we worden het niet geheel eens.
Geeft niet. Hieronder een stukje van iemand die met allebei de verklaringen kan leven (net zoals ik). Ik vind wel dat hij er rijke lessen uit trekt.
Christus als koopman
Ge zou de twee gelijkenissen ook heel anders uitleggen.
En wel zo, dat degene die de schat ontdekte en de kostbare parel vond, niet een gelovige is, maar Jezus Christus zelf.
Dat betekent dan dat Jezus in zijn vreugde heenging en alles verkocht om die akker of parel te kunnen kopen. Want dat deed Hij natuurlijk.
Hij heeft het Gode gelijk zijn niet als een roof geacht, maar zichzelf ontledigd. (Php 2:6-7) Hij heeft zijn Vader in de hemel en de heerlijkheid die Hij in de hemel had, prijsgegeven.
Want zo lief heeft Hij de wereld gehad, dat Hij zijn leven gaf. Dat deed Hij eenmaal op Golgotha, maar daar houdt het niet mee op. Want Hij gaat door met zijn leven te geven tot de dag van vandaag.
Hij wil zijn zegen geven aan jou en door jou heen aan de ander. Want geven is zijn wezen.
‘Heb je alles al ontvangen van wat Jezus je wil geven?’
En dan komen we natuurlijk bij die moeilijke vraag, moet ik echt alles opgeven?
Ik zit volop in mijn studie, ik heb nu een goed werk, eindelijk kan ik van mijn pensioen genieten vul het maar zelf in.
Vraag Jezus nu van me om alles op te geven en ergens naar een ander land te gaan of naar een andere plaats om het Evangelie te verkondigen? Dat we een volledige andere toekomst moeten gaan uit stippelen?
Als ik deze vraag beantwoord dan denk ik dat de meeste zich lastig gaan voelen. Want ik denk dat het antwoord JA is.
Voordat ik hier verder op in ga, moeten wij ons eens proberen te herinneren het moment of de tijd toen wij tot bekering gekomen zijn. Het moment toen wij Jezus zagen en toen Hij ons vroeg om Hem te volgen, het moment toen we JA zeiden. Een keerpunt in ons leven.
Als ik terug kom op mijn volmondig JA van daarnet, bedoel ik echt niet dat Jezus van ons verwacht dat wij allemaal onze knapzak moeten pakken en op weg gaan om het Evangelie te verkondigen. Nee, maar stel je voor dat de Here God jou duidelijk zou maken, dat jij inderdaad naar landen zou moeten gaan waar ze het Evangelie nog niet gehoord hebben, om het daar te gaan vertellen. Wat dan?
Zou je daartoe bereid zijn?
Durven wij zeggen: Here, ik studeer, werk of ben op pensioen nu, en zolang er niets gebeurt, wil dat zeggen dat ik gewoon mag verder doen met wat ik bezig ben. Maar… indien U met mij een andere weg op wil, sta ik daar open voor.
Dit is wat Jezus bedoeld, de innerlijke bereidheid om je beschikbaar te stellen onder zijn heerschappij. Hij wordt de Here. Hij wordt de Koning. Het Koningschap van boven.
Wie heeft er het laatste woord in je leven, Hij, of zeg je, Heer, ik wil zou heel graag doen wat je van mij verlangd, maar ik bepaal wel zelf of ik nu verder studeer, werk of van mijn pensioentje geniet. Met andere woorden, Heer, U bent een prachtige God, maar ik bepaal zelf wel hoe mijn leven verder gaat.
Begrijp je? Het is het allerbelangrijkste om God het laatste woord te geven. Als we dat nou eens meer deden, dan zou God ons beter kunnen gebruiken waar dat nodig is.
Maar laat ik duidelijk zijn: God is een God van orde. Als je aan een studie bent begonnen, ligt het voor de hand dat je die afmaakt.
Het gaat om de gezindheid van je hart, om je bereidheid.
Een voorbeeld uit de Bijbel, dat ons kan helpen is van dat jongetje, dat bij de Here Jezus komt met vijf broden en twee vissen. Je kent dat verhaal (Mt 14:14-21)
Er waren vijfduizend mannen met vrouwen en kinderen, dus een menigte van zeker tienduizend mensen die Jezus al drie dagen gevolgd waren.
Ze hadden geen eten meer en de Here Jezus krijgt medelijden met ze. Hij wil voor ze zorgen en hen eten geven.
Dan zegt Hij: ‘Ga eens kijken of er iemand is die wat bij zich heeft.’ Waarschijnlijk zullen er wel mensen geweest zijn die wat bij zich hadden. Maar de meesten hielden het waarschijnlijk ergens verborgen. Ze zullen wel gedacht hebben: wat je weggeeft, dat ben je kwijt.
Maar er was één naïef, impulsief manneke dat met vijf broden en twee vissen aan kwam.
Hij had met die vijf broden vier dingen kunnen doen.
- Hij had het om te beginnen voor zichzelf kunnen houden. Dat is misschien wel een reaktie die de meeste mensen zouden doen.
- Hij had het ook uit kunnen delen, links en rechts. Dan had hij misschien tien of twintig mensen te eten kunnen geven. En dat is prima, uitdelen. Dat noemen we ontwikkelingshulp. Alleen, is het dikwijls niet meer dan druppels op gloeiende platen. Want dat betekent dat er minstens negenduizend mensen nog niets hadden gehad.
- Het derde dat hij had kunnen doen, was dat hij gezegd had: Ik geef mijn leven, mijn broodjes in dit geval, aan de Here Jezus op voorwaarde dat Hij ze heel houdt.
Er zijn veel mensen die zo hun leven aan de Heer geven. ‘Heer, ik bepaal wat ik met mijn studie doe. Ik bepaal welke baan ik straks neem. Ik zal U wel dienen, maar U moet me wel heel houden. Dus ik geef mijn leven aan U, maar houd me aub zoals ik ben met mijn eigen plannetjes.’
Ik denk dat in dat geval Jezus tegen dat mannetje gezegd zou hebben ‘Jongen, Ik vind dit heel lief, maar deel ze dan maar zelf uit, want als Ik ze niet breken mag, kan Ik er net zoveel mensen mee helpen als jij. Dus duik dan maar in die ontwikkelingshulp. Geef het maar aan de mensen.’
- Pas toen het jongetje de broden en de vissen echt aan de Here Jezus gaf en de Heer daar alles mee mocht doen wat Hij wilde, kon de Heer het gaan breken (Jesaja 57:15) en dat is vaak een heel pijnlijk proces in ons leven.
Maar pas toen… kon Hij er tienduizend mensen mee te eten geven.
Dat doen de mensen die de schat ontdekken. Die gaan door dat pijnlijke proces heen en zeggen: ‘Heer Jezus, hier hebt U alles.’
En dat betekent niet, dat je je bankboekje weggeeft of dat je je auto moet gaan verkopen. Daar gaat het niet om. Het gaat om de beslissing van binnen, waardoor je met heel je hart kunt zeggen: ‘Heer, U hebt nu zeggingskracht. U hebt het nu voor het zeggen. U bent den baas niet ik. Het Koninkrijk der hemelen is nu over mij gekomen. Doe maar.’
Het zijn toch schoon verhalen hé. Mensen die alles opgeven, die heel veel doen om Jezus na te volgen, maar ja, ik ben te jong, ik ben te oud, ik zit er juist tussen in, ik hou van feesten, ik hou van reizen, ik wil met vrienden plezier maken, ik heb veel werk. En … ik stel dat liever uit tot het mij best past.
Het is heel moeilijk om bepaalde dingen op te geven voor het geloof.
Maar we moeten ons de vraag stellen, zijn wij een christen? In die zin dat Hij de absolute koning is van ons leven? Is het Koninkrijk der hemelen in ons leven nabij gekomen?
Het staat zo schoon in de Bijbel beschreven, maar om het echt heel concreet te maken en om het echt toe te passen in ons eigen leven?
volgens mij is dit uit een preek van Henk Binnendijk.