Re: Hoe was je zondag [2]?
Geplaatst: 10 aug 2024, 10:48
Ik heb voor de jonge moedergroep een uitreksel gemaakt van het boekje van Prof Baars over de kinderdoop en hier en daar wat bijgevoegd
De kinderdoop
De vraag is: Waarom leren wij de kinderdoop en praktiseren die ook?
In de Bijbel staat toch duidelijk: Markus 16:16 “Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.”
Met evenveel recht kan je zeggen: In het Nieuwe Testament staat nergens een verbod om kinderen te dopen.
Volgens Prof Baars zijn er 5 argumenten vóór de doop van jonge kinderen.
1.Vanwege de eenheid van het verbond der genade
2.Omdat kinderen zowel in het OT als in het NT tot de gemeente behoren
3.Omdat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen
4.Omdat van verschillende momenten van doop in het NT gezegd wordt dat ze gedoopt werden ‘met heel hun huis’
5.Omdat de kinderdoop al in de Oude kerk bediend werd.
1.De eenheid van het verbond der genade.
Het verbond der genade heeft God ingesteld met Abraham.
Eerst was er het verbond met Adam; het zogenaamde werkverbond. Als Adam zich in volmaakte gehoorzaamheid aan het verbond zou houden zou hij het eeuwige leven ‘verdienen’. En Adam vertegenwoordigde daar zijn hele nageslacht. Zou hij gehoorzaam zijn dan gold de belofte voor zijn hele nageslacht; zou hij ongehoorzaam zijn dan was de bedreiging (de dood sterven) ook voor zijn hele nageslacht.
Door de zondeval is dit verbond verbroken. God laat aan Adam en Eva zien dat er toch nog zaligheid mogelijk is. Hij geeft hen de Moederbelofte Genesis 3: 15, de belofte van de komende Christus. Daar zien we voor het eerst iets van het genadeverbond dat God met Adam en Eva, én hun nageslacht opricht. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.
Vanaf het begin is het Gods bedoeling om ‘mensen en hun zaad’ bij elkaar te houden.
In onze tijd van individualisme zijn we dat niet meer gewend; maar door heel de Bijbel zie je dat in die tijd gezinnen en families bij elkaar horen en als een geheel worden gezien.
Door het hele Oude Testament zie je dat het verbond der genade (Dat God wil dat mensen zalig worden) een lijn is die steeds duidelijker wordt.
In de verbondssluiting met Abraham zegt de Heere: En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
De Heere geeft Abraham dan ook de opdracht om al wat mannelijk is in zijn huishouden te besnijden als teken van het verbond. Niet alleen zijn nageslacht maar ook degenen die tot zijn huishouden behoren; zelfs de slaven.
Naar dit verbond wordt vervolgens steeds in de Bijbel naar verwezen als het gaat over het genadeverbond. En de Heere zegt tegen Abraham dat ál zijn nageslacht hier bij inbegrepen is; maar ook alle gelovigen uit alle volken. Genesis 22: 18 En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.
Paulus schrijft dat ook in zijn brief aan de Galaten dat dat ook voor de gelovigen uit de heidenvolken geldt: Galaten 3
7.Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
8 En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden.
9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.
29 En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen
Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze dat ze eerst buiten de beloften van Abraham stonden, maar door het geloof in Christus ‘nabijgekomen’ zijn en nu erfgenamen van de belofte zijn.
11 Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;
12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld.
13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus.
14 Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende
Als de Heere Jezus geboren wordt is dat verbond met Abraham tot zijn diepste vervulling gekomen. Heel duidelijk wordt zichtbaar dat Hij het lam is waarvan de ram in de struiken bij Abraham op wees.
Als Zacharias begrijpt dat zijn zoon de voorloper is die zou komen voordat Jezus geboren zou worden zingt hij: opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en gedachtig was aan Zijn heilig verbond en aan de eed die Hij aan Abraham onze vader (zie je de doorgaande lijn?) gezworen heeft. Christus gaat tot voltooiing brengen wat Hij aan Abraham belooft heeft (lees Genesis 15)
Galaten 3: 13 Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt.
14 Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof.
Er is dus een eenheid in het OT en NT als het gaat over het verbond der genade. In het OT was de besnijdenis het teken van dat verbond.
2. Kinderen horen erbij, zowel in OT als in NT
Door de hele Bijbel door zien we dat kinderen beschouwd worden als leden van de verbondsgemeenschap. We lazen dat al in de moederbelofte; maar ook in het verbond met Abraham.
In Psalm 105 lezen en zingen we het ook:
8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten;
9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak
Vanaf het begin van hun leven werden deze kinderen beschouwd als leden van de gemeente van het OT.
Bij bepaalde plechtigheden als het verbondsvolk opgeroepen werd om samen te komen ‘voor de HEERE hun God’ wordt de aanwezigheid van kinderen specifiek benoemd.
Deut. 29:
10 Gij staat heden allen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods: uw hoofden uwer stammen, uw oudsten en uw ambtlieden, alle man van Israël,
11 Uw kinderkens, uw vrouwen, en uw vreemdeling die in het midden van uw leger is, van uw houthouwer tot uw waterputter toe,
12 Om over te gaan in het verbond des HEEREN uws Gods en in Zijn vloek, hetwelk de HEERE uw God heden met u maakt,
13 Opdat Hij u heden Zichzelven tot een volk bevestige en Hij u tot een God zij, gelijk als Hij tot u gesproken heeft, en egelijk als Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft
2 Kron. 20:13
En gans Juda stond voor het aangezicht des HEEREN, ook hun kinderkens, hun vrouwen en hun zonen.
Joel 2
15 Blaast de bazuin te Sion; gheiligt een vasten, roept een verbodsdag uit. g Joël 1:14.
16 Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens en die de borsten zuigen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer, en de bruid uit haar slaapkamer.
In Ezechiël 16 klaagt de Heere dat het volk Zijn kinderen aan de afgoden geofferd hebben. Hij ‘claimt’ ze als het ware voor Zich Zelf; in het verbond zijn ze van Hem!
20 Verder hebt gij uw zonen en uw dochteren, die gij Mij gebaard hadt, genomen en hebt hen denzelven geofferd om te verteren; is het wat kleins van uw hoererijen,
21 Dat gij Mijn kinderen geslacht hebt, en hebt hen overgegeven, als gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen gaan?
Is dat in het NT anders? Zien we daar dat Jezus de kinderen niet meetelt?
Als enkele ouders hun kinderen naar Jezus brengen (Markus 10/Matth.19/Lukas 18) zegt Jezus: “Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet, want voor dezulken is het Koninkrijk van God”
Hij omarmt hen, legt Zijn handen op hen en roept de zegen van de Allerhoogste over hen af. Zij mogen delen in Zijn zegeningen en de discipelen die hen willen uitsluiten worden bestraft.
Als in het Oude Testament altijd de kinderen worden inbegrepen zou het heel vreemd zijn als dat in het Nieuw Testament zou veranderen zonder dat daar iets over wordt vermeld. Integendeel; tijdens de Pinksterpreek in Handelingen 2: 39:
38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
39 Want u komt de belofte toe, en uw zkinderen, en allen adie daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal
Die woorden onderstrepen heel duidelijk dat de HEERE ook in de nieuwe bedeling verbondsmatig met Zijn volk omgaat. En dat de heidenen ‘nu nabijgekomen’ zijn maar óók de kinderen er nog steeds bijhoren. U en uw zaad is hier nog steeds: U en uw kinderen.
De belofte van het heil is bestemd voor gelovigen én hun nageslacht; of ze nu Jood of heiden zijn.
We zien dan ook dat als iemand tot geloof komt en gedoopt wordt zijn hele huisgezin ook gedoopt wordt. Bijvoorbeeld Lydia in Handelingen 16 : 15 En als zij gedoopt was en haar huis
Een belangrijke tekst is ook 1 Korinthe 7:14 Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.
Paulus spreekt hier over een gezin waar een van de partners gelovig is en de ander heiden. Toch wordt het hele gezin gerekend als ‘geheiligd’ dwz ‘apart gezet voor de Heere’. Ze zijn als gezin in het verbond en delen in de verbondsbeloften. Daarom spreekt het Doopformulier ook van onze kinderen ‘dat ze geheiligd zijn als kinderen van de gemeente’.
We zien zowel in het OT als in het NT dat God handelt met gezinnen/families als zijnde één geheel.
Als Noach gered wordt van het verderf is zijn hele gezin daarbij betrokken. Dat zien we ook bij Lot; en bij Rachab de hoer. Als in het NT de stokbewaarder vraagt: wat moet ik doen om zalig te worden krijgt hij een antwoord waarin gelijk zijn hele huis betrokken wordt: (Handelingen 16)
30 En hen buitengebracht hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde?
31 En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.
32 En zij spraken tot hem het Woord des Heeren, en tot allen die in zijn huis waren.
33 En hij nam hen tot zich in dezelve ure des nachts, en wies hen van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de zijnen.
34 En hij bracht hen in zijn huis en zette hun de tafel voor, en verheugde zich dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was.
3. De doop in de plaats van de besnijdenis
In Handelingen 15 wordt de eerste synode gehouden. De vraag die daar aan de orde komt is of de gelovige heidenen zich moeten houden aan de voorschriften die voor de Joden geldig waren. Het énige wat de gelovige heidenen moeten overnemen is ‘zich onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn – met name van het offervlees- van hoererij, van het verstikte en van bloed’ (vs 20)
De besnijdenis wordt niet genoemd; de gelovigen uit de heidenen worden gedoopt als teken van het verbond; en niet besneden. Er waren wel Joodse gelovigen die dat nog steeds een vereiste vonden; maar in de Galatenbrief waarschuwt Paulus daar heel sterk tegen en zegt dat de besnijdenis sinds de komst van Christus niets meer voorstelt.
Galaten 5: 6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.
Galaten 6:15 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.
Als Cornelius, de hoofdman tot geloof komt blijkt duidelijk dat hij niet besneden hoeft te worden maar dat hij de doop wél ontvangt. Handelingen 10.
In Kolossenzen 2 blijkt dat valse leraren de gemeente in verwarring hebben gebracht. Een van hun dwalingen is dat zij eraan vasthouden dat christenen werkelijk besneden moeten worden om het volle heil te bereiken en te genieten. Paulus schrijft de gemeente: Geloof dit soort dwaalleraars niet! Jullie zijn al besneden met een besnijdenis die de Joodse besnijdenis ver te boven gaat. Jullie zijn namelijk gedoopt!
11 In Welken (=in Christus) gij ook besneden zijt met een besnijdenis die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus;
12 Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft.
13 En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende;
Paulus beschrijft hier de doop als de ‘waarachtige’ of de ‘vervulde’ besnijdenis; de besnijdenis van Christus, ofwel: de christelijke ‘besnijdenis’
4. Gelovigen werden gedoopt met hun huis
In verschillende bijbelgedeeltes wordt nadrukkelijk gezegd dat gelovigen gedoopt werden ‘met hun huis’.
We lazen dat al van Lydia in Handelingen 16: 14
Van de Stokbewaarder in Handelingen 16: 31,32,34. Steeds wordt nadrukkelijk ‘zijn huis’ erbij betrokken. Als er gezegd wordt dat hij ‘terstond werd gedoopt en al de zijnen’ betekent dat al degenen die tot zijn huisgezin behoorden; inclusief de slaven. (zoals Abraham ook de slaven moest besnijden)
Een andere tekst is 1 Korinthe 1: 16
16 Doch ik heb ook het huisgezin van Stéfanas gedoopt;
Zowel tegen de stokbewaarder als tegen Cornelius wordt gezegd dat als hij gelooft hij zalig zal worden ‘en al uw huis’ (Hand.16:31/Hand.11:14)
In Handelingen 18: 8 lezen we van Crispus
En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan den Heere met geheel zijn huis
In een tijd waarin gezinnen als een éénheid werden beschouwd is dat een logisch gevolg. Voor de Christenen in die tijd was het heel vanzelfsprekend dat iedereen in het gezin meegerekend werd met het geloof van de ouders (zie nogmaals de tekst uit 1 Korinthe 7:14 Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.
In de relatie met God werd de familie als een eenheid beschouwd. (zie de voorbeelden van behoud van Noach, Rachab, Lot. Maar ook voorbeelden van oordeel in de geschiedenis van Achan; Koracht Dathan en Abiram)
De vader was het hoofd van het gezin en sprak namens het gezin een belofte van trouw aan de Heere uit: Jozua 24:15 maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen.
In het Oude Testament waren vaders verplicht om regelmatig voor God in het heiligdom te verschijnen ‘met hun huis’. Onder andere:
Deut. 14:26 en eet aldaar voor het aangezicht des HEEREN uws Gods en wees vrolijk, gij en uw huis.
Deut. 15:20 Voor het aangezicht des HEEREN uws Gods zult gij ze jaar op jaar eten in de plaats die de HEERE zal verkiezen, gij en uw huis.
1 Samuel1:21 En die man Elkana toog op met zijn ganse huis, om den HEERE te offeren het jaarlijkse offer en zijn gelofte.
Altijd sprak de Heere hen aan ‘met uw huis’. Daar hoorden ook de slaven met hun evt. kinderen bij.
Bewijzen dat er bij de gedoopte huizen kinderen waren kan je niet; maar ook niet dat ze er niet bij waren. Gezien de manier waarop God in het OT met gezinnen handelde zou het vreemd zijn als in een rijkere bedeling van het NT kinderen ineens niet meegerekend werden. Dat zou op zijn minst vermeld zijn.
5. De doop in de Oude Kerk
Geen Bijbels argument, maar wel historisch bewijs. Origenes leefde 200 jaar na Christus. Hij schrijft dat ‘de kerk van de apostelen de traditie ontving om ook de jonge kinderen te dopen’.
Verder verwijs ik naar het boekje van Prof Baars.
De kinderdoop is een sacrament; een teken en zegel van het verbond. De Heere wil een teken geven ter ondersteuning van ons zwakke geloof zodat we, wanneer we het doopwater zíen, we vast geloven dat Zijn beloften ja én amen zijn. Hij heeft bevolen ‘de volken’ te dopen in Zijn Namen; de Drie-enige God verbindt Zijn naam aan onze naam en die van onze kinderen.
In de doop zijn twee kanten.
Eerst wat God ons belooft en verzekert:
De Vader: Ik heb je tot Mijn kind en erfgenaam aangenomen en zal als een Vader voor je zorgen. Ik zal al het kwaad van je weren of ten beste keren.
De Zoon: Mijn bloed wast je zonden af, waardoor je van de zonde bevrijd wordt en rechtvaardig voor God gerekend wordt
De Heilige Geest: Ik wil in je wonen en je in Christus heiligen; en schenken wat je in Christus hebt; namelijk de afwassing van de zonden én de dagelijkse vernieuwing van je leven.
Dan wat God van ons vraagt en verwacht:
Wij worden door God door de doop opgeroepen en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Leven in verbondenheid met God; Hem vertrouwen en liefhebben, met heel ons hart; heel onze ziel; en al onze krachten. Wij hebben ons van de wereld af te keren’onze oude natuur te doden en in een nieuw, Godvrezend leven te wandelen.
Als we somtijds uit zwakheid in zonde vallen; moeten we aan Gods genade niet twijfelen en ook niet in de zonde blijven liggen. Want: de doop laat ons zien (is een zegel en ontwijfelbaar getuigenis) dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben. (In Genesis 15 bij de verbondssluiting Abraham laat de HEERE zien dat het álles en álles alleen bij Hem vandaan komt. Terwijl Abraham in slaap valt gaat God Zelf tussen de stukken door en neemt Hij álle verbondsverplichtingen op Zich. En dat verbond heeft Hij besloten met Zijn dood en bloedstorting)
De kinderdoop
De vraag is: Waarom leren wij de kinderdoop en praktiseren die ook?
In de Bijbel staat toch duidelijk: Markus 16:16 “Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.”
Met evenveel recht kan je zeggen: In het Nieuwe Testament staat nergens een verbod om kinderen te dopen.
Volgens Prof Baars zijn er 5 argumenten vóór de doop van jonge kinderen.
1.Vanwege de eenheid van het verbond der genade
2.Omdat kinderen zowel in het OT als in het NT tot de gemeente behoren
3.Omdat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen
4.Omdat van verschillende momenten van doop in het NT gezegd wordt dat ze gedoopt werden ‘met heel hun huis’
5.Omdat de kinderdoop al in de Oude kerk bediend werd.
1.De eenheid van het verbond der genade.
Het verbond der genade heeft God ingesteld met Abraham.
Eerst was er het verbond met Adam; het zogenaamde werkverbond. Als Adam zich in volmaakte gehoorzaamheid aan het verbond zou houden zou hij het eeuwige leven ‘verdienen’. En Adam vertegenwoordigde daar zijn hele nageslacht. Zou hij gehoorzaam zijn dan gold de belofte voor zijn hele nageslacht; zou hij ongehoorzaam zijn dan was de bedreiging (de dood sterven) ook voor zijn hele nageslacht.
Door de zondeval is dit verbond verbroken. God laat aan Adam en Eva zien dat er toch nog zaligheid mogelijk is. Hij geeft hen de Moederbelofte Genesis 3: 15, de belofte van de komende Christus. Daar zien we voor het eerst iets van het genadeverbond dat God met Adam en Eva, én hun nageslacht opricht. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.
Vanaf het begin is het Gods bedoeling om ‘mensen en hun zaad’ bij elkaar te houden.
In onze tijd van individualisme zijn we dat niet meer gewend; maar door heel de Bijbel zie je dat in die tijd gezinnen en families bij elkaar horen en als een geheel worden gezien.
Door het hele Oude Testament zie je dat het verbond der genade (Dat God wil dat mensen zalig worden) een lijn is die steeds duidelijker wordt.
In de verbondssluiting met Abraham zegt de Heere: En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
De Heere geeft Abraham dan ook de opdracht om al wat mannelijk is in zijn huishouden te besnijden als teken van het verbond. Niet alleen zijn nageslacht maar ook degenen die tot zijn huishouden behoren; zelfs de slaven.
Naar dit verbond wordt vervolgens steeds in de Bijbel naar verwezen als het gaat over het genadeverbond. En de Heere zegt tegen Abraham dat ál zijn nageslacht hier bij inbegrepen is; maar ook alle gelovigen uit alle volken. Genesis 22: 18 En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.
Paulus schrijft dat ook in zijn brief aan de Galaten dat dat ook voor de gelovigen uit de heidenvolken geldt: Galaten 3
7.Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
8 En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden.
9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.
29 En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen
Paulus schrijft aan de gemeente van Efeze dat ze eerst buiten de beloften van Abraham stonden, maar door het geloof in Christus ‘nabijgekomen’ zijn en nu erfgenamen van de belofte zijn.
11 Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;
12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israëls, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld.
13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus.
14 Want Hij is onze vrede, Die deze beiden een gemaakt heeft, en den middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende
Als de Heere Jezus geboren wordt is dat verbond met Abraham tot zijn diepste vervulling gekomen. Heel duidelijk wordt zichtbaar dat Hij het lam is waarvan de ram in de struiken bij Abraham op wees.
Als Zacharias begrijpt dat zijn zoon de voorloper is die zou komen voordat Jezus geboren zou worden zingt hij: opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen, en gedachtig was aan Zijn heilig verbond en aan de eed die Hij aan Abraham onze vader (zie je de doorgaande lijn?) gezworen heeft. Christus gaat tot voltooiing brengen wat Hij aan Abraham belooft heeft (lees Genesis 15)
Galaten 3: 13 Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt.
14 Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof.
Er is dus een eenheid in het OT en NT als het gaat over het verbond der genade. In het OT was de besnijdenis het teken van dat verbond.
2. Kinderen horen erbij, zowel in OT als in NT
Door de hele Bijbel door zien we dat kinderen beschouwd worden als leden van de verbondsgemeenschap. We lazen dat al in de moederbelofte; maar ook in het verbond met Abraham.
In Psalm 105 lezen en zingen we het ook:
8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten;
9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak
Vanaf het begin van hun leven werden deze kinderen beschouwd als leden van de gemeente van het OT.
Bij bepaalde plechtigheden als het verbondsvolk opgeroepen werd om samen te komen ‘voor de HEERE hun God’ wordt de aanwezigheid van kinderen specifiek benoemd.
Deut. 29:
10 Gij staat heden allen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods: uw hoofden uwer stammen, uw oudsten en uw ambtlieden, alle man van Israël,
11 Uw kinderkens, uw vrouwen, en uw vreemdeling die in het midden van uw leger is, van uw houthouwer tot uw waterputter toe,
12 Om over te gaan in het verbond des HEEREN uws Gods en in Zijn vloek, hetwelk de HEERE uw God heden met u maakt,
13 Opdat Hij u heden Zichzelven tot een volk bevestige en Hij u tot een God zij, gelijk als Hij tot u gesproken heeft, en egelijk als Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft
2 Kron. 20:13
En gans Juda stond voor het aangezicht des HEEREN, ook hun kinderkens, hun vrouwen en hun zonen.
Joel 2
15 Blaast de bazuin te Sion; gheiligt een vasten, roept een verbodsdag uit. g Joël 1:14.
16 Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens en die de borsten zuigen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer, en de bruid uit haar slaapkamer.
In Ezechiël 16 klaagt de Heere dat het volk Zijn kinderen aan de afgoden geofferd hebben. Hij ‘claimt’ ze als het ware voor Zich Zelf; in het verbond zijn ze van Hem!
20 Verder hebt gij uw zonen en uw dochteren, die gij Mij gebaard hadt, genomen en hebt hen denzelven geofferd om te verteren; is het wat kleins van uw hoererijen,
21 Dat gij Mijn kinderen geslacht hebt, en hebt hen overgegeven, als gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen gaan?
Is dat in het NT anders? Zien we daar dat Jezus de kinderen niet meetelt?
Als enkele ouders hun kinderen naar Jezus brengen (Markus 10/Matth.19/Lukas 18) zegt Jezus: “Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet, want voor dezulken is het Koninkrijk van God”
Hij omarmt hen, legt Zijn handen op hen en roept de zegen van de Allerhoogste over hen af. Zij mogen delen in Zijn zegeningen en de discipelen die hen willen uitsluiten worden bestraft.
Als in het Oude Testament altijd de kinderen worden inbegrepen zou het heel vreemd zijn als dat in het Nieuw Testament zou veranderen zonder dat daar iets over wordt vermeld. Integendeel; tijdens de Pinksterpreek in Handelingen 2: 39:
38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
39 Want u komt de belofte toe, en uw zkinderen, en allen adie daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal
Die woorden onderstrepen heel duidelijk dat de HEERE ook in de nieuwe bedeling verbondsmatig met Zijn volk omgaat. En dat de heidenen ‘nu nabijgekomen’ zijn maar óók de kinderen er nog steeds bijhoren. U en uw zaad is hier nog steeds: U en uw kinderen.
De belofte van het heil is bestemd voor gelovigen én hun nageslacht; of ze nu Jood of heiden zijn.
We zien dan ook dat als iemand tot geloof komt en gedoopt wordt zijn hele huisgezin ook gedoopt wordt. Bijvoorbeeld Lydia in Handelingen 16 : 15 En als zij gedoopt was en haar huis
Een belangrijke tekst is ook 1 Korinthe 7:14 Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.
Paulus spreekt hier over een gezin waar een van de partners gelovig is en de ander heiden. Toch wordt het hele gezin gerekend als ‘geheiligd’ dwz ‘apart gezet voor de Heere’. Ze zijn als gezin in het verbond en delen in de verbondsbeloften. Daarom spreekt het Doopformulier ook van onze kinderen ‘dat ze geheiligd zijn als kinderen van de gemeente’.
We zien zowel in het OT als in het NT dat God handelt met gezinnen/families als zijnde één geheel.
Als Noach gered wordt van het verderf is zijn hele gezin daarbij betrokken. Dat zien we ook bij Lot; en bij Rachab de hoer. Als in het NT de stokbewaarder vraagt: wat moet ik doen om zalig te worden krijgt hij een antwoord waarin gelijk zijn hele huis betrokken wordt: (Handelingen 16)
30 En hen buitengebracht hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde?
31 En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.
32 En zij spraken tot hem het Woord des Heeren, en tot allen die in zijn huis waren.
33 En hij nam hen tot zich in dezelve ure des nachts, en wies hen van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de zijnen.
34 En hij bracht hen in zijn huis en zette hun de tafel voor, en verheugde zich dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was.
3. De doop in de plaats van de besnijdenis
In Handelingen 15 wordt de eerste synode gehouden. De vraag die daar aan de orde komt is of de gelovige heidenen zich moeten houden aan de voorschriften die voor de Joden geldig waren. Het énige wat de gelovige heidenen moeten overnemen is ‘zich onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn – met name van het offervlees- van hoererij, van het verstikte en van bloed’ (vs 20)
De besnijdenis wordt niet genoemd; de gelovigen uit de heidenen worden gedoopt als teken van het verbond; en niet besneden. Er waren wel Joodse gelovigen die dat nog steeds een vereiste vonden; maar in de Galatenbrief waarschuwt Paulus daar heel sterk tegen en zegt dat de besnijdenis sinds de komst van Christus niets meer voorstelt.
Galaten 5: 6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.
Galaten 6:15 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.
Als Cornelius, de hoofdman tot geloof komt blijkt duidelijk dat hij niet besneden hoeft te worden maar dat hij de doop wél ontvangt. Handelingen 10.
In Kolossenzen 2 blijkt dat valse leraren de gemeente in verwarring hebben gebracht. Een van hun dwalingen is dat zij eraan vasthouden dat christenen werkelijk besneden moeten worden om het volle heil te bereiken en te genieten. Paulus schrijft de gemeente: Geloof dit soort dwaalleraars niet! Jullie zijn al besneden met een besnijdenis die de Joodse besnijdenis ver te boven gaat. Jullie zijn namelijk gedoopt!
11 In Welken (=in Christus) gij ook besneden zijt met een besnijdenis die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus;
12 Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft.
13 En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende;
Paulus beschrijft hier de doop als de ‘waarachtige’ of de ‘vervulde’ besnijdenis; de besnijdenis van Christus, ofwel: de christelijke ‘besnijdenis’
4. Gelovigen werden gedoopt met hun huis
In verschillende bijbelgedeeltes wordt nadrukkelijk gezegd dat gelovigen gedoopt werden ‘met hun huis’.
We lazen dat al van Lydia in Handelingen 16: 14
Van de Stokbewaarder in Handelingen 16: 31,32,34. Steeds wordt nadrukkelijk ‘zijn huis’ erbij betrokken. Als er gezegd wordt dat hij ‘terstond werd gedoopt en al de zijnen’ betekent dat al degenen die tot zijn huisgezin behoorden; inclusief de slaven. (zoals Abraham ook de slaven moest besnijden)
Een andere tekst is 1 Korinthe 1: 16
16 Doch ik heb ook het huisgezin van Stéfanas gedoopt;
Zowel tegen de stokbewaarder als tegen Cornelius wordt gezegd dat als hij gelooft hij zalig zal worden ‘en al uw huis’ (Hand.16:31/Hand.11:14)
In Handelingen 18: 8 lezen we van Crispus
En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan den Heere met geheel zijn huis
In een tijd waarin gezinnen als een éénheid werden beschouwd is dat een logisch gevolg. Voor de Christenen in die tijd was het heel vanzelfsprekend dat iedereen in het gezin meegerekend werd met het geloof van de ouders (zie nogmaals de tekst uit 1 Korinthe 7:14 Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.
In de relatie met God werd de familie als een eenheid beschouwd. (zie de voorbeelden van behoud van Noach, Rachab, Lot. Maar ook voorbeelden van oordeel in de geschiedenis van Achan; Koracht Dathan en Abiram)
De vader was het hoofd van het gezin en sprak namens het gezin een belofte van trouw aan de Heere uit: Jozua 24:15 maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen.
In het Oude Testament waren vaders verplicht om regelmatig voor God in het heiligdom te verschijnen ‘met hun huis’. Onder andere:
Deut. 14:26 en eet aldaar voor het aangezicht des HEEREN uws Gods en wees vrolijk, gij en uw huis.
Deut. 15:20 Voor het aangezicht des HEEREN uws Gods zult gij ze jaar op jaar eten in de plaats die de HEERE zal verkiezen, gij en uw huis.
1 Samuel1:21 En die man Elkana toog op met zijn ganse huis, om den HEERE te offeren het jaarlijkse offer en zijn gelofte.
Altijd sprak de Heere hen aan ‘met uw huis’. Daar hoorden ook de slaven met hun evt. kinderen bij.
Bewijzen dat er bij de gedoopte huizen kinderen waren kan je niet; maar ook niet dat ze er niet bij waren. Gezien de manier waarop God in het OT met gezinnen handelde zou het vreemd zijn als in een rijkere bedeling van het NT kinderen ineens niet meegerekend werden. Dat zou op zijn minst vermeld zijn.
5. De doop in de Oude Kerk
Geen Bijbels argument, maar wel historisch bewijs. Origenes leefde 200 jaar na Christus. Hij schrijft dat ‘de kerk van de apostelen de traditie ontving om ook de jonge kinderen te dopen’.
Verder verwijs ik naar het boekje van Prof Baars.
De kinderdoop is een sacrament; een teken en zegel van het verbond. De Heere wil een teken geven ter ondersteuning van ons zwakke geloof zodat we, wanneer we het doopwater zíen, we vast geloven dat Zijn beloften ja én amen zijn. Hij heeft bevolen ‘de volken’ te dopen in Zijn Namen; de Drie-enige God verbindt Zijn naam aan onze naam en die van onze kinderen.
In de doop zijn twee kanten.
Eerst wat God ons belooft en verzekert:
De Vader: Ik heb je tot Mijn kind en erfgenaam aangenomen en zal als een Vader voor je zorgen. Ik zal al het kwaad van je weren of ten beste keren.
De Zoon: Mijn bloed wast je zonden af, waardoor je van de zonde bevrijd wordt en rechtvaardig voor God gerekend wordt
De Heilige Geest: Ik wil in je wonen en je in Christus heiligen; en schenken wat je in Christus hebt; namelijk de afwassing van de zonden én de dagelijkse vernieuwing van je leven.
Dan wat God van ons vraagt en verwacht:
Wij worden door God door de doop opgeroepen en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Leven in verbondenheid met God; Hem vertrouwen en liefhebben, met heel ons hart; heel onze ziel; en al onze krachten. Wij hebben ons van de wereld af te keren’onze oude natuur te doden en in een nieuw, Godvrezend leven te wandelen.
Als we somtijds uit zwakheid in zonde vallen; moeten we aan Gods genade niet twijfelen en ook niet in de zonde blijven liggen. Want: de doop laat ons zien (is een zegel en ontwijfelbaar getuigenis) dat wij een eeuwig verbond der genade met God hebben. (In Genesis 15 bij de verbondssluiting Abraham laat de HEERE zien dat het álles en álles alleen bij Hem vandaan komt. Terwijl Abraham in slaap valt gaat God Zelf tussen de stukken door en neemt Hij álle verbondsverplichtingen op Zich. En dat verbond heeft Hij besloten met Zijn dood en bloedstorting)