Dat predikers oproepen of zelfs bevelen tot de doop (punt 3) staat vast, maar dat is iets anders dan het nemen van het doopbesluit zelf. In de Schrift ligt dat besluit consequent bij degene die hoort en gelooft:Valcke schreef: ↑Gisteren, 21:28 Dat is wel een zeer eenzijdige benadering. Bij punt 3 ligt het initiatief bij de predikers zelf, niet primair bij de dopeling. En het initiatief bij het dopen van een ‘huis’ wordt in de Bijbel niet nader uitgewerkt. Verder moet je onderscheid maken tussen het dopen van bekeerlingen en het dopen van degenen die uit christelijke ouders geboren zijn. Nergens beschrijft het NT die laatste situatie buiten de huisteksten. Los hiervan zijn er ook heel andere vragen die in dit kader van belang zijn en die je buiten beschouwing laat.
“Die dan zijn woord aannamen, werden gedoopt” (Hand. 2:41);
“Wat verhindert míj gedoopt te worden?” (Hand. 8:36).
De prediker roept op, maar neemt het besluit tot de doop nergens namens de ander.
Daarom nog een vraag, nu tekst met tekst vergeleken:
In Handelingen 2:41 ligt het initiatief bij degenen die het Woord aannemen.
In Handelingen 8:36 ligt het initiatief bij de dopeling die zelf om de doop vraagt.
Welke Nieuwtestamentische tekst leg jij hiernaast waarin het besluit tot de doop expliciet bij de prediker ligt?
Het onderscheid tussen bekeerlingen en mensen die uit christelijke ouders geboren zijn, wordt in het Nieuwe Testament zelf niet als aparte doopcategorie uitgewerkt. Dat er daarnaast andere vragen van belang zijn, kan zo zijn, maar die veranderen niets aan het antwoord op deze ene, afgebakende vraag zoals de Schrift die zelf beantwoordt.