Kanttekeningen zijn niet geïnspireerd. Maar is tekst waarover indertijd overeen was gekomen om die zo te plaatsen. Zo af en toe lees je hoe men schijnheiligen zonder aarzeling aanduidde als behorend tot een uitwendig verbond:
Matth. 8: 12 “En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn en knersing der tanden.” “Dat is, die Joden met welke God wel een uiterlijk verbond gemaakt had, maar die zich door hun ongeloof hetzelve onwaardig maakten.”
Joh. 1: 11 “Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.” “Dat is, het meeste deel derzelver Israëlieten, die tot het uitwendig verbond behoorden en daarom de Zijnen hier genaamd worden.”
1 Kor. 7: 14 “Want de ongelovige man is geheiligd door de vrouw, en de ongelovige vrouw is geheiligd door den man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.” “Dat is, zijn in het uiterlijk verbond Gods begrepen, en hebben toegang tot de tekenen en zegelen van Gods genade, zowel als degenen die van beide gelovige ouders zijn geboren.”
1 Petr. 2: 9 “Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk” “Dat is, u komen al deze privileges en eretitels metterdaad toe, die het ganse volk van Israël doorgaans en inzonderheid ten aanzien van het uiterlijk verbond worden gegeven.”
Over de beloften,
Rom. 9: 6 “Doch ik zeg dit niet alsof het woord Gods ware uitgevallen. Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn.” “Of: Doch het is niet mogelijk dat het woord Gods uitgevallen is. Hier begint de apostel een grote zwarigheid te beantwoorden, die tegen zijn voorgaande leer kon voorgebracht worden, namelijk hoe het kon geschieden dat de rechtvaardigheid en heiligheid alleen door het geloof in Jezus Christus wordt verkregen, daar de Joden, met welke God Zijn verbond gemaakt had, en wien de beloften van de rechtvaardigheid door den Messias voornamelijk geschied waren, Christus en het geloof in Hem verwierpen; het zou dan mogen geschenen hebben, dat de beloften Gods krachteloos waren geworden. Waarop de apostel antwoordt dat deze beloften niet eigenlijk waren geschied aan de vleselijke nakomelingen van Abraham, maar aan degenen die God zo uit zijn geslacht als uit de heidenen daartoe ook krachtiglijk naar Zijn eeuwige verkiezing zou roepen, latende de anderen door een rechtvaardig en ondoorgrondelijk oordeel in hun verdorvenheid verharden.”