Ook dit is een generalisatie of wellicht een napraten.GerefGemeente-lid schreef: ↑26 aug 2024, 13:37 Dat klopt. Als we een mogen weten geborgen te zijn in Christus Jezus, dan ziet God ons in Zijn Zoon alsof er nooit enig zonde had plaatsgevonden. Maar het punt van velen is dat men zonder zondekennis en ellendekennis wil bekeerd worden. De verloren zoon kwam als een onwaardige tot zijn vader. Maar velen komen vandaag de dag als een rechthebbende, als een oudste zoon..., die menen alles te hebben en te kunnen pakken. Maar daar heeft God geen welbehagen in. Armen worden met goederen vervuld en rijken ledig weggezonden.
Als je gebeten bent door de slang, wordt er opgeroepen om naar de koperen slang te kijken, niet in je tent afwachten of het gif genoeg is doorgewerkt of dat je genoeg beseft dat je gebeten bent, maar direct zien op de koperen slang.
Een mooi stukje van Spurgeon:
Mijn tegenstanders zullen aanvoeren: “De zondaar moet een ontwaakt geweten hebben voordat hij grond heeft om in Christus te geloven.”
Als ik op Christus steun omdat ik dit of dat gevoel, dan leun ik op mijn gevoelens, en niet op Christus alleen.
Wij zullen dan dus altijd letten op onze gesteldheid. “Is mijn verlangen wel echt? Als dat waar is, kan
Christus mij zalig maken. Als mijn verlangen niet oprecht is, kan Hij dat niet.”
Als ik in Jezus Christus geloof omdat ik een oprecht berouw over mijn zonden gevoel, en daarom een grond voor mijn geloof heb,
merkt u dan niet dat de eerste en ware grond van mijn vertrouwen het feit is dat ik berouw heb over mijn zonden?
Mijn hoop draait dan op mijn bekering.
Het neemt het evangelie voor zondaren weg en biedt in plaats daarvan een evangelie voor heiligen.
Kortom, het is allesbehalve een bediening van vrije genade.
Zie broeders, veronderstel dat de grond om in Christus te geloven in mijn bekommeringen en bevindingen ligt.
Wanneer ik dan vandaag een verbroken hart heb en mijn ziel kan uitstorten voor de Heere, heb ik een grond om in
Christus te geloven.
Maar morgen – en wie kent dit niet – morgen kan mijn hart weer zo hard als een steen zijn, waardoor ik ongevoelig ben en niet kan bidden.
Volgens de theorie van het voorwaardelijk geloven heb ik dan dus geen recht om op Christus te vertrouwen: mijn grond is helemaal weg.
Ik verlang een vaste en onveranderlijke grond voor mijn geloof.
Ik begeer een grond om te geloven waar ik wat aan heb, als mijn boze lusten en verdorvenheid in een
verschrikkelijke slagorde voor mij verschijnen, en mij doen uitroepen “Ik ellendig mens.”
Ik verlang een grond om te geloven die me zal troosten, als ik geen goede gestalten en heilige gedachten heb,
als ik zo dood ben als een steen en mijn ziel aan het stof kleeft.
Zulk een onfeilbare grond om in Jezus te geloven, wordt gevonden in deze kostbare waarheid dat Zijn genadig gebod – en niet mijn veranderlijke
bevinding – mijn recht is om te geloven in Zijn Zoon Jezus Christus.
Zie geliefden, als overtuigingen van de ziel een noodzakelijke voorwaarde vormen,
behoren wij tot op een milligram nauwkeurig te weten hoeveel van deze voorwaarden vereist zijn.
Als u een ellendig zondaar vertelt dat hij toch wel een zekere mate van vernedering en bekommering, van overtuiging en inleving moet kennen,
teneinde een grond te hebben om tot Christus te gaan, eis ik van alle wettische belijders duidelijkheid aangaande de manier en de juiste hoeveelheid voorbereiding die vereist wordt.
U zult geen duidelijk antwoord van hen horen.
Als voor een zondaar de grond om tot Christus te komen in het Evangelie gevonden wordt, is de zaak duidelijk en helder.
Maar wat een omhaal is dat mengsel van wet en evangelie waar ik tegen strijd!
En laat mij u vragen, broeders, of zo’n onbegrijpelijk evangelie genoeg zou kunnen zijn voor een stervende?
Moet ik hem een uur lang gaan uitleggen welke bekommeringen hij moet kennen eer hij tot Christus mag gaan?
Geliefden, dat durf ik niet. Maar ik zeg hem: “Vriend, geloof, hoewel het ter elfder ure is, vertrouw uw ziel aan Jezus toe, en u zult zalig worden.”
Het gebod van het evangelie biedt voldoende grond aan een zondaar om in Jezus Christus te geloven.
In de woorden van onze tekst staat: “Dit is het gebod.” Mijn vrienden, verlangt u een betere grond om iets te doen dan de opdracht van God om dat te doen?
Geliefden, het gebod om in Christus te geloven, moet voor een zondaar de grond vormen als u de aard van onze opdracht in aanmerking neemt.
Hoe luidt die opdracht? “Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen.”
Volgens de andere theorie zou onze opdracht moeten luiden: “Predikt het evangelie aan iedere wedergeboren mens, aan iedere overtuigde zondaar, aan iedere bekommerde ziel.”
Maar dat staat er niet! Er staat aan alle “creaturen.”
Hoe heeft Hij hen verlost? Heeft Hij hen verlost als heiligen? Nee! Want toen wij nog vijanden waren, heeft Hij ons met God verzoend
door de dood van Zijn Zoon. Christus heeft Zijn bloed nooit vergoten voor het goede
dat in ons is, maar voor de zonde die in ons woont. “Hij heeft Zijn leven gegeven voor onze zonden”, zegt de apostel.
Daar hebt u de boodschap van het evangelie tot een zondaar als zondaar.
“De Heere heeft uw zonde weggenomen. Christus heeft geleden. Hij heeft volmaakte gerechtigheid aangebracht.
Neem Hem, vertrouw op Hem en u zult leven.”
Wat doet dit een mens dicht bij Christus leven! Als ik elke dag als zondaar tot Christus kan gaan - en ik moet dat doen, want het Woord zegt:
“Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt alzo in Hem.”
Als ik elke dag als zondaar tot Christus kan gaan, wel, hoe armzalig zijn mijn zaken dan!
Wat werpt dit de grootst mogelijke verachting op al mijn goede deugden, mijn preken, mijn gebeden en alles wat uit mijn vlees voortkomt.
Ik moet dit laatste stuk afsluiten met de toevoeging dat, zondaar, wie u ook bent, God u nu gebiedt in Jezus Christus te geloven.
Dat is Zijn gebod. Hij gebiedt u niet iets te voelen, of iets te wezen om uzelf daar geschikt voor te maken.
U kunt niet zeggen: “Ik heb geen recht.” U hebt een volmaakt recht om te doen wat God u zegt te doen.
Zeg me niet dat u niet geschikt bent: er wordt geen geschiktheid gevraagd.
Het gebod is u gegeven, het is aan u om te gehoorzamen, niet om te redetwisten.
U kunt ook niet zeggen dat de opdracht niet aan u gericht is: dit gebod wordt verkondigd aan alle schepselen die onder de hemel zijn.
En een ander stukje:
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij naar Mij toe komen en drinken. Johannes 7:37
De volharding werkte volledig door in het leven van de Heere Jezus. Tot op de laatste dag hield Hij Zich bezig met de Joden. Zo spreekt Hij op de laatste dag van het jaar ook tot ons. Hij wacht om ons genadig te zijn. Het geduld van onze Heere is groot. Hij verdraagt sommige mensen al jaren, ondanks hun zonden en opstand tegen Hem. Velen weerstaan Zijn Heilige Geest al jaren. Het is een enorm wonder dat wij nog in leven zijn en mogen genieten van de genadetijd. Wat blijkt uit deze woorden ook heel bijzonder de ontferming van Jezus. Hij sprak deze woorden niet alleen met kracht uit, maar ook vol tederheid. Hij smeekt ons om ons met God te verzoenen. Hoe diep moet de liefde zijn, die ervoor zorgt dat onze Heere huilt over zondaars. Hij nodigt ons zoals een moeder haar kinderen. Als wij zo’n bijzondere uitnodiging krijgen, zullen wij toch wel gewillig komen? Er is een grote voorraad van Gods genade beschikbaar. Alles wat een mens nodig heeft om de dorst van zijn ziel te lessen, is in Jezus voorhanden. Hij geeft het geweten rust, Hij voedt ons met de waarheid en Hij herstelt onze verhongerde zielen. De nodiging is zo ruim mogelijk, want elke dorstige is welkom. Er wordt geen enkele voorwaarde gesteld, behalve dat je dorstig moet zijn. Misschien dorst jij wel naar rijkdom, eer, genot of rust. Dan word jij ook genodigd. Deze dorst is op zichzelf genomen nog geen teken van genade, maar misschien juist wel van de zonde. Maar deze uitnodiging krijg je ook niet omdat de Heere Jezus iets goeds in jou vindt; bij Hem is geen aanzien des persoons. Onze tekst maakt heel duidelijk dat je naar een Persoon moet komen. Een zondaar moet naar Jezus komen, en niet naar een bepaalde leer. Wij mogen naar een Zaligmaker komen, Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft. Voor een zondaar is de lijdende, stervende en opgestane Heiland de enige Ster der hoop. Het is mijn wens dat wij de genade ontvangen om vandaag nog te komen en te drinken, voor de zon op deze laatste dag van het jaar ondergaat. Er wordt niets gezegd over een bepaalde voorbereiding, die nodig zou zijn. Drinken betekent ontvangen, en daarvoor heb je geen bepaalde status nodig. Zelfs een dief of een overspeler kan drinken. Als je een zondig karakter hebt, hoeft dit dus geen verhindering te zijn om in Jezus te geloven. Je hebt geen gouden beker nodig om water naar een dorstige te brengen. Zieke, melaatse en onreine lippen mogen de stroom van Gods liefde aanraken; zij kunnen deze stroom niet verontreinigen, maar ze zullen zelf gereinigd worden! Jezus is de bron van onze hoop. Lieve lezer, hoor de stem van Jezus, nu Hij ons allemaal toeroept: ‘Als iemand dorst heeft, laat Hij naar Mij toe komen en drinken.
C. Spurgeon