Het oog van een naald was in die tijd de kleinst denkbare opening, en deDDD schreef: ↑24 dec 2024, 10:11Volgens mij moet jij echt eens een andere bijbelvertaling gaan lezen, want dit is geen bijbeluitleg meer. Het spijt me oprecht, maar dit doet pijn aan mijn ogen.Scheepsbel schreef: ↑24 dec 2024, 10:06Omdat je hier de gelijkenis moet begrijpen, de uitleg is dat men niet uit zichzelf zalig kan worden , mensen rijk in zichzelf denken zelf zalig te kunnen worden en daar zet Jezus heb buiten, dit heeft niks met rijkdom in geld te maken.Posthoorn schreef: ↑24 dec 2024, 10:01 Feitelijk worden hier de woorden van Jezus Zelf tegengesproken. De Heere Jezus zegt wel dat rijken bezwaarlijk in het koninkrijk der hemelen binnen zullen gaan, maar nee, wordt dan geroepen, dat klopt niet, want er zijn ook rijken die wél gelovigen waren. Dus hebben we de woorden van Jezus mooi geneutraliseerd.
kameel het grootst denkbare dier. Het was dan ook niet realistisch te denken
dat iets heel groots – een kameel – door het oog van iets heel kleins – een
naald – kon gaan. Dit zou alleen mogelijk zijn als er een wonderbaarlijke
verandering zou plaatsvinden, waarbij de kameel kleiner of het oog van de
naald groter zou worden. Christus gebruikt een typisch oosters beeld en
geeft juist door dit contrast een onmogelijkheid weer.
Als de discipelen dit horen, staan ze zeer versteld. Voor hen betekent dit, dat
er dan niemand behouden kan worden. Een rijke leeft voor hen duidelijk in
overeenstemming met Gods wet, want zijn rijkdom bewijst dat Gods gunst
op hem is. Rijkdom is in het Jodendom immers een bewijs van Goddelijke
zegen. Daarom begrijpen de discipelen de draagwijdte van de woorden
van de Heere niet en kunnen ze hun verbazing daarover niet verbergen.
In dit hoofdstuk blijkt telkens hun moeite met Zijn onderwijs (verzen 10,13,25).
Hun moeite ontstaat omdat Hij de Joodse opvattingen van Zijn discipe-
len zowel over huwelijk als over kinderen en over bezit in een ander licht
plaatst en wel het licht van het koninkrijk waarvan de Koning verworpen is.
Hun vraag wie dan behouden kan worden, beantwoordt de Heeer niet
met te zeggen dat het voor mensen moeilijk is om behouden te worden,
maar dat het onmogelijk is. Het is voor mensen niet mogelijk om hun eigen
redding te bewerken. Maar daarom is het niet hopeloos, want bij God is
het wel mogelijk. Er moet een werk van God aan te pas komen om dit te
laten gebeuren. De mens openbaart altijd zijn natuur en het is voor hem
onmogelijk daaraan zelf iets te veranderen, zoals een Ethiopiër er niets aan
kan veranderen dat hij zwart is en een panter er niets aan kan veranderen
dat hij vlekken heeft (Jr 13:23). Het is hun natuur. Maar God kan die
verandering wel aanbrengen.
Anders gezegd: het mag dan voor een mens onmogelijk zijn om tot God
te komen, maar dit wil niet zeggen dat God niet in staat zou zijn om tot de
mens te komen. In Christus is Hij gekomen, en aan het kruis heeft Christus
het werk volbracht dat geen mens ooit zou kunnen volbrengen. Onze Heere
Jezus Christus wás juist rijk en is om ons arm geworden, opdat wij door
Zijn armoede rijk zouden worden (2Ko 8:9). Dat is niet mogelijk bij mensen,
maar wel bij God!