De meeste Christengemeentes zijn uit de joden of jodengenoten ontstaan. Dus deze discussies waren er vaak. Bovendien was de rustdag naar de eerste dag der week verschoven. Maar de tien geboden zijn eeuwig durend. Dus voor ons geldt de zondagsrust. Het lijkt me echter niet de bedoeling om hier weer een discussie over de zondagsrust te gaan voeren. Zie wat de Dordtse Synode over de sabbat/ zondag heeft overwogen:Simon schreef:Dan zal Paulus het daar wel tegen de joden gehad hebben, want de heidense romeinen wisten natuurlijk bijzonder weinig van het ''oude testament''.Erasmiaan schreef:Dit gaat natuurlijk niet over de sabbat of de zondag. God nuanceert de Tien Geboden niet, want die zijn eeuwigdurend. Dit gaat over de feestdagen in het Oude Testament.Simon schreef:Totaal ongepaste vergelijking natuurlijk.Erasmiaan schreef: Net zoals je niet mag vinden dat een ander niet mag vloeken, en je daar ook niets van aan moet trekken? En echtbreken? Nee Simon, voor de godsdienst die jij voorstaat kan ik geen enkel respect hebben.
Rom 14;5
De een acht wel den enen dag boven den anderen dag; maar de ander acht al de dagen gelijk. Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd.
Ik zie niet in wat dat met deze discussie te maken heeft. Maar om toch te reageren: deze gaven komen niet meer zo voor als in de eerste tijd na pinksteren. Er zal niet zo snel meer iemand komen met een "vreemde taal" of "een openbaring". Wat we hieruit kunnen leren, als grondregel, is dat alles met stichting moet geschieden. En daar houdt onze gemeente zich aan, ja.Maar voor je verder gaat met het veroordelen van Andermans knecht, nog even over 1 Kor 14;26, houdt jouw gemeente zich aan deze verordinering door de apostel?
Als er feestdagen was bedoelt had dat er wel zo gestaan.Er staat echter gewoon dagen en later ook IEDERE dag.
Bovendien zou het woord sabbatton gebruikt zijn.
Dordtse Synode schreef:De 163ste ZITTING.
Den 17 Mei des Vrijdags, des voormiddags. [...]
5. Dat men de Hoog Mog. Heeren Staten Generaal zal verzoeken, dat de veelvuldige en, dagelijks overal in deze Provincie, toe nemende schending des Sabbats,door nieuwe en scherpe plakkaten moge worden geweerd en voorkomen.
Bij gelegenheid van de orde op het weren van de schendingen des Sabbats, is over wogen de kwestie van de noodzakelijkheid
der onderhouding van den Dag des Heeren, die men in de Kerken van Zeeland begonnen is rijpelijk te onderzoeken, en zijn de Heeren Professoren verzocht, in het bizonder met de broederen van Zeeland over de kwestie eene vriendelijke conferentie aan te stellen, en meteen te overwegen, of niet eenige zekere algemeene regelen met gemeene toestemming zouden kunnen begrepen en gesteld worden, binnen welker grenzen beide de partijen, in het verhandelen van deze kwestie, zich zoolang zouden houden, totdat, in de naaste Nationale Synode, over deze kwestie naderzoudeonderzoek worden gedaan.
Is goedgevonden de zaak van de heimelijke Kerken, in de deelen van Nederland onder den Spanjaard onder het kruis zuchtende, aan hunne Hoog Mog. de StatenGeneraal, ernstig aan te bevelen, indien het gebeurde, dat er nog te eenigen tijd van verlenging van den wapenstilstand, of voorwaarde van vrede werd gehandeld.
De 164ste ZITTING.
Den 17 Mei des Vrijdags, des namiddags.
De regelen, aangaande de onderhouding van den Sabbat, of Dag des Heeren, bij de Heeren Professoren, met toestemming van de broederen van Zeeland, ontworpen, zijn voorgelezen en goedgekeurd, en zijn deze navolgende:
I. In het vierde Gebod der Goddelijke Wet is iets ceremonieels en iets zedelijks.
II. Ceremonieel is geweest de rust van den zevenden dag na de schepping en de strenge onderhouding van denzelven dag, het Joodsche Volk bizonder opgelegd.
III. Zedelijk, dat een zekere en gezette dag den Godsdienst zij toegeëigend, en waartoe zoowel rust als tot den Godsdienst eene heilige overdenking er van noodig is,
IV. De Sabbat der Joden afgeschaft zijnde, moet de dag des Heeren door de Christenen plechtig geheiligd worden.
V. Deze dag is sedert de tijden der Apostelen in de eerste Katholieke Kerk altijd onderhouden.
VI. Dezelve dag moet alzoo den Godsdienst toegeëigend worden, dat men op denzelven ruste van alle slaafsche werken, uitgenomen die de liefde en tegenwoordige noodzakelijkheid vereischen, mitsgaders van alle zoodanige vermaken, die den Godsdienst verhinderen.