Fjodor : Dit las ik in een voorrede. En ik ben benieuwd naar jullie mening.
Theodorus van der Groe schreef:Zoo lange dan iemand van deze zonde des ongeloofs, door Gods Geest, niet levendig in zijn harte overtuigd wordt kan alle zijne andere overtuiging, welke hij ook mag hebben, geenszins genoegzaam zijn, om hem in ware zielsverslagenheid opregt gelovig tot Christus te doen komen. Hij zal dan nog niet gansch gewond en krank aan zijne ziele gevonden worden; en diensvolgens ook nog niet regt begeerig zijn, om zijne toevlucht zuiver alleen te nemen tot dien hemelschen Medicijnmeester; maar hij zal zijn leven en behoudenisse dan altijd nog meer of min in den grond van zijne eigene gerechtigheid blijven zoeken; en daartoe met zijne gebeden en tranen, en met allerhande wettisch werk ook nog iets trachten toe te brengen, ten einde om den Heere te bewegen tot genade; terwijl hij beide zijne oogen ongeloovig blijft toesluiten voor de Goddelijke genade-belofte in het Evangelium.
Verderop zegt hij, ik parafraseer, dat iedereen die niet in ware zielsoprechtheid zijn vertrouwen en hope op Christus stelt God tot een leugenaar maakt, want het geloof is niet echt en die God niet gelooft maakt Hem tot een leugenaar, 1 Joh. 5:10.
Fjodor: Is iedereen die hier gelooft tot Christus gekomen te zijn daarvóór levendig in het harte overtuigd van de zonde des ongeloofs? (Ikzelf kan het me niet heugen, wel overtuigd van zonde, maar niet van ongeloof, en sowieso niet zo levendig als het hier beschreven wordt).
Een melaatse in Israel mocht pas tot de priester gaan, wanneer hij geheel melaats was. Wanneer er geen leven in zijn huid meer was, dan was hij van zijn melaatsheid genezen, en mocht de priester de rite van de twee vogeltjes uitvoeren. Het ene werd doodgedrukt, zijn bloed opgevangen, vermengd met water uit een levende bron, dit mengsel van bloed en water (Bloed der verzoening en Geest der vrijheid) werd dan gestreken aan het andere vogeltje dat in vrijheid werd vrijgelaten. Het beeld van de kruisdood en opstanding van Jezus Christus. Lees in dit zelfde verband ook Rom. 6:3-8.
Fjodor:Als iemand zijn behoudenis min of meer in zijn eigen gerechtigheid zoekt betekent dat dan dat diegene niet tot de Hemelse Medicijnmeester komen? Het kan toch best zijn dat men (onbewust) de eigengerechtigheid nog gedeeltelijk overeind houdt maar dat die wel met een beginsel van waar geloof tot Christus komt?
Wanneer er nog iets van leven in de huid van de melaatse aanwezig was, dan moest hij terug keren naar zijn leprakolonie. Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonden, Rom. 6:7.
Fjodor: Ik vind het bijna slecht te noemen dat ds. Van der Groe, (en vele anderen met hem) de gebeden en tranen zo beschrijven. Hoe vaak kom ik dat niet tegen! dat het bidden en smeken in verband wordt gebracht met de eigengerechtigheid. Eigenlijk kraak je het bidden en smeken af, terwijl het o zo goed is. (die bidt zal gegeven worden).
De gebeden en de vele tranen zijn geen grond, hoewel het er niet omheen gaat. De wettische droefheid beweent de zonden, de evangelische droefheid beweent de vergeven schuld en zonden. Wie het tweede mag kennen, kent ook het eerste. Maar velen kennen het eerste vanuit een zekere overtuiging, waaruit blijkt dat ze geestelijk stervende zijn. Zeer velen zijn stervende, maar zeer weinigen zijn aan de wet
gestorven. Waar God Zijn gerechtigheid(=gehoorzaamheid) opeist in het hart van de zondaar, aldaar moet een zondaar omkomen in zijn ongerechtigehden voor God. Dit is het geheim van zalig worden. Denk ook aan het beeld van Jona den profeet. Ongehoorzame Jona overboord, en een gehoorzame Jona op het strand. Ongehoorzaamheid van Jona begraven in de buik van de vis. Achter de geestelijke kruisdood ligt de opstanding met Christus.
Fjodor:Tenslotte. Wie kan zeggen God in ware zielsoprechtheid aan te nemen / aan te hebben genomen? Ik niet.. Nog altijd moet ik zeggen, Heere ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp.
Met de belijdenis van: "Heere ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp." betuigt een zondaar de gestalte van een ongelovige gelovige Thomas. Thomas was immers rein om het woord dat Hij tot Hem had gesproken, naar Joh. 15:3. En daarmede ingelijfd in Zijn Borg en Zaligmaker. Later bij de voetwassing herhaalt de Heere Jezus dit nogmaals. Beste Fjodor, in het geloof is geen enkele twijfel. Het geloof is altijd toevluchtnemend en rechtvaardigend van aard. Denk aan de moordenaar naast Jezus en de bloedvloeiende vrouw. Beiden zijn aan het einde van de wet gekomen, waar zij Christus hebben mogen vinden en omhelsen, Rom. 10:4. Beiden gingen van de vloek naar Zijn zegen, van de hel naar de hemel. Hoe wist de moordenaar dat Hij de Heere was, en dat Hij naar Zijn Paradijs zou gaan? Dat had de Geest hem verkondigd, Die het uit Hem nam en in zijn hart heeft willen verkondigen, Joh. 16:13-15. Hoe wist de bloedvloeiende vrouw dat in Hem haar lichamelijke en geestelijke genezing te vinden was? Ook weer door die zelfde Werkmeester en Schepper van het zaligmakende geloof. Al hadden er 20 olifanten voor haar gestaan, dan had deze vrouw ze alle 20 opzij geschoven. "Want, al had ge maar het geloof van een mosterdzaadje, ge zou tegen deze berg zeggen: wordt uitgerukt en in de zee geworpen", zegt de Heere Jezus. Dit geloof werd daarom altijd door Hem beantwoord. Want God kan Zijn eigen werk nooit afwijzen. Al die vermoeid en belast tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen. Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem.