Oproep tot geloof?

Gebruikersavatar
Pim
Berichten: 4033
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42
Locatie: Zuid-Holland
Contacteer:

Bericht door Pim »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Kijk, en vanuit DAT perspectief is het dus absoluut fout om te zeggen: Doe niet moeilijk, geloof toch gewoon in Christus, je weet toch dat Hij verlost? En daar ageren we tegen en daar zit 'em de kloof.
RJ,

De steeds maar weer terugkerende discussie gaat m.i. niet over hetgeen jij concludeert. Bijna niemand van de door jou aangehaalde personen ontkent de noodzakelijkheid van de beleving van de ellendekennis en bijna niemand zegt: 'Geloof toch gewoon'.

De (steeds terugkerende) discussie draait om het punt: wanneer is iemand rechtvaardig voor God. En wat is de staat van mensen die hun zonden en ellenden gevoelen, maar geen kennis hebben aan Christus. Geen geloof in de vergeving van hun zonden. Er is een soort prediking die deze mensen grond geeft in hun zondekennis. En daar ageert een deel van de door jou aangehaalde personen tegen. Vrijwel alle door jou aangehaalde personen staan in de lijn van de SRA (jongerenavonden) waar jij ook achter staat en veel onderwijs van mocht ontvangen begreep ik. Misschien plaats je de verkeerde mensen in het verkeerde hokje?
Hartelijke groet,

Pim.

Het is vandaag een dag van Goede Boodschap. PrekenWeb.nl
jacob

Bericht door jacob »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
WSO
gepost op 2/8/04 op 14:11 (dit topic)
De oproep 'bekeert u' is in de gerGez herschreven in: 'vraag er maar veel om'. Dat is veiliger en geeft meer rust.

Wat moet je als je geen 'schuldbrief hebt thuisgekregen'?
Toeschouwer
3/8/19:40

Adrianus, Memento, NDonselaar,
Zoals jullie de weg van een zondaar beschrijven, is dat de weg die jullie gegaan zijn, of gaan, of is het theorie.
Dan heb ik een tweede vraag: is jullie weg dan zo belangrijk, moet jullie weg verteld worden? Er is toch maar één weg die verkondigd moet worden "Zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt".
anemoon
20:05
er is inderdaad maar 1 weg die echt belangrijk is toeschouwer
Christus heeft gezegd: IK BEN DE WEG
dat bedoel je toch te zeggen?

anemoon 4/8/7:30
quote:
Maargoed, vertaald naar de praktijk:
1. Ernstige waarschuwing dat een ieder die Christus niet kent, buiten Hem is, en dus verloren ligt
2. Een ernstige oproep aan een ieder om tot Christus te komen
3. Een ernstige aandrijving om hun nood aan Christus over te geven voor hen die wél hun zonde en ellende kennen, maar nochtans schromen om tot Christus te komen


hmmm...
en wat denk je ervan om het eens van de andere kant te bekijken?
dan wordt het vertaald naar de praktijk:
1: Christus preken
2: Christus preken
3: Christus preken

dat wil zeggen:
1: echt vertellen (preken) Wie Hij is, hoe Hij is, wat Hij heeft gedaan, Wie Hij wil zijn voor de hoorders, hoe Hij eruitziet etc etc
2: Hem daadwerkelijk aanbieden in de preek
3: de hoorders oproepen (en gewoon letterlijk voorzeggen) hoe ze Hem moeten aannemen
WSO
4/8/11:57
2. Je hebt een christendom dat leert: God doet alles in de weg van bekering. Komt het te gebeuren, dan is Christus in eerste instantie de meest verborgen Persoon. Want zo werkt de Geest nu eenmaal. Dan krijg je dezelfde rekensom. Ik ben verdrietig dat ik zo onbekeerd ben. Ik ben dus droef naar God. Ik honger en dorst! Wie hongeren en dorsten er? Levende mensen! Ik ben levend! Christus? Ja, dat weet ik niet hoor.
Het wordt natuurlijk allemaal veel netter gezegd, er wordt bij gezucht en een traan geplengd. Er wordt netjes beleden dat Christus Verlosser is, maar zonder Hem kan het ook best.
Gods Woord roept op om Hem op Zijn Woord te geloven. Iedereen die zegt dat 'de Geest dan eerst iets moet doen' is een jokkebrok. De Geest is de Werkende, natuurlijk. Maar dat is dan ook zo. God zegt wel dat Hij eerst Zijn Geest zal geven, maar dat wil niet zeggen dat je dan niets kunt! Woord en Geest zijn één. Je kunt niet zeggen: ja, we hebben de Bijbel, het Woord wel, maar de Geest, hè, Die moet eerst wat doen.

Laten alle dominees maar eens ophouden met die beschouwende praatjes en het vuur aan de schenen gaan leggen: erop wijzen dat alles buiten Christus ongenoegzaam is ter zaligheid.
anemoon
4/8/13:42
en we gaan eens gewoon gehoorzamen?
ja, gewoon met ons verstand het besluit nemen te gehoorzamen!
dan gaat de Heilige Geest op een voor ons verborgen manier in ons het willen en het kunnen werken
jacob
4/8/14:02
Nou heel simpel, geloof Zijn Woord.

Ga naar Jezus, Hij heeft nog nooit iemand weg gestuurd.

Wat doen wij, we zetten grote stuikelblokken neer. NEENENENEN je mot eerst de goede leer hebben. Als dode moet je weten dood te zijn. Je moet leren dat pasen en pinksteren niet op een dag zijn gebouwd (of hoe zat dat ook alweer)
en als je dat alles niet beleefd
14:12
ik reageer hier voor een stel andere

ja maar anenmoon dat moet worden toegepast. en als het niet wordt toegepast kan je de openen wat je wilt maar het gebeurd gewoon niet.
"Geloven als een kind"
Robert 28/6/10:36
In hoeverre zijn wij nog bezig met het 'geloven als een kind'?
Maken we het niet veel te ingewikkeld met de standen en de bekeringsworstelingen?
23:13 Rhode
Matthijs,

Zoek de ontdekking en de bevinding:

Hnd 3:8 En hij, opspringende, stond en wandelde, en ging met hen in den tempel, wandelende en springende, en lovende God.

Joh 9:38 En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem.

Hnd 16:15 En als zij gedoopt was, en haar huis, bad zij [ons], zeggende: Indien gij hebt geoordeeld, dat ik den Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis, en blijft er. En zij dwong ons.

Hnd 8:36 En alzo zij over weg reisden, kwamen zij aan een zeker water; en de kamerling zeide: Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden?

En hij nam hen tot zich in dezelve ure des nachts, en wies hen van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de zijnen.
34 En hij bracht hen in zijn huis, en zette hun de tafel voor, en verheugde zich, dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was.
29/12/03 - Buigen onder Gods recht
Lecram
De kerken zitten helaas vol met mensen die eerst proberen in een bepaalde gestalte te komen, voordat men zich aan Christus toebetrouwt. Dat zal niet lukken, omdat we pas door het kennen van Christus werkelijk zien wie we zelf zijn.
Welk bezwaar is er tegen dat we eerst eens leren wie Hij is? Zie in het Woord Zijn grote liefde, waarmee Hij ons eerst heeft liefgehad. Zouden we dan geen reden hebben hebben ons aan Hem toe te betrouwen?

15/5/11:53 WSO
En de Samaritaanse vrouw? Tranen zie ik niet, maar de Heere Jezus heeft het meteen over het 'levende water'. Ze maakt er zelfs een geintje over: da's makkelijk, dan hoef ik niet meer te putten. Pas dan legt de Heere de zonde bloot: ga je man halen.
Leo 9/2/02 - Bevatting van Christus aannemen
Maar iedere kerkmens in Nederland weet dat de Bijbel zegt dat hij/zij een zondaar is. En omdat de Bijbel het zegt is het zo. Of je dat nu verstandelijk gelooft, een beetje inleeft of heel diep inleeft, er is maar 1 remedie nl. Christus.

Sochrio 10/2/02
Pas als we Christus leren kennen, gaan we onze zonden kennen. Ik denk dat je steeds meer jezelf leert kennen naarmate je Hem kent.
Wie zijn er welkom bij Hem? Allen die dorsten. Er staat niet bij waarnaar je dorst moet hebben. Dus ook als je dorst naar zondenkennis ben je welkom.

jacob 23/211:33 "Remonstrants wat is dat"?
Moge het gemis van het profetisch ambt op het hart van jong en oud gebonden liggen of worden, daarbij gevoelend en belevend onze rechteloosheid en onwaardigheid. Alleen dan is er verwachting dat de Heere op Zijn tijd en wijze in deze grote ambtelijke nood voorziet.

Dus als ik me maar rechteloos en onwaardig voelt dan komt alles goed??????
VERKLARING

Bovengenoemde personen zien het feit dat predikers oproepen om in de schuld te komen, zich te verootmoedigen, desnoods te wensen dat God ze in het hart zou grijpen dat ze hun hemelhoge schuld gingen beseffen als een blokkade om tot Christus te komen en automatisch als een voorwaarde (dus: o, als ik maar mijn ellende ken, dan ben ik waardig om tot Christus te komen?).
Daarin schieten mensen als ik in het geweer en zeggen dat een geloof dat niet uit de diepte van het schuldverslagen hart komt, geen geloof is. En dat het geloof altijd gepaard gaat met schuldbelijdenis en zichzelf helwaardig keuren zodat ze als een goddeloze gerechtvaardigd worden. Ik stel het niet als voorwaarde, maar koppel het eenvoudigweg aan het geloof. Waar geen schuldbeleving is, is geen geloof.

Kijk, en dan kun je met elkaar vroompjes discussieren over de oproep tot geloof tot allen, maar daar zijn we het allen over eens. Het gaat om de inhoud van het zaligmakende geloof en dat is zichzelf wantrouwen en Christus vertrouwen. Waarom kunnen mensen niet tot geloof komen of worstelen ze ermee? Omdat ze nog zo vastzitten aan hun eigengerechtigheid en dat ze hun schuld niet kennen, dat ze zo blind zijn. Ja, zeggen vele predikanten: Dan mag je en moet je ermee naar de genadetroon als een arme bedelaar om telkens weer geloof te ontvangen, bid om ontdekkend licht, bid om bekering als je jezelf niet kunt bekeren, als je zo vastzit aan je zonde van het niet leven tot Gods eer.

Kijk, en vanuit DAT perspectief is het dus absoluut fout om te zeggen: Doe niet moeilijk, geloof toch gewoon in Christus, je weet toch dat Hij verlost? En daar ageren we tegen en daar zit 'em de kloof.

[Aangepast op 5/8/04 door Refojongere]

Beste Refojongere

Als jij mij verkeerd wil interpreteren kan ik daar verder weinig aan doen.

Als jij door bovenstaande wilt bewijzen dat ik zou ontkennen dat zondebesef (in de brede zin van het woord) samen gaat met het geloof in Jezus dan vind ik dat een zeer magere basis. Ik rep er met geen woord over. Dat wil niet zeggen dat ik het ontken.

Christus is de Zaligmaker. Waar maakt Hij zalig van? Nou van onze zonden. Het zou dwaas zijn om te stellen dat er sprake is van aanneming van een Schuldvereffenaar zonder dat er schuld wordt ervaren. Ik zou zo iets ook nooit ontkennen. Ik ben er zeer van overtuigd dat ik dat ook nog nooit gedaan hebt.

. Waar ik wel fel tegen gekant ben is een leven waarin de persoonlijke ervaring van een mens grond wordt om tot Christus te gaan. We hebben niks aan een emotionele toestand. We hebben geloof nodig. En dat geloof word zonder voorwaarden geschonken aan mensen die er om wat voor reden erg naar verlangen/er zeer om verlegen zijn. Dan hebben we dus geen 100 kg ellende kennis nodig. Ook geen 1 miljoen kilo, ook geen paar gram, maar genoeg nodig om tot Christus te vluchten. En dat wordt wel door onze rechtse broeder beaamt maar bij ons op huisbezoek word letterlijk gezegd dat het er DIEPER door heen moet. JAJAAA denk ik dan.

ik zal een voorbeeld geven van een gruwelijke afwijking.

Ik heb een kennis die zeer veel kennis uit de bijbel had. Ik was jaloers op hem. Toen hij mij dit vertelde. Ik heb het de laatste jaren erg zwaar gehad, en ik heb nog steeds geen Christus kennis.
Hij zei, ik heb niet voldoende ellende kennis.
Ik vroeg; hoe weet je dat. Nou zei hij; een "goede" kennis van mij heeft me dat verteld.
Ik vroeg; hoe weet die kennis dat dan.
Nou zei hij, ik vertelde hoe ik over de grond kroop van ellende. Maar hij zei dan, het gaat de goede kant op, maar het is nog niet voldoende.

Blijkbaar moest de jongen er nog DIEPER door heen. En omdat hij nog niet voldoende gekropen had (van angst zoals hij zei) kon hij niet tot Christus komen.

Het verbaasde me zo verschrikkelijk dit verhaal. En ik hoopte dat het niet waar was, maar he was waar. Diep droevig dat zulke dingen voorkomen. En was het maar dat dit zelden voorkwam. Het komt in de GG heel vaak voor.

Je citeert me in je laaste gedeelte

daar citeer je me zo.

jacob 23/211:33 "Remonstrants wat is dat"?
Moge het gemis van het profetisch ambt op het hart van jong en oud gebonden liggen of worden, daarbij gevoelend en belevend onze rechteloosheid en onwaardigheid. Alleen dan is er verwachting dat de Heere op Zijn tijd en wijze in deze grote ambtelijke nood voorziet.

Dus als ik me maar rechteloos en onwaardig voelt dan komt alles goed??????


Deze uitspraak is van een voorzitter van de kerkeraad in zijn gebed. Het spijt me geweldig maar hier wordt ellende kennis als voorwaarde gezien om tot Christus te komen.

En ik bestrijd dit met vuur. Ik ben er zeer van overtuigd dat het God zelf is die je confronteert met je zelf. Geloof en zelfkennis zijn geen losse begrippen. Ze gaan samen op. Waar confrontatie is met je zelf zonder Christus, krijg je een Judas geschiedenis. Het is onbestaanbaar dat er jaren lang ellendekennis is zonder Christus. Ik vind dat er dan slechts sprake is van een geesteszieke periode. Is een mens werkelijk van zijn zonde overtuigd dan zal hij zoeken en het uitschreeuwen; Geef mij Jezus of ik sterf. Als een mens het kan uithouden, tja, zou ik zeggen, kijk het nog eens na.

overigens zit ik met enige meewaardigheid te lezen. Je neemt het voor mensen op die, omdat je de jongerenavonden bezoekt, geen cent voor je geven.

In de GG waar ik kerk, is het prima om verloren te gaan. Ga je aan het avondmaal dan ben je aangeschoten wild. Kortom, misschien ben ik idd zeer gefrustreerd. Maar ik krijg wel vaker kritiek van mensen zoals jij. Maar weet je wat het is RJ; jij hebt vaak makkelijk praten. Jij hoeft niet regelmatig naar zulke preken te luisteren. Ik kom regelmatig onder het gehoor van bijv ds ten klooster. Daar voel ik me veel beter thuis. Ook hij houdt niks van de mens over. Maar hij wijst ook op Christus als enige redding. En dat schiet er vaak bij in in de GG. Of het wordt alleen tegen ""het volk"" gezegd dat er nog redding is. (alsof die dat niet weten)

met vr gr

Jacob

[Aangepast op 5/8/04 door jacob]
Refojongere

Bericht door Refojongere »

"De (steeds terugkerende) discussie draait om het punt: wanneer is iemand rechtvaardig voor God. En wat is de staat van mensen die hun zonden en ellenden gevoelen, maar geen kennis hebben aan Christus. Geen geloof in de vergeving van hun zonden. Er is een soort prediking die deze mensen grond geeft in hun zondekennis. En daar ageert een deel van de door jou aangehaalde personen tegen. Vrijwel alle door jou aangehaalde personen staan in de lijn van de SRA (jongerenavonden) waar jij ook achter staat en veel onderwijs van mocht ontvangen begreep ik. Misschien plaats je de verkeerde mensen in het verkeerde hokje?"

Nou, ik ben daar niet van overtuigd hoor. Zeker omdat personen als Pied (waartegen ook vaak geageerd wordt) zeker geen leven willen leggen in de zondekennis! Dus daar kan de discussie niet over gaan!

Inderdaad, de discussie tussen ndonselaar (e.a.) en Adrianus gaat telkens over het 'leven leggen in de bekommering'.
Echter, ook dit is een overbodige discussie, want zowel Adrianus als ndonselaar zullen met volgend citaat instemmen:
Hij wil een volk hebben dat Hem gehoorzaamt, de duivel de dienst opzegt en van harte willig en bereid is om voor de Heere te leven. Als het er helemaal op aankomt tellen wij niet mee. Dan gaat het om Gods eer. Dan gaat het de ziel om God.
Een honger en een dorst komt er dan naar de Allerhoogste. Lodenstein vertolkte het begin van psalm 42 met deze woorden: "Een dorstig hert, dat voor de honden vliedt, Verlangt zo zeer naar Ot verse water niet, Als mijn gemoed, dat troost van U verbeidt, Naar U, mijn God, inwendig zucht en schreit."
Dan is een mens toch zeker bekeerd, dominee, want van nature schreien wij niet naar God.
Inderdaad, Thomas, dan is er in de mens een begin van bekering. Maar deze mens legt dat niet tot fundament van zijn zaligheid, want hij is niet zozeer om deze omkering verlegen, om daar een afgod van te maken en zich daarvoor neder te buigen, doch hij is om God verlegen.
Lodenstein dichtte: "Hemels oge! Wilt Gij dogen Dat ik U kom spreken aan? Laat dan alle schepsels vallen uit mijn hart en buiten staan.
O, heilig eenzaam! met God gemeenzaam, altijd enig om te gaan, Altijd enig om te gaan.
Al mijn trachten, mijn verwachten, Is naar U, mijn God, alleen: Want de klare zegenaren scheiden zich uit U vaneen. O, heilig eenzaam Met God gemeenzaam! Was ik maar met U gemeen! Was ik maar met U gemeen!"
Hier wordt van God gesproken, dominee, was het Lodenstein ook om Jezus te doen of legde hij een ander fundament?
Daar is geen ander fundament, Thomas, en dat was de vrome man uitnemend bekend. Daar getuigt het volgende vers van: "Hier en komen geen onvromen, Hier en komt geen vrome bij, groot noch klene, maar allene Ik, en Heere Jesu, Gij. O, zalig eenzaam! Met God gemeenzaam! Daar ik vrolijk ben en vrij, Daar ik vrolijk ben en vrij.
Met U leef ik, met U zweef ik, Jesu, door het goed en kwaad: Met U sterf ik, met U erf ik dat bij U te wachten staat. O zalig eenzaam! Met God gemeenzaam! Daar mijn Jezus met mij gaat, Daar mijn Jezus met mij gaat."
Zouden er mensen zijn, dominee, die een ander fundament zoeken te leggen?
Ik dacht zo, Thomas, dat ieder mens een afgodje heeft, waar hij op vertrouwt, zoals ieder ook wel een speel- popje bezit. Maar ieder mens, die weleens nadenkt over de eeuwigheid, troost zich ergens mee. Hij is ernstig of deugdzaam of gevoelig, of ijverig voor Gods kerk of zoiets.
Ja, dominee, maar dan ontmoet ik er die erbij zeggen dat zij er geen grond van maken voor de eeuwigheid.
Zeker, Thomas, dat zeggen ze, maar of ze het heimelijk niet tòch doen is een andere vraag. "Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja dodelijk." Ze zeggen ook dat zij geloven dat er een eeuwige straf is, maar uit hun daden blijkt van dat geloof zeer weinig. Een zondaar heeft van die heimelijke gronden.
Zou u er enkele willen noemen, dominee? (En dan noemt hij er een, RJ)
Zijn er nog andere gronden, dominee?
Velen leggen het fundament hunner zaligheid in de overtuiging, de bekommering, de aanhoudende beschuldiging van hun geweten.
Maar dat is toch een nodige zaak, dominee?
Ongetwijfeld, Thomas, doch geen grond voor de eeuwigheid.

Het is toch het bewijs, dominee, dat de Heilige Geest in ons werkt?
Dat is het, Thomas, doch het is geen bewijs dat het een bijzondere Geesteswerking is. Er zijn veel werkingen des Geestes, die toch niet tot zaligheid leiden.
Dus al voelt iemand zich dagen en weken en jaren bekommerd en al heeft hij altijd een ongerustheid bij zich, dan mag hij daar toch nòch openbaar, nòch heimelijk enige grond van maken, dominee?
Het is hem niet geraden, Thomas.
Maar wat dan, dominee?
Hij moet erop letten of hij enige betrekking krijgt op het bloed van Christus. Het is weer van Lodenstein: "Niets, o Jezus, dan Uw bloed Geeft ons vrede voor 't gemoed."
Comrie schrijft ervan: "Velen stellen tot hun grond de overtuiging, de kommer, de aanhoudende beschuldiging van hun geweten, menende dat zulks alles van de Heere komt en een teken is, dat God in hen werkt, en dat zij wat anders hebben dan hun evennaasten, die zorgeloos leven. Maar Saul (1 Sam. 15:24) riep uit: "Ik heb gezondigd", gelijk mede een Farao en een Judas. O! het is geen goed teken als men zijn overtuiging tot een grond stelt, zonder erop te letten of ooit het bloed van Jezus op de ziel komt, tot bevrediging van die ziel met God."
Maar is er in de overtuiging dan niets geen bemoediging, dominee?
Jawel, Thomas, er zit een grote bemoediging in als men er niets mee doen kan. Hoe ontruster en gejaagder de ziel onder deze bewerking is, hoe meer opbeuring er uit te putten zou zijn. Mochten alle bekommerden eens verlorenen worden! Want het zal erg zijn voor de geruste wereldling om verloren te gaan, terwijl toch de Zone Gods op aarde gekomen is. Maar hoeveel te vreselijker zal het wezen onverzoend te sterven, als men zoveel jaren bekommerd en ontrust over de aarde heeft gewandeld. (Ds. L. Vroegindeweij - Het verkeerde fundament)
Dus, wat zijn wij dan allemaal moeilijk aan het doen als we het eens zijn?

Of het ligt blijkbaar niet bij het punt dat jij aanhaalt Pim, maar dieper..
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Je citeert me in je laaste gedeelte

daar citeer je me zo.

jacob 23/211:33 "Remonstrants wat is dat"?
Moge het gemis van het profetisch ambt op het hart van jong en oud gebonden liggen of worden, daarbij gevoelend en belevend onze rechteloosheid en onwaardigheid. Alleen dan is er verwachting dat de Heere op Zijn tijd en wijze in deze grote ambtelijke nood voorziet.

Dus als ik me maar rechteloos en onwaardig voelt dan komt alles goed??????


Deze uitspraak is van een voorzitter van de kerkeraad in zijn gebed. Het spijt me geweldig maar hier wordt ellende kennis als voorwaarde gezien om tot Christus te komen.
Ik begrijp VOLKOMEN dat je ageert tegen een VOORWAARDELIJK komen tot Christus.

Daarin ben ik het VOLKOMEN met je eens en het is een oneer voor Christus, zeker als je Zijn liefde hebt ervaren kun je rillen van woede.

Echter, wou je zeggen dat het dan meteen BUITEN de beleving van rechteloosheid en onwaardigheid omgaat? Kun je je voorstellen dat de kerkeraadsvoorzitter DAT bedoelde en dat jij hem verkeert interpreteerde?

Het kan toch zijn dat hij iets bedoelde wat in Jeremia staat:

"Waar het kort en goed om gaat, is de vraag of zondekennis wel nodig is. De HEERE zegt in Jeremia 3 vers 12 tot de profeet: "Ga heen en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: 'Bekeer u, gij afgekeerde Israël, spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op u niet doen vallen; want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal de toorn niet in eeuwigheid behouden.'"
Hier wordt niet alleen een vriendelijke nodiging uitgesproken, namelijk dat het volk Israël zich tot zijn God zou wenden, zou terug keren; maar dat volk wordt ook bemoedigd om terug te keren: 'Want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE.'
Is het nu nodig dat dit volk, dat deze terugkerenden, hun zonden leren kennen? Letten we goed op wat God tot de profeet zegt, dan moeten we zeggen: terwijl de HEERE dit volk nodigt, overtuigt Hij hen tegelijkertijd daadwerkelijk van hun zonden. Want hoe moet Jeremia het volk Israël noemen? O... gij afgekeerde Israël'.
Lezen we verder in het volgende vers dan zien we dat de vriendelijke nodiging van God toch een zekere voorwaarde bevat: "Alleen ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen de HEERE, uw God, hebt overtreden en uw wegen hebt verstrooid tot de vreemden, onder elke groene boom; maar gij zijt Mijn stem niet gehoorzaam geweest, spreekt de HEERE."
Wat houdt deze voorwaarde in? Stellig níet dat het volk zélf moest zorg voor zondekennis. Maar toch wél, dat er - hoe dan ook - een oprechte belijdenis van, en dus ook kennis van en smart over, de zonde moet zijn. Als zij tot de HEERE zouden komen, zónder de kennis en erkentenis van hun ongerechtigheid, zouden ze níet welkom zijn bij de HEERE!
" (ds. W. Pieters)
Zeeuw

Bericht door Zeeuw »

Vrienden, de volgende prachtige preek is van wijlen ds. J. van Haaren en komt van de site van de SRA. Misschien dat de instemming of afkeuring hiervan wat meer zegt dan al dat gepraat.

Christus staat aan de deur

Zingen: Psalm 25:2
Lezen: Openbaring 3:14-22
Zingen: Psalm 113:3 en 4
Psalm: 73:7
Psalm: 89:7


Gemeente,
We willen met de hulp van de Heere stil staan bij het Woord van God wat we lezen in Openbaring 3:20:

“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij”.

We worden bepaald bij Christus’ staan aan de deur. We zien:
1. Wat Hij doet
2. Wat Hij vraagt
3. Wat Hij belooft


1. Wat Christus doet: “Ik sta aan de deur en Ik klop”

Gemeente, deze woorden getuigen van Gods grote genade en van Zijn gadeloze liefde. Vooral als we bedenken dat het woorden zijn die Hij spreekt tot “lauwen”. Want het was niet zo best met de gemeente van Laodicea gesteld. Er werd nauwelijks oprecht geestelijk leven gevonden. Men ging op in de vorm en had genoeg aan de buitenkant. En dan zegt de Heere van hen: “Och, of gij koud waart, of heet”. Koud waren ze dus niet. Zij behoorden niet tot degenen die met God en godsdienst spotten en die in grote onverschilligheid leefden.
Maar heet waren ze óók niet. Ze stonden niet in brand. Er brandde in hun hart geen liefdevuur; geen droefheid naar God werd bij hen gevonden, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid. Geen hartelijk leedwezen, omdat ze God door de zonde vertoornd hadden. En ook geen hartelijke vreugde in God door Christus. Niet koud en niet heet, er net tussenin: “lauw”.
O zeker, ze beleden de waarheid en ze ijverden voor die waarheid. We lezen niet, dat ze bestraft werden, omdat er dwalingen onder hen gevonden werden. Ze waren uiterst rechtzinnig, ze waren bijzonder godsdienstig. Maar de beleving van wat ze beleden werd bij hen niet gevonden. Ze hadden aan de belijdenis genoeg en ze hadden aan de godsdienst genoeg, terwijl ze de God van de godsdienst niet nodig hadden.
Misschien is het met ons ook wel zo, want we zijn inderdaad niet koud; wij behoren niet bij degenen die met God en godsdienst spotten. Onverschillig kunnen we toch niet genoemd worden. we gaan trouw naar de kerk, we zijn godsdienstig, we zijn vrome lieden, we zingen mee, we lezen mee, we luisteren mee, we bidden mee. En stiekem denken we dat het met ons wel goed is, terwijl we, als het er op aankomt, ondanks al onze godsdienst, de God van de godsdienst niet nodig hebben. Niet uitzien naar Zijn komst met groot verlangen, maar opgaan in de vorm en in het uitwendige. Die mensen noemt de Heere “lauw”, niet koud, maar ook niet heet; net er tussenin.
Van die lauwen walgt de Heere, zoals wij walgen van lauw water. Dan zegt Hij er ook van: “Ik zal u uit Mijn mond spuwen”. Een voorrecht dat Hij dat nog niet doet. Hij geeft ze nog de tijd tot bekering. En zo spreekt Hij ze ontdekkend toe en zegt: U denkt wel dat alles goed met u is, want u zegt: “Ik ben rijk en verrijkt geworden en ik heb geens dings gebrek” (Openbaring 3:17). Maar je moest het eens weten, je moest eens weten hoe ellendig je bent, er is eigenlijk geen woord voor te vinden: “Gij zijt ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt” (Openbaring 3:17).
Dan gaat Hij hen een hartelijke raad geven. Hij zegt: Zal Ik je nu eens rijk maken, zodat je werkelijk rijk bent en rijk blijft? Want Ik heb dat goud, beproefd komend uit het vuur. En als je dat bezitten mag, dan ben je met rijkdom overladen. Een rijkdom die zelfs door de dood niet ontrukt kan worden.
En ben je naakt? Ik heb lange klederen en als je daarmee bekleed bent, dan zal de schande van je naaktheid niet gezien worden. Toe, Ik raad het u, koop het toch van Mij!
En dat je blind bent, ook daar weet ik raad mee. Want Ik heb ogenzalf en als dat aangewend wordt, dan vallen de schellen van uw ogen. Dan zult u gaan zien hoe droevig het met u is. Dan zullen ook die schatten en die goederen, die Ik te koop aanbied, door u gezocht worden.
En gemeente, dan zouden we denken dat die Koopman handen tekort zou komen, want velen zullen zich natuurlijk bij deze Koopman melden…. Maar zo is het helaas niet. Deze Koopman bekoort velen niet en Zijn waren hebben we niet nodig. Dat blijkt wel uit het leven. Want als we onbekeerd blijven, dan laten we die Koopman maar praten en zeggen we: Later wel, maar nu nog niet; eerst mijn eigen leven nog leven. Dan is het eigenlijk zo, dat we zeggen: “Wijk van mij, want ik heb geen lust aan de kennis van Uw wegen” (Job 21:14).
Wij zouden kunnen verwachten dat die Koopman diep beledigd van hen heen zou gaan. Dat Hij zou zeggen: Nou ja, goed, dan moet je het zelf maar weten; Ik heb het je hartelijk aangeraden, Ik heb gedaan wat in Mijn vermogen was, maar als je dan persé niet wilt, dan moet je het zelf maar uitzoeken; dan laat Ik u los, dan gaat u om eigen schuld verloren. We zouden kunnen verwachten, dat Hij zou zeggen: “Omdat Ik geroepen heb, maar gij geweigerd hebt; Mijn handen uitgestrekt heb, maar er niemand was die opmerkte. En gij al Mijn raad verworpen hebt en de bestraffing niet gewild hebt, nu, dan zal Ik lachen in uw verderf, spotten als uw vrees komt” (Spreuken 1:24-26).
En toch, lees nu eens onze tekst: “Zie”, zegt Hij, “Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand nu Mijn stem zal horen en de deur opendoen, dan zal Ik tot hem inkomen en Ik zal avondmaal met hem houden en hij met Mij”.
O, laat het dan zo zijn, dat er op de markt geen kopers te vinden waren, maar dan zal Hij rondgaan langs de huizen. Zou ons hart daar niet onder moeten breken? Dat Hij aanklopt aan de deuren? Want is het dan zo, dat men Zijn goederen niet begeert, Hij wil ze tóch schenken!
Zo wandelt Hij de mensen na, Hij zoekt ze zelfs op in hun woningen. Wie had dat nu kunnen denken! Geen wonder dat onze tekst begint met dat woordje “zie”. Dat woordje “zie” is zo veelzeggend. Want als er een keer in Gods Woord “zie” staat, dan is er wel wat te zien! Dan is er iets te zien, waar we ons over moeten verwonderen. Dan gebeurt er iets wat we niet hadden durven denken, want we niet hadden kunnen verwachten of vermoeden.
Kijk toch eens wat hier gebeurt…. Had u dat verwacht, dat Hij, Die de hemel tot een troon heeft en de aarde tot een voetbank van Zijn heerlijke voeten; dat Hij, Die is de Amen, de trouwe en waarachtige Getuigen (vers 14); dat Hij, Die is het Begin der schepping Gods (“Want door Hem zijn alle dingen geschapen en zonder Hem is geen ding gemaakt, dat gemaakt is”); dat Hij, Die de Koning der koningen is en de Heere der heirscharen, dat Hij, nu als een Bedelaar aan de deur van ons hart wil kloppen?
Ja, als er had gestaan dat wíj als bedelaars klopten aan de deur van Zijn hemels paleis, dan zou dat niet iets verwonderlijks geweest zijn. Maar dat Hij, Die het niet nodig heeft om door mensenhanden gediend of gevreesd te worden (want Hij is de Volzalige in Zichzelf), dat Hij Zich tot ons neerbuigt, dat Hij zoveel moeite doet om u en mij zalig te maken, dat is onbegrijpelijk groot!
“Zie”, zegt Hij: “Ik sta aan de deur en ik klop”. Gemeente, dat is een ontroerend iets, want weet u wat dat inhoudt? Dat houdt dit in, dat Hij staat voor een gesloten deur, anders hoefde Hij niet te kloppen. Hij staat voor een gesloten deur, de deur van ons hart is voor Hem gesloten. Ons hart staat van nature open voor de hele wereld. Als het gaat om de wereld, om de zonde, om de ongerechtigheid, dan is het: Binnen zonder kloppen! Hartelijk welkom! Maar als het gaat om de Heere, om zijn dienst, om Zijn genade en zaligheid die bij Hem te vinden is, dan is ons hart daarvoor gesloten.
En dat is niet alleen zo bij de mensen van de straat, die zich nergens om bekommeren, die hun eigen leventje leiden, die met God en Zijn dienst geen rekening houden. Maar dat is ook zo met trouwe, meelevende kerkgangers, die bekend zijn met het Woord van God en op wier levens niets is aan te merken.
We lezen van Lydia, dat het een vrouw was die God diende. Toch moest haar hart voor God nog geopend worden. We kunnen God dienen met een gesloten hart! En nu is het zo, dat, al is dan ons hart gesloten, Hij aan de deur staat te kloppen. Dat wil zeggen: Hij maakt bemoeienissen met ons. En dan is het niet zo, dat Hij maar vluchtig klopt. Het is niet zo, dat Hij even aanklopt en dat Hij dan haastig weer verder gaat. Nee, er staat in onze tekst: “Zie, Ik stá aan de deur en Ik klop”. Hij klopt en dan blijft Hij staan, hopende dat die deur geopend zal worden, opdat Hij binnentreedt. En als die deur dicht blijft, dan klopt Hij nog eens, nu wat luider. En Hij blijft weer staan en wacht, of die deur mogelijk opengedaan zal worden. En als die deur dan nóg dicht blijft, dan klopt Hij opnieuw, nóg harder, nóg indringender. En als dan die deur nog dicht blijft, dan klopt Hij opnieuw. Dan is het zo, dat Hem de tranen in de ogen schieten; dan roept Hij het uit: O, dat je alsnog, op deze dag Mijn stem hoorde en dat je alsnog de deur voor Mij opende. Want Ik zal alsnog bij u binnenkomen en alsnog met u avondmaal houden. Is het niet ontroerend?
Nee gemeente, het is niet een onverschillige zaak, of die deur van het hart nu opengaat of niet. Het is niet zo, dat het Hem niet aan zou gaan. nee, als die deur dicht blijft, dan ontroert Hem dat tot in het diepst van zijn ziel, tot in het diepst van Zijn hart. Dan begint Hij te wenen. En dat zijn geen gehuichelde tranen. Dat zijn tranen, die opgeweld zijn uit een hart, dat van liefde brandt, dat vol ontferming is over ellendige zondaren, die Hij de eeuwige gelukzaligheid gunt.
Is dat niet wonderlijk? Toe zeg het, moet ons hart daar niet onder breken? Nee, het is niet zo, dat Hij daar staat met een moker in Zijn hand, of met een bijl, om die gesloten deur stuk te hakken of stuk te slaan. Hij komt niet binnen als een inbreker. Hij wil binnenkomen als een welkome Gast. En daarom klopt Hij en wacht, opdat de deur voor Hem geopend moge worden.
“Zie Ik sta aan de deur en Ik klop”. Dat geldt ons nu allen, zoals we hier in de kerk zitten. Dat geldt jonge mensen en oude mensen. Niemand hoeft te denken of te zeggen: Hij staat niet aan de deur van míjn hart te kloppen. Trouwens, hoe vaak heeft hij al niet geklopt? Denk eens aan het ziekbed, waarop u neergelegd werd: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. En toen u naar het ziekenhuis moest en geopereerd moest worden: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. En toen u betrokken was bij dat verschrikkelijke ongeluk: Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. En dat ongeluk dat voor u zo goed afliep, terwijl anderen ernstig verwond werden, of dat het voor anderen eeuwigheid werd? Is het niet een wonder dat u er nog bent? Dat u hier nog zit? Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.
Hij klopt, gemeente, ook op een weg van tegenspoed. Hij klopt als Hij ons met weldaden omringt. Hij klopt zo dikwijls als onze consciëntie spreekt. Hij klopt onder de bediening van het Evangelie, als u gelokt en genodigd wordt. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Hij klopt, als de prediking van de Wet plaatsvindt en de vloek van de Wet u in de oren klinkt, “opdat de schrik des Heeren u zou bewegen tot het geloof” (2 Korinthe 5:11).
Hoelang, hoe vaak heeft Hij al geklopt aan de deur van uw en mijn hart? Hoe vaak heeft Hij al wenend geklopt? Hoe vaak heeft Hij roepende geklopt en gezegd: “Laat u met God verzoenen! Waarom zoudt gij sterven?” Waarom zoudt ge verloren gaan? Werkelijk, Ik heb in uw dood geen lust, Ik heb lust in uw leven. Durft u te zeggen, dat hij bij u nooit klopte? Hoe vaak heeft Hij al geklopt? U bent inmiddels al grijs geworden. En al die jaren, al die maanden, al die weken, al die dagen heeft Hij aan de deur van uw hart staan kloppen. Is het niet een wonder dat Hij daar nóg steeds staat? Dat Hij inmiddels niet vertrokken is? Dat Hij nog steeds aan de deur van uw hart staat te kloppen, want Hij klopt ook nu, op dit moment, aan de deur van uw hart. U hoeft niet op uw buurman te letten, of op degene die voor of achter u zit. Nee, Ik sta aan de deur van úw hart. Hij heeft ú op het oog, Hij wil bij ú binnenkomen. Durft u het te ontkennen?
Hoelang zal Hij nog kloppen? Want eens is de genadetijd voorbij. Eens is Zijn lankmoedigheid ten einde. Dan gaat Hij inderdaad verder. Wat is dat ontzettend gemeente! Wat zal het dan tegen ons gaan getuigen. Dat Hij zoveel keer, zolang aan de deur van mijn hart klopt, maar ik weigerde om die deur voor Hem te openen. Ja, dan krijgt het woordje “zie”, waarmee onze tekst begint, nog een andere betekenis. Want dan betekent dit: Houdt er ernstig rekening mee: Ik kom er een keer op terug. Dan zal het ons des te zwaarder vallen, want Hij was zo dicht bij ons. Want als Hij aan de deur van ons hart staat te kloppen, wat is Hij dan dichtbij! Dan staat Hij vlak naast me, dan hoeven we Hem niet heel ver weg te denken in de hemel, maar dan staat Hij vlak naast me. Petrus zegt: Dan kun je Hem tasten, zó kort bij.
Maar dan, o ontzettend, als Hij dan zo dicht bij is geweest en als ik Hem dan niet aangeschreeuwd heb, als ik dan niet (zoals Jesaja zegt) Hem aangeroepen heb, daar Hij nabij was… Wat zal het dan tegen mij getuigen, wat zal dat op gaan breken, wat loopt het dan ontzettend met de mens af, als dan straks de dood komt (en die kan heel plotseling komen). Misschien is het wel de laatste keer dat Hij klopt aan de deur van uw hart. Eens komt die laatste keer. Waarom zou het nu de laatste keer niet zijn? Daar hoef je niet oud of ziek voor te zijn. En de kinderen hoeven niet te denken: Nou, maar ik heb de tijd nog wel. Nee, eens komt de laatste keer en misschien zegt men volgende week zondag van u: Wat! Is hij er niet meer? Is zij er niet meer? Is dat kind er niet meer? En vorige week zondag was ze er nog! Eens komt de laatste keer…
Dan zullen wij buiten staan, buiten aan de deur, maar dan zal Hij binnen zijn. Dan zullen wij kloppen, maar dan zal Hij niet opendoen. Dan zullen wij roepen: “Doe ons open! Doe ons open!” Maar dan zal Hij het ons toeroepen: “Ik ken u niet, ga weg van Mij, gij, werkers der ongerechtigheid!”
O, ziet toch toe, dat u Hem, Die spreekt niet verwerpt. En zo ge Zijn stem dan heden hoort… Of hoort u die stem niet? “Zo gij Zijn stem dan heden hoort, verhardt u niet, maar laat u leiden”. Want, dat is het toch wat we lezen in onze tekst en waarbij we u nu stil willen staan, als we zien:


2. Wat Hij vraagt: “Indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen”

Gemeente, Hij wil binnenkomen en daarom vraagt Hij of de deur voor Hem geopend wordt. En als nu maar iemand die deur zou openen, dan komt Hij binnen. O, dat woord “iemand” is zo rijk, dat is zó veelzeggend, daar heb je het hart van het Evangelie. Iemand, dat wil zeggen: Hij sluit niemand uit! Hij sluit u niet uit, hoe slecht, hoe oud, hoe koud, hoe hard, hoe lauw u ook zou mogen zijn. Of het nu een oud iemand is of een jong iemand, een hoog of een laag geplaatst persoon, een goed of een slecht iemand…. Zo iemand Zijn stem hoort en de deur opendoet… Dan komt Hij er in.
Wat ligt daar alweer een ontroerende gedachte in, namelijk deze: dat er niets gedaan hoeft te worden om Hem buiten te laten staan. Dat er niets gedaan hoeft te worden om voor eeuwig verloren te gaan. Daar hoeft geen mens zich voor in te spannen. We hoeven ons niet eerst in allerlei brute zonden te wentelen om verloren te gaan. Gemeente, dan moet u gewoon blijven leven zoals u van nature leeft. U gaat gewoon naar de kerk, u zingt mee, u bidt mee, u leest mee, u luistert mee, u doet geen buitensporige dingen…. Maar één ding doet u alvast niet: u bekeert zich niet. Als u dit nu maar gewoon doet en u legt het Woord naast u neer, u trekt zich er verder niets van aan; je praat er wel eens over door, je denkt er wel eens even over na, maar je neemt het dan weer voor kennisgeving aan. Als u zo blijft leven, dan gaat u vanzelf verloren.
Maar om behouden te worden, om zalig te worden, moet er wél iets gebeuren. Dan moet die deur van het hart open. “Zo iemand die deur opent”, geliefden, dáár gaat het om. En zeker, dan weet ik wel: dat is een wonder van genade. Maar toch, in onze tekst wordt de volle verantwoordelijkheid op de mens gelegd. Als die deur dicht blijft, is dat nooit Gods schuld. Dat is onze eigen schuld, omdat wij die deur niet wilden openen, omdat wij Hem niet binnen wilden laten. Laten we toch de tekst eens goed lezen, want dan staat er toch ook dat het openen van die deur vrucht is van het horen van Zijn stem: “Indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen…”
Geliefden, het is zo, dat wij vaak met zoveel dogmatische gedachten bezet zijn, dat wij Gods Woord niet meer onbevangen kunnen lezen. dan beginnen we met onze gedachten al te corrigeren. Dat doen we ook met deze tekst, want we zijn zo rechtzinnig, we weten het o zo goed. En dan zijn er mensen, die bij het lezen van deze tekst er dit van maken: Kijk, zeggen ze dan, daar staat eigenlijk: “Ik sta aan de deur en Ik klop. En nu zal Ik maken dat men Mijn stem zal horen en dan zal Ik de deur opendoen en dan zal Ik tot hem inkomen en dan zal Ik avondmaal met hem houden en hij met Mij”.
Wat is dat dogmatisch zuiver, nietwaar? God moet het doen! Maar dat staat in mijn Bijbel niet! En nu heeft Luther eens gezegd: “Het Woord dat zul je laten staan!” Laat toch staan wat er staat. Er staat hier: “Ik sta aan de deur en Ik klop”. En nu moet u de deur voor Mij opendoen en dan kom Ik bij u binnen. Dát staat er!
Gemeente, als we daar eens rekening mee hielden. Want je kunt het draaien en keren zoals u zelf wilt, maar zo staat het hier in mijn Bijbel. En laten we dat Woord nu eens gewoon laten staan. De Heere vraagt: Doe die deur open! En als die deur opengedaan zal worden, kom Ik bij u binnen. Dat mag de Heere vragen. Dat kan de Heere vragen.
Ja, zegt u, maar hoe zit het dan toch met het openen van die deur? Is dat nu het werk van een mens of het werk van God? Er staat toch in de Dordtse Leerregels dat God opent wat gesloten is en dat Hij besnijdt wat onbesneden is en dat Hij vermurwt wat hard is. God moet het toch doen? En zo zijn er duizenden die zich verbergen achter hun onmacht en die zeggen: God moet het doen! En dan wachten ze wel af. God moet beginnen in mijn leven en daar wacht ik dan maar op. En dan gebeurt er verder niets.
Maar ik zou u willen vragen: waar wacht u dan precies op? U zegt: God moet beginnen! Hoe denkt u zich dat in, dat goddelijk begin? Dat hebt u zich misschien nog nooit gerealiseerd. Daar hebt u misschien nog nooit eens over nagedacht. Wat verwacht u nu eigenlijk’ Hoewel, als God begint, ja dan gaat u wat doen en daar wacht u dus op. Maar hoe ziet u nu dat goddelijk begin? Denkt u dat dan de bliksem naast u in moet slaan? Meent u misschien dat er een aardbeving moet plaatsvinden? Of verwacht u misschien een hoorbare stem uit de hemel, die u bij naam noemt? Geliefden, zo werkt God niet. Als u zo blijft leven, afwachtend of God niet zou gaan beginnen, dan komt u er nooit! Trouwens, het is een onwaarheid, want lees nu eens goed onze tekst. Er staat: “Ik sta aan de deur en Ik klop”. Al zoveel jaren, al zoveel keer heb Ik geklopt! Ik sta aan de deur en Ik sta maar te wachten of die deur nog eens een keer open zal gaan. Ik sta aan de deur en Ik klop! Moet God dan nog beginnen? Wat een liefdewerk legt Hij aan u ten koste!!
En nu is het woord aan u. De Heere wacht tot u eens begint. De Heere zegt: Ik ben begonnen. Nu u van de andere kant. En daar heeft God recht op. Laten we eens eerlijk zijn. Weet u dat er in Gods Woord meer dan 140 keer staat “Bekeert u!” Daar kun je toch niet omheen? Dan kun je toch niet net doen of het er niet staat? De Heere zegt: Doe die deur open! Ik sta aan de deur en Ik wil bij u binnenkomen. Ik wil je zaligmaken! Doe die deur voor Mij open. Hoe gaat dat dan? Hoe werkt de Heere nu? Er staat: “Indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen…” Het openen van de deur is vrucht van het horen van Zijn stem. Hoe kunnen we dan die stem horen? Nou, als Hij klopt! Als wij nu in Gods huis zijn, dan is Hij bezig te kloppen. Dan kunnen we die klop horen, wij kunnen Zijn stem horen. En dat is met onze natuurlijke oren. Want het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God (Romeinen 10:17).
Daarom laat God Zijn Woord preken. Niet opdat u er vrijblijvend naar zou luisteren; niet opdat u zou zeggen: nou, het was wel een aardige preek of een minder mooie preek, zoals meestal over preken gepraat wordt en om dan zomaar weer het Woord naast u neer te leggen. Nee, het is zo dat de Heere dat Woord laat prediken, opdat wij daarop een antwoord zouden geven.
“Want indien iemand Mijn stem hoort”. Weet u hoe dat gaat? Er zit iemand in de kerk en er wordt over deze tekst gepreekt. Hij luistert zoals hij al zo vaak luisterde, met belangstelling of met minder belangstelling. En plotseling gaat hij anders luisteren. Wat nou, is dat waar? Staat de Heere aan de deur van mijn hart te kloppen? Wil Hij bij mij binnenkomen? Bedoelt Hij mijn zaligheid? Wil Hij mij genadig zijn? Is dat werkelijk zo en staat Hij al zo lang aan de deur van mijn hart te kloppen? Strekt Hij werkelijk Zijn handen naar mij uit? Dat heb ik nog nooit zo gezien; dat heb ik nog nooit zo gehoord. O Heere, wat een wonder!
Met verwondering gaat zo iemand luisteren; hij wordt er bij betrokken. En dan wordt de vraag geboren: wat moet ik dan doen tot zaligheid? “Indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, dan kom Ik er in”. O, zeggen ze: Heere, is het anders niet? Moet die deur open? Moet ik die deur openen voor U? O, maar dan doe ik dat direct. Eerst het slot er af en klaar is het! Maar nu komen de moeilijkheden, want ze krijgen die deur niet open! Ze hebben destijds de ene grendel na de andere voor die deur geschoven en die grendels zijn inmiddels vastgeroest. Ze hebben die deur ook nog dichtgespijkerd. En ze kunnen nu proberen wat ze willen, maar die deur zit vast, die deur zit op slot!
Hoe groot wordt nu hun nood, hoe groot hun benauwdheid, hoe groot hun smart. Want zie, daar staat de Heere nu aan de deur van hun hart te kloppen. Hij beoogt hun welzijn, Hij beoogt hun eeuwig heil en nu kunnen zij die deur niet open krijgen. Het is hun eigen schuld, want zij hebben die deur gesloten en nu kunnen ze hem niet meer open krijgen. “O God”, zo moeten ze zuchten: “Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig” (Psalm 51 berijmd). Ik ben het ook niet waard, maar ik kan ook zonder U niet meer leven. O, zou U bij mij toch nog binnen kunnen komen? Zou U die deur op een wonderlijke wijze van buitenaf kunnen openen? Uw Naam is immers Wonderlijk. O God, wees mij, zondaar, genadig.
Geliefden, dát is het horen van Zijn stem. Dan zijn we er werkzaam mee en dan gaan we in de praktijk van het leven leren dat we die deur niet meer open kunnen doen. En weet u hoe het inmiddels met zo iemand is? Wel, die deur die hij niet open kan krijgen, die is inmiddels al geopend! Die is al open, want die deur gaat open in de droefheid naar God, die gaat open in de aanklacht van onszelf voor God, die gaat open in het aanvaarden van onze schuld voor God, in het erkennen van Zijn gerechtigheid, in het nodig hebben van de Heere. Voor wie het zonder Hem niet meer kunnen stellen, is de deur allang open. Mensen die echt last hebben van dat gesloten hart, hebben al een open hart. Mensen die last hebben van hun harde hart, die hebben al een verbroken hart.
En wat zal de Heere nu gaan doen? Hij maakt altijd Zijn belofte waar: Als de deur opengedaan is, dan komt Hij binnen en dan gaat Hij avondmaal houden. Dat is onze laatste gedachte: “Wat Hij belooft”, maar eerst zingen we met elkaar uit Psalm 72 het zevende vers:
Nooddruftigen zal Hij verschonen;
Aan armen, uit genâ,
Zijn hulpe ter verlossing tonen;
Hij slaat hun zielen gâ.
Als hen geweld en list bestrijden,
al gaat het nog zo hoog,
hun bloed, hun tranen en hun lijden
zijn dierbaar in Zijn oog.


3. Wat Hij belooft: “Ik zal tot hem inkomen en met hem avondmaal houden en hij met Mij”

Geliefden, wat is het een wonder, dat Hij bij zulke mensen naar binnen wil komen! Dat Hij binnenkomt om ze te reinigen met Zijn bloed en om ze te vernieuwen door Zijn Geest. Ja, opdat ze met Hem de intiemste gemeenschap zouden hebben, opdat ze door Hem de verzoening met God zouden genieten en Zijn lieve gunst smaken. Dat ligt toch begrepen in de woorden. “Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem avondmaal houden en hij met Mij”.
Hij gaat Zichzelf aan zo iemand verklaren en openbaren. Hij is het, Die Zichzelf gaat wegschenken. En aan hen geeft Hij deze gezegende vruchten van Zijn borgwerk te genieten.
“Ik zal avondmaal met hem houden”. Dan moeten we nog niet direct denken aan het Heilig Avondmaal, dat wordt hier eigenlijk niet bedoeld. Maar we moeten denken aan een oosterse avondmaaltijd: De avondmaaltijd was in het Oosten altijd de belangrijkste maaltijd. En het was een buitengewone eer om daarvoor uitgenodigd te worden. Want niet iedereen werd maar uitgenodigd. Nee, alleen de intiemste vrienden en de beste bekenden. “Ik zal avondmaal met hem houden”. Als Hij binnenkomt, gaat Hij Zichzelf verklaren, Zichzelf openbaren. En dan gaat Hij inleiden in Zijn werk en dat gaat Hij toepassen aan het hart. Dan is het zo, dat Hij Zichzelf te genieten geeft. Als Hij binnenkomt, dan komt Hij niet binnen als Gast, maar dan komt Hij binnen als Gastheer. Hij richt de tafel toe voor hun aangezicht. Hij is het Die het hart gaat vervullen met vrede, met vreugde, met liefde, met zaligheid. Want werkelijk, als die Zaligmaker binnenkomt, dan wordt de zaligheid van die Zaligmaker ook gesmaakt, in welke mate dan ook.
Alles wordt niet in één dag geleerd. Als die Zaligmaker binnenkomt, dan maakt Hij zalig, dat is “vol” maken. Dan vervult Hij het hart met heilbespiegelingen. Dan is het zo, dat Hij verlost van de zonde en dat Hij ook inzet in de gemeenschap met God. Dan is het zo, als het geloof door mag breken en iets van Hem gezien en omhelsd mag worden, dat dan ook beleefd wordt dat er een vlak veld is tussen God en de ziel. Dan staan we voor God, alsof we nooit zonde gekend of gedaan hadden, alsof we alle gehoorzaamheid hadden betracht die Christus voor ons heeft betracht. Ja, dan zijn we zalig!
Geliefden, bent u wel eens zalig geweest? Daar zijn eigenlijk geen woorden voor. Dat kun je niet bespreken, dat kun je alleen maar beleven. En als je het beleefd hebt kun je het niet zeggen. Mensen, die de Zaligmaker hebben mogen ontmoeten, die iets van de zaligheid van die Zaligmaker hebben mogen proeven, kunnen eigenlijk niet zeggen wat ze doorléven. Daar zijn geen woorden voor. Want al zou je er nu duizend keer over spreken, maar als u het één keertje zou beleven, zou u zeggen: Er is nog nooit iets van gezegd. En dat is waar ook.
O die zaligheid, die Jezus schenkt! Dan worden we verlost van datgene wat ons bezwaart en benauwt en bedroeft over de zonde. Dan mogen we datgene ontvangen, waarnaar ons hart verlangend is geworden, namelijk dat heil smaken, dat de breuk is geheeld. Dan is het zo, dat Hij bedient uit Zijn volheid. En dat zij ontvangen mogen genade voor genade (Johannes 1:16). En zeker, het smaken van Zijn gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijze.
Het is wat, als je beleven mag, dat de hitte van Gods gramschap geblust is en Gods toorn gestild is. Dan is het feest voor de ziel! Als ze eens mogen eten van de hemelse lekkernijen, die Hij bereid heeft. Als Hij ze doet drinken van de wijn die Hij mengde. Als Hij Zichzelf te genieten geeft. Dan ziet zo’n mens niemand meer dan Jezus alleen. En dan raakt hij op Hem niet meer uitgekeken en over Hem niet meer uitgewonderd. Dan neemt Hij het hart zodanig in, dat Hij het geheel vervult. “Ik zal avondmaal met hem houden”. Het gaat van Hem uit. Hij brengt alles mee wat ons heil volmaakt.
En dan staat er achter: “en hij met Mij”. Dan mogen wij met Hem avondmaal houden. Dan is het zo dat een volle beek van wellust elk in liefde dronken maakt. Dan mogen we ons in Hem verliezen, dan mogen we ons aan Hem toebetrouwen, ons aan Hem overgeven. Dan wensen we ons door Hem te laten zaligen. Dan gunnen we Hem ook de eer van de zaligheid. Dan zingt het in onze harten: “Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen”. Dan krijgen we Hem hartelijk lief. “Ik zal U al mijn liefde waardig schatten, wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten”. Ik zal U al mijn liefde waardig schatten, omdat U bij mij binnen wilde komen, omdat U Zelf die deur wilde openen, omdat U mij genadig wilde zijn. “Mijn God, u zal ik eeuwig loven”, omdat U dat grote wonder ook in mij en voor mij hebt willen doen.
“Ik zal avondmaal met hem houden en hij met Mij”. Wil dat dan zeggen dat zo iemand altijd door aan het feestvieren is? Dat zo’n mens altijd aan het genieten is? Is het dan elke dag avondmaal? Ach, dat hadden ze wel gedacht, gehoopt, gewenst en begeerd. Maar de praktijk is zo anders. Want, gemeente, de zonde maakt telkens weer scheiding. En laat het dan zo zijn, dat bij de eerste zucht van het nieuwe leven, de zonde ons de dood wordt, maar de zonde is niet dood in ons. We komen er wel achter, dat de zonde springlevend is en dat het een macht is, die ons telkens weer bedreigt, gevangen neemt.
Als dan de zonde tussenbeide komt, dan gaat God Zijn aangezicht verbergen en dan gaan we in het donker, dan worden we verschrikt. Dan kan het bang worden. Dan kan het zo donker zijn, dat wel eens gezegd wordt: dan is de hemel als van koper, dat er geen enkel woordje van troost doorheen komt. Dat het dan schijnt alsof de Heere ons vergeten, ons verlaten heeft, niet van ons afweet. Dan lijkt het hart van ijzer, zo koud, zo levenloos, zo dor, zo toegesloten, zo hard, dat er geen zucht uit opstijgt. Je zou zeggen: dat komt nooit meer goed. Ja, als Hij niet de Getrouwe was! Want er staat: Ik zal bij hem inkomen”. Er staat niet dat Hij weer weggaat. Als Hij binnenkomt, dan blijft Hij er. “Zacheüs, haast u en kom af, want Ik moet heden in uw huis blijven”.
Waar Hij binnenkomt, daar blijft Hij, daar laat Hij Zich nooit meer wegjagen, ook niet door de zonde, ook niet door de ongerechtigheid. Al is het, dat Hij Zich wel eens verborgen houdt, zodat Zijn troostvolle aanwezigheid, Zijn zalige nabijheid niet wordt bespeurd. Maar verlaten doet Hij hen niet! Want wat zou er van hen worden? Er is geen afval der heiligen. Zo is het dat Hij telkens weer opnieuw de Eerste is om Zich opnieuw aan hen te openbaren, Zich opnieuw aan hen te verklaren. En Hij is het ook telkens Die opnieuw plaats maakt voor Zichzelf in het hart, zodat ze schuld belijden voor Hem.
En zo maakt Hij telkens weer Zijn Woord waar: “En Ik zal bij hem inkomen, Ik zal avondmaal met hem houden en hij met Mij”. Zo gaat dat volk toch voort van kracht tot kracht (Psalm 84:8). Er wordt wel eens gezegd dat Gods volk gaat van zwakheid tot zwakheid. Ach, het is maar net waar je de nadruk op legt. Want zeker, er zijn berghoogten in het leven van Gods kinderen. Maar waar moet nu de nadruk op vallen, op die berghoogten of op die diepten? Zou het niet een beetje Godonterend zijn, als ik alleen maar let op die diepe valleien van Godsverdenking, van wantrouwen, van moedeloosheid, van opstand? Zou ik niet moeten zeggen: Ja toch! Van kracht tot kracht, als Hij me telkens weer uit die diepte omhoog haalt, als Hij telkens weer mijn voeten op een rotsteen zet, waar Hij telkens mijn krachten vernieuwt, als ik niet meer verder kan. En zo komt Gods Kerk in Sion. En daar wordt dit woord ten diepste vervuld: “Ik zal bij hem inkomen en Ik zal avondmaal met hem houden en hij met Mij”. Want ja, gemeente, hoe intiem de gemeenschap hier op aarde met Hem door het geloof ook zijn mag, hoe zalig we hier ook zouden mogen wezen, maar het is niet te vergelijken met wat Gods Kerk wacht. Als Gods Kerk thuis komt, dan zal ze zeggen: Nee, zo’n grote zaligheid had ik me niet voorgesteld, want het is een zaligheid die geen oog gezien heeft, geen oor gehoord heeft en die in geen mensenhart is opgeklommen (1 Korinthe 2:9). Daar gaat God hem Zijn volle gunst betonen. Daar zal geen enkele zonde meer scheiding teweeg brengen. Daar zal Hij eeuwig avondmaal met hen houden en zij zullen eeuwig aanzitten aan de tafel van de Koning. Daar zullen ze eeuwig verzadigd worden met Zijn zoete gunst en Zijn lieflijke nabijheid en zalige aanwezigheid.
Zijn het niet gelukkige mensen, die geroepen zijn tot het bruiloftsmaal van de bruiloft van het Lam? En daartoe wordt u nu genodigd, wie u ook bent. “Ik sta aan de deur en Ik klop”. En daar gaat dat woordje “zie” aan vooraf. Houdt u er ernstig rekening mee.
Ziet u Hem niet staan, vlak voor u? Hoort u Zijn stem niet? Voelt u die klop niet? Ik sta aan de deur van uw hart. Ga er niet aan voorbij, want God komt er een keer op terug en dan zal Hij u vragen: is het niet waar geweest, dat Ik klopte aan de deur van uw hart? Hoe menigmaal heb Ik bij u binnen willen komen? Hoe vaak heb Ik aan de deur van uw hart geklopt, maar u hebt niet gewild, u hebt Mij niet binnen willen laten komen, u hebt de deur voor Mij niet willen openen. O, dan zal het eigen schuld zijn.
Echt, als Hij u nodigt, dan meent Hij dat! Als die deur gesloten blijft voor Hem, als u in de onbekeerlijkheid blijft voortleven en zegt: “Wijk van mij, want ik heb geen lust aan de kennis van Uw wegen”, dan begint Hij te wenen, zó gaat het Hem aan, als u verloren gaat. Hij heeft in uw dood geen lust, maar wel lust om u het eeuwige leven te schenken. O, dat u dan Hem te voet viel en dat u zou gaan zeggen: O God, als dat nu zo is en ik geloof het; als dat nu waar is en ik kan het niet ontkennen, dat U vele bemoeienissen met mij maakte, o God, wees mij, zondaar, dan genadig! Wilt u dan dat harde hart verbreken? Kom alstublieft in mijn leven en breng me aan Uw voeten om door U, uit genade, gezaligd te worden. Gemeente, laat het dan uw gebed zijn: “Geef dat ook mijn oog het goede van Uw uitverkorenen zou mogen aanschouwen, opdat ik mij verheuge in blijdschap van Uw volk”.
Ouderen van dagen, wanhoopt niet! U hoeft niet te zeggen: het zal voor mij wel niet zijn. U hoeft niet te denken: het zal voor mij wel te laat zijn, ik zal wel te oud zijn. U hoeft ook niet te denken: ik zal wel te slecht zijn; ik heb zo’n zondig leven achter de rug. Ach, het doet er niet toe. “Zo iemand”, daar hoort u ook bij, daar hoort het kleinste kind bij. “Zo iemand” bent u! Je bent niet te jong om bekeerd te worden. “Zo iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen…” En dan gaat die deur open, als we het Woord van God ter harte gaan nemen. De deur van het hart gaat open in een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering werkt tot zaligheid (2 Korinthe 7:10). Die deur gaat open als we aan de godsdienst niet meer genoeg hebben, maar als we de God van de godsdienst nodig krijgen. Die deur gaat open als we ons schuldig leren kennen voor God, Hem om genade gaan bidden.
“Zo gij Zijn stem dan heden hoort”. Misschien is het de laatste keer. “Verhard u dan niet, maar laat u leiden”. En wat is het dan een wonder, als Hij bij ons binnen wil komen. Dan moet zo iemand zeggen: O Heere, hoe bestaat het, want ik zou U buiten hebben laten staan. Ik had die deur nooit voor U geopend. Want is het, dat U omgezien hebt naar mij, die nooit naar U omgezien zou hebben, en dat Gij U aan mij wilt wegschenken en dat in de grootheid van Uw genade. Gemeente, dan kunnen we het niet op, dan gaan we ons verwonderen, voor en over God! Dan worden wij klein en dan wordt Hij groot, aanbiddelijk groot. En dan leeft het, in het diepst van onze ziel: Door U is het alleen, niets van mij is er bij. Het is om het eeuwig welbehagen.
Dan wordt hier het lied geleerd, dat straks in de hemel eeuwig gezongen zal worden. want daar krijgt het Lam, daar krijgt de Drie-enige God de eer in het zalig worden van zo’n mens als ik ben. Daar zal het voor eeuwig zijn: “Niet ons o Heer’, niet ons, maar Uw naam alleen eeuwig de eer!

Amen.

Ds. J. van Haaren, predikant ger.gem. (geb. 1933, overl. 1983)
Gebruikersavatar
Pim
Berichten: 4033
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42
Locatie: Zuid-Holland
Contacteer:

Bericht door Pim »

Oorspronkelijk gepost door Refojongere
Of het ligt blijkbaar niet bij het punt dat jij aanhaalt Pim, maar dieper..
RJ, misschien heb ik het mis en/of niet juist omschreven. Kan goed hoor.

RJ, niemand zal zeggen dat zondekennis het fundament is van de zaligheid. Het gaat er om dat de ene partij zegt dat een mens wordt levendgemaakt, dan ellendekennis krijgt en dan toch nog de onmisbare Christuskennis. De ander zegt dat de levendmaking plaats vindt bij de eerste openbaring van Christus (als Christuskennis onmisbaar is, dan is dat het moment van wedergeboorte) aan het hart. Hoe aangevochten en hoe klein het geloof ook is. Voordat kennis is aan Christus kan het allemaal nog mensenwerk zijn. Orpa heeft ook haar boeltje gepakt in Moab. Is echter (voor zover wij weten) niet in Kanaan aangekomen.

Zolang in de prediking de toehoorders de noodzakelijkheid van Christuskennis wordt aangezegd, dan is het m.i. van ondergeschikt belang waar je precies het punt van wedergeboorte legt (Veel geschriften zeggen dat we het niet weten, toch?). O.a. Adrianus is het er niet mee eens en ziet het niet als een verschil in de insteek, maar hij ziet een wezenlijk grote kloof tussen de twee opvattingen. Met praktisch remonstrantisme etc. tot gevolg.

Adrianus is bang dat mensen zonder zelfkennis Christus te voet vallen (en die lopen rond met een gestolen Jezus). Niek is bang dat mensen rondlopen met de gedachte: 'ik ken mezelf en de rest* komt vanzelf'.
Beide gevaren zijn aanwezig (en kunnen we wellicht allen zien in onze omgeving), daarom begrijp ik niet waarom er geen acceptatie van elkaars inzichten is met de conclusie dat er een theologisch verschil van inzicht is, maar dat het in de prediking op Christus aan moet!

Ik zou het zeer apprecieren als Niek en Adrianus eens puntsgewijs uiteenzetten wat de uitwerking van de verschillen in hun visie is voor de prediking. Waar gaan verschillen ontstaan in de prediking. Kunnen we kijken of in beider visie op de prediking iets mist. Zo niet, dan kan er geen probleem zijn, hoogstens een accentsverschil waar de een zich prettiger bij voelt dan de ander.

Toch? Luther en Calvijn, Whitefield en Philpot juichen ook allemaal voor Gods troon, dus we hoeven elkander hier niet voor afvallig of vervallend uit te maken en wat dies meer zij.

(*rest = vergeving van zonden. Terwijl het daar om moet gaan. Echter nood is geen nood meer bij zulke mensen.)
Hartelijke groet,

Pim.

Het is vandaag een dag van Goede Boodschap. PrekenWeb.nl
Gebruikersavatar
Pim
Berichten: 4033
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42
Locatie: Zuid-Holland
Contacteer:

Bericht door Pim »

Mooie preek Zeeuw. Hij is hier wel eens gelezen. Ik ken echter iemand die heftig problemen (in een GG) heeft gekregen toen betreffend persoon deze preek las. 'Er klopte namelijk geen hout van......'
Hartelijke groet,

Pim.

Het is vandaag een dag van Goede Boodschap. PrekenWeb.nl
Gebruikersavatar
Pim
Berichten: 4033
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42
Locatie: Zuid-Holland
Contacteer:

Bericht door Pim »

Oorspronkelijk gepost door Adrianus
Pim,

Hele mooie preek. Ik zou willen dat ze van de SRA wat meer preken van Ds van Haaren op de site zouden ztten. De catechismusverklaring bijvoorbeeld. Maar daar zullen ze het zeker niet mee eens zijn, doch dat terzijde.
Vervelende opmerking. Maar goed, jouw standpunt in dezen is bekend.
Jij vraagt aan Niek en mij om nog eens puntsgewijs op papier te zetten hoe het nu zit met onze verschillen in visie. Ook jij weet dat we het al een aantal keer hierover hebben gehad. Ook Zeeuw heeft op dit punt duidelijke bijdragen geleverd.

Zelf dacht ik dat in het topic 'foute argumenten' in de rubriek Kerk en Cultuur(heb ik voor het gemak even 'naar boven gehaald' een tamelijk afgeronde discussie over dit onderwerp heeft plaatsgevonden. Wat zou je daar nog aan aangevuld willen zien?
Puntsgewijs is iets anders dan een topic met 430 reacties..... Van mij part kopieer je daar wat uit, maar het lijkt me goed zo halverwege ;) de discussie e.e.a. eens samen te vatten! En ons dan te concentreren op de uitwerking in de praktijk. Dat er verschil van inzicht bestaat is een feit. En wie de beste 'papieren' heeft, dat kan wellicht uit de topic foute argumenten naar boven gehaald worden. De conclusie of een uitwerking van de visie nu in de prediking tot wezenlijke verschillen gaat leiden is m.i. het relevantst. Want dan kunnen we concluderen of het terecht is dat je er op blijft hameren dat er niet slechts sprake is van een andere accentuering cq invalshoek.
Hartelijke groet,

Pim.

Het is vandaag een dag van Goede Boodschap. PrekenWeb.nl
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24616
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Bericht door refo »

Adrinaus denkt dat als hij eenmaal iets heeft uitgelegd, het niet nodig is het nog eens te doen.
Lecram

Bericht door Lecram »

Oorspronkelijk gepost door Adrianus
Hele mooie preek. Ik zou willen dat ze van de SRA wat meer preken van Ds van Haaren op de site zouden ztten. De catechismusverklaring bijvoorbeeld. Maar daar zullen ze het zeker niet mee eens zijn, doch dat terzijde.
Leg nu eens uit, Adrianus, wat deze opmerking nu toevoegt aan de discussie. Hiermee zet je alleen maar kwaad bloed en verhoog je het polarisatiegehalte. Hierdoor wordt de beschuldiging dat de SRA polariseert in 1 klap waardeloos gemaakt.
Ook weet je helemaal niet of ze het daarmee (on)eens zijn (zou je bijv. kunnen vragen in het SRA forum).
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24616
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Bericht door refo »

Dat houdt dit in, dat Hij staat voor een gesloten deur, anders hoefde Hij niet te kloppen. Hij staat voor een gesloten deur, de deur van ons hart is voor Hem gesloten.
De thelogen moeten een beetje oppassen met die beeldspraken. Anders gaan ze elkaar tegenspreken.

De kanttekenaren betrekken het kloppen op de deur van wedergeborenen. Als er überhaupt geklopt wordt ben je wedergeboren?

Ds Van Haaren stelt hier dat Hij klopt aan de deur van onwedergeborenen.

Verderop zegt hij dan weer
Wel, die deur die hij niet open kan krijgen, die is inmiddels al geopend


Dat zou dan weer betekenen dat de zondaar wil reageren op het kloppen, dat niet kan in eigen ogen, maar zich niet realiseert dat de deur al open is. Maar dan kan er niet geklopt worden.

Ik denk dat het kloppen op de deur alleen wil zeggen dat Christus met iedereen avondmaal wil houden en daarom aandringt de deur te openen. Dat past niet geheel in het contraremonstrantse gedachtengoed, waarom de kanttekenaren zich geroepen voelden af te dingen op de tekst. Gelukkig staan die tekeningen aan de kant en niet in de tekst van de Schrift.
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Appelerende preek van Ds. van Haaren. Had ik eerlijk gezegd niet verwacht. Dus Adrianus heeft wel gelijk met zijn 'verwijt', tenminste wat mij betreft.

Dan inhoudelijk, Adrianus je haalt het citaat aan van Ds. van Haaren. Moet ik nu weer wat anders gaan plakken? Heeft niet zoveel zin, want onze standpunten lopen hierin uiteen.

Inderdaad Pim lijkt het zo klein en dat is het ook als er maar nooit in de preek of in een ander geschrift aandacht wordt besteed aan mensen die ellendekennis hebben zonder kennis van Christus. Met aandacht bedoel ik termen als 'volk' of 'Gods volk' of 'bekommerden' etc. Wel moet een ieder, en ook zij, Christus gepredikt worden. Dat is echter anders. Als je toch deze mensen aan gaat spreken met deze aanduidingen dan maak je als predikant een 'tussenvolk', waar de gemeente niet door gebouwd, maar meer door afgebroken wordt. Ja, ze bouwen wel een gemeente op, hún gemeente van godsdienst, maar de levende gemeente verschraalt. Dat laatste is heel erg.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

'indien iemand Mijn stem zal horen'

Refo dit zijn de kanttekeningen:

Dit wordt niet gesteld in den vrijen wil des mensen, maar deze vermaning is een middel waardoor Christus de deur van onze harten opent, dewijl hij hier spreekt tot leden van Zijn gemeente, waarvan velen reeds den Geest van Christus deelachtig waren, welke gave door zulke vermaningen meer en meer verwekt wordt, gelijk Paulus tot Timotheüs spreekt, want niemand komt tot Christus dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, dien de Vader trekt en dien het van den Vader gegeven is, zodat niemand voor Christus’ vermaningen zijn hart open doet, dan dien God zelf het hart eerst opent om op Zijn Woord acht te nemen, gelijk David bidt, en van Lydia betuigd wordt, en van alle gelovigen.

De kanttekenaren spreken niet van wedergeborenen Refo maar dat Johannes hier spreekt tot een gemeente waarvan velen reeds de Geest van Christus deelachtig waren.
In onze tijd is het de gewoonte om te spreken van een gemeente, ook als het een gemeente is zonder Avondmaalsgangers! Dat is géén gemeente, zeker niet ten tijde van de eerste christengemeenten en de Vroege Kerk. Iets van dat gemeentezijn proef je nog bij de Reformatoren en Nadere Reformatoren. De gemeente die samenkomt is de 'gemeente des HEEREN'. Zij moet zijn een gemeente van belijdende leden [leden die toegang hebben gevraagd tot de tafel des HEEREN] en doopleden [die gedoopt zijn omdat ze gelovige ouders hebben]. Zo spreekt dan Christus tot deze gemeente, want ook Hij weet dat het niet alles Israël is, wat zich Israël noemt en zo is voor allen nodig dat de deur wordt geopend, dit voor het eerst of bij vernieuwing.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Plaats reactie