – wat springlevend is voor alles van deze wereld… Het kost u en mij niet de minste moeite om onze gedachten op de zonde te richten. Het gaat zó ellendig vanzelf. En het kost ons alle moeite om enige gedachten op de hemel te richten.
Het kost ons niet de minste moeite om voor alle dingen van de tijd stad en land af te reizen, dan hierheen, dan daarheen. We getroosten ons kosten noch moeite. Maar het kost zó heel veel moeite om nu eens een avond lang – en wat is een avond – aan de zaken van je eeuwige ziel te denken. Van je onsterfelijke ziel.
Voelt u?
U zegt: “Maar waar moet ik dan heen, dominee?” Niet dieper afdalen in uzelf. Denk niet dat u er ooit nog iets van vinden zult in uzelf wat aansluiting heeft op de dingen van God en van Zijn Koninkrijk. Want het is er niet, en het komt er niet. U moet bij Hem zijn. De dood ligt bij u, het leven ligt in Hem.
U zegt: “Maar ik kan me nergens brengen.” Dat is maar de vraag, dat is maar de vraag. Wie verbiedt het u om de komende nacht door te brengen op uw knieën voor Gods aangezicht? Wie verbiedt u om dagelijks enkele uren af te zonderen om in de Heilige Schrift te lezen? Wie verbiedt u om alle middelen aan te wenden die God gegeven heeft, waarlangs Hij werken wil? Is er iemand die u dat verbiedt?
Wees eens eerlijk: wat is de reden dat er zóveel tijd verloren gaat aan de dingen van de wereld, en er zó weinig tijd besteed wordt aan onze ziel? Is dat een zaak van onmacht, of is dat een zaak van onwil…?
d.s A.T Huijser (5-6-2025)