Leeruitspraken 1931 toevoeging of onderstreping?
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Leeruitspraken 1931 toevoeging of onderstreping?
Op uitnodiging van klavier nog eens de vraag in hoeverre de leeruitspraken van 1931 een onderstreping zijn van wat in de belijdenisgeschriften staat of dat er iets nieuws of afwijkends in staat.
Er zijn vragen te stellen over de bijbelse basis voor een aantal termen en statements zoals:
1. " het verbond der werken" ,
2. " God eist zijn beeld terug"
3. " het onderscheid tussen " wezen" en " bediening" van het verbond.
4. de verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping.
De vraag waartoe ik me wil beperken is of de leeruitspraken staan in de lijn van de 3 Formulieren van enigheid. Als ik vraag en antwoord 74 van de HC leg naast uitspraak 4 : " ...het verbond is opgericht objectief met Christus, en subjectief met de uitverkorenen" . In hoeverre stemt dat overeen?
Als het overeenstemt, dan komen we dicht bij de veronderstelde wedergeboorte, of het stemt niet overeen. Als we pas in het verbond ingelijfd worden door geloof en wedergeboorte, dan klopt het doopformulier en de HC niet, want die zeggen dat de kinderen van gelovige ouders in het verbond begrepen zijn. Zie de volgende Schriftplaatsen:
Genesis 6:18 Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten; en gij zult in de ark gaan, gij, en uw zonen, en uw huisvrouw, en de vrouwen uwer zonen met u.
Genesis 17:7 En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
Ezechiël 16:60 Evenwel zal Ik gedachtig wezen aan Mijn verbond met u, in de dagen uwer jonkheid, en Ik zal met u een eeuwig verbond oprichten.
Over een onderscheiding in het verbond van uitwendig en inwendig, bediening en wezen, lees ik nergens in de 3 FvE.
Vr.74. Zal men ook de jonge kinderen dopen?
Antw. Ja het; want mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn a, en dat hun door Christus’ bloed de verlossing van de zonden b en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt c, zo moeten zij ook door den Doop, als door het teken des verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden d, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is e, voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is f.
Er zijn vragen te stellen over de bijbelse basis voor een aantal termen en statements zoals:
1. " het verbond der werken" ,
2. " God eist zijn beeld terug"
3. " het onderscheid tussen " wezen" en " bediening" van het verbond.
4. de verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping.
De vraag waartoe ik me wil beperken is of de leeruitspraken staan in de lijn van de 3 Formulieren van enigheid. Als ik vraag en antwoord 74 van de HC leg naast uitspraak 4 : " ...het verbond is opgericht objectief met Christus, en subjectief met de uitverkorenen" . In hoeverre stemt dat overeen?
Als het overeenstemt, dan komen we dicht bij de veronderstelde wedergeboorte, of het stemt niet overeen. Als we pas in het verbond ingelijfd worden door geloof en wedergeboorte, dan klopt het doopformulier en de HC niet, want die zeggen dat de kinderen van gelovige ouders in het verbond begrepen zijn. Zie de volgende Schriftplaatsen:
Genesis 6:18 Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten; en gij zult in de ark gaan, gij, en uw zonen, en uw huisvrouw, en de vrouwen uwer zonen met u.
Genesis 17:7 En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
Ezechiël 16:60 Evenwel zal Ik gedachtig wezen aan Mijn verbond met u, in de dagen uwer jonkheid, en Ik zal met u een eeuwig verbond oprichten.
Over een onderscheiding in het verbond van uitwendig en inwendig, bediening en wezen, lees ik nergens in de 3 FvE.
Vr.74. Zal men ook de jonge kinderen dopen?
Antw. Ja het; want mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn a, en dat hun door Christus’ bloed de verlossing van de zonden b en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt c, zo moeten zij ook door den Doop, als door het teken des verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden d, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is e, voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is f.
Re: leeruitspraken 1931 toevoeging of onderstreping?
.Miscanthus schreef:want mitsdien zij alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn
Misschien is het interessant om een aantal Ger. Gem. HC-preken op dit punt te bestuderen. Ik herinner mij zelf een preek, waarin werd uitgelegd dat het hier om 'de erve des verbonds' zou gaan.
Toen het homohuwelijk in Nederland werd ingevoerd waren verschillende landen nogal verbolgen. Niet alleen om het feit zelf, maar ook omdat 1 land het in z'n haar haalde de definitie van 'huwelijk' in z'n eentje aan te passen. Dat zou een wereldwijde excercitie moeten zijn.
Zo kan 1 kerkverband ook niet in z'n eentje zoiets als het Genadeverbond definiëren. Althans niet zo dat iedere afwijking meteen 'verbondsontzenuwend' is. What ever that may be.
Zo kan 1 kerkverband ook niet in z'n eentje zoiets als het Genadeverbond definiëren. Althans niet zo dat iedere afwijking meteen 'verbondsontzenuwend' is. What ever that may be.
Ik vraag me af of ik het met de intentie eens moet zijn. Behalve dat de inhoud gevaarlijk rationalistisch is, is m.i. de intensie om eenheid te zoeken ver weg met deze stellingen.
Hedendaagse bijbelstudie is voor een belangwekkend deel het elimineren van traditioneel-theologische en hermeneutische contradicties.
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Het gaat hier niet over de intentie, en evenmin over de vraag of ieder verbondskind er in blijft (ook zalig wordt) en de weldaden deelachtig wordt door een geschonken geloof. Het gaat er om of ze in lijn staan met de belijdenisgeschriften. ik meen aangetoond te hebben dat dat niet het geval is. Het lijkt erop dat daarom een onderscheid is anagebracht tussen wezen en bediening van het verbond, wat ik nergens in de bijbel terugvind.
Ook de tekst uit Hebreën bewijst nog geen tweeerlei verbond, maar eerder tweeerlei kinderen van het verbond, hoewel dat pas achteraf is vast te stellen - voor zover het aan ons is om dat vast te stellen.
Ook de tekst uit Hebreën bewijst nog geen tweeerlei verbond, maar eerder tweeerlei kinderen van het verbond, hoewel dat pas achteraf is vast te stellen - voor zover het aan ons is om dat vast te stellen.
Tja, als ik hierop in zou gaan, vrees ik dat we een herhaling krijgen van diverse andere topics. Lijkt me niet zinvol.Miscanthus schreef:Het gaat hier niet over de intentie, en evenmin over de vraag of ieder verbondskind er in blijft (ook zalig wordt) en de weldaden deelachtig wordt door een geschonken geloof. Het gaat er om of ze in lijn staan met de belijdenisgeschriften. ik meen aangetoond te hebben dat dat niet het geval is. Het lijkt erop dat daarom een onderscheid is anagebracht tussen wezen en bediening van het verbond, wat ik nergens in de bijbel terugvind.
Ook de tekst uit Hebreën bewijst nog geen tweeerlei verbond, maar eerder tweeerlei kinderen van het verbond, hoewel dat pas achteraf is vast te stellen - voor zover het aan ons is om dat vast te stellen.
Je vindt in de Bijbel wel degelijk een onderscheid tussen wezen en bediening van het verbond, alleen je vindt de termen er niet. Maar dat zegt natuurlijk niks.
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Iedere tijd heeft zijn eigen problemen en vraagt om bepaalde toespitsingen. Je zult moeten toegeven dat je bij bepaalde vragen er niet uitkomt door slechts de belijdenis te citeren. Je zult dan toch aan interpretatie moeten gaan doen.Miscanthus schreef:neu, maar ik hoop dat je wel met me eens bent dat 1931 anders spreekt dan de HC.Afgewezen schreef:Tja, als ik hierop in zou gaan, vrees ik dat we een herhaling krijgen van diverse andere topics. Lijkt me niet zinvol.
Ik ben ook wel benieuwd naar de reactie van klavier....
Maar, zoals ik al zei, ik ben met de formuleringen van 1931 niet onverdeeld gelukkig. Ik denk dat de predikanten destijds zich toch wat vertild hebben aan deze kwestie.
Ik weet niet alle leerstellingen meer uit mijn hoofd, maar volgens mij is de eerste dat God zijn beeld terug eist. Das naar mijn mening op zichzelf waar, maar zoals heel veel dwaalleren doet het geen recht aan het ware beeld wat Gods Woord ons presenteerd. In het nieuwe testament, wanneer deze in het geheel bezien wordt, is er helemaal geen sprake van een God die zijn beeld terug eist, maar van een God die wil dat iedereen geloofd in Jezus Christus en daarnaar leeft. En daarmee is de trent gezet voor de prediking die in de GG vanuit de wet (want God eist in de eerste plaats zijn beeld terug) en elders (bijv. de HHK) vanuit Christus gepreekt wordt (want God wil dat we toevlucht zoeken in Christus). Daarmee beweer ik niet dat ellendekennis niet noodzakelijk is, want dat wordt in de gehele rechtervleugel beaamt, maar de wetsprediking is in veel gemeenten zodanig prominent dat het het evangelie ondersneeuwt.
Even voor jullie opgezocht en overgenomen ten bate van de helderheid van deze discussie:
Leeruitspraken van de Gereformeerde Gemeenten in 1931
De generale synode van Rotterdam sprak uit:
1: Dat het Verbond der Genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing ter zaligheid, dat het wezen des verbonds daarom alleen geldt den uitverkoornen Gods en nooit gelden kan het natuurlijk zaad. Dat aard en wezen van het Verbond der Verlossing en Verbond der genade één zijn en niet twee. In wezen is het één Verbond.
2: Dat de Heilige Schrift slechts spreekt van twee Verbonden in betrekking tot des menschen eeuwigen staat, namelijk het Verbond der Werken en het Verbond der Genade.
3: Dat wat het wezen des Verbonds betreft, de Heilige Schrift alleen spreekt van twee Hoofden; Adam hoofd van het Verbond der Werken, Christus Hoofd van het Verbond der genade, volgens Romeinen 5:12+19; 1 Korinthe 15:22 enzovoorts
4: Dat een verbond in zijn wezen twee partijen kent; dat gelijk God met Adam, als vertegenwoordigend hoofd van al zijn zaad, het Verbond der Werken heeft opgericht, alzo met Christus, als het vertegenwoordigend Hoofd van al de Zijnen, het Verbond der Genade is opgericht terwijl het (subjectief) wordt opgericht met de uitverkoornen, als zij door wedergeboorte en geloof in de tijd in dat verbond worden ingelijfd.
5: Dat het Verbond der Genade van God een bediening heeft ontvangen, een openbaringsvorm, die wisselde en die meerderen omvat dan de uitverkorenen Gods. Deze laatsten echter alleen zijn wezenlijk in het Verbond begrepen.
6: Dat de verantwoordelijkheid van elk mens wortelt in de schepping. Geschapen naar Gods beeld, eist God van de gevallen mens Zijn Beeld terug. En die verantwoordelijkheid is groter, naarmate God met hem meer bemoeienissen maakt. In het bijzonder wordt de verantwoordelijkheid groter door de ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie, als blijkt uit vele plaatsen als: Ezechiël 33:11, 2 Korinthe 5:20; Mattheüs 23:37; Lukas 10:13-15; Johannes 3:36, 5:40; Openbaring 22:17; enzovoorts.
Leeruitspraken van de Gereformeerde Gemeenten in 1931
De generale synode van Rotterdam sprak uit:
1: Dat het Verbond der Genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing ter zaligheid, dat het wezen des verbonds daarom alleen geldt den uitverkoornen Gods en nooit gelden kan het natuurlijk zaad. Dat aard en wezen van het Verbond der Verlossing en Verbond der genade één zijn en niet twee. In wezen is het één Verbond.
2: Dat de Heilige Schrift slechts spreekt van twee Verbonden in betrekking tot des menschen eeuwigen staat, namelijk het Verbond der Werken en het Verbond der Genade.
3: Dat wat het wezen des Verbonds betreft, de Heilige Schrift alleen spreekt van twee Hoofden; Adam hoofd van het Verbond der Werken, Christus Hoofd van het Verbond der genade, volgens Romeinen 5:12+19; 1 Korinthe 15:22 enzovoorts
4: Dat een verbond in zijn wezen twee partijen kent; dat gelijk God met Adam, als vertegenwoordigend hoofd van al zijn zaad, het Verbond der Werken heeft opgericht, alzo met Christus, als het vertegenwoordigend Hoofd van al de Zijnen, het Verbond der Genade is opgericht terwijl het (subjectief) wordt opgericht met de uitverkoornen, als zij door wedergeboorte en geloof in de tijd in dat verbond worden ingelijfd.
5: Dat het Verbond der Genade van God een bediening heeft ontvangen, een openbaringsvorm, die wisselde en die meerderen omvat dan de uitverkorenen Gods. Deze laatsten echter alleen zijn wezenlijk in het Verbond begrepen.
6: Dat de verantwoordelijkheid van elk mens wortelt in de schepping. Geschapen naar Gods beeld, eist God van de gevallen mens Zijn Beeld terug. En die verantwoordelijkheid is groter, naarmate God met hem meer bemoeienissen maakt. In het bijzonder wordt de verantwoordelijkheid groter door de ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie, als blijkt uit vele plaatsen als: Ezechiël 33:11, 2 Korinthe 5:20; Mattheüs 23:37; Lukas 10:13-15; Johannes 3:36, 5:40; Openbaring 22:17; enzovoorts.
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug
Het verbond der genade vloeit voort uit de verkiezing en het verbond is de bedding waardoor de verkiezing stroomt. Niet andersom.Mister schreef:Even voor jullie opgezocht en overgenomen ten bate van de helderheid van deze discussie:
Leeruitspraken van de Gereformeerde Gemeenten in 1931
De generale synode van Rotterdam sprak uit:
1: Dat het Verbond der Genade staat onder de beheersing van de uitverkiezing ter zaligheid, dat het wezen des verbonds daarom alleen geldt den uitverkoornen Gods en nooit gelden kan het natuurlijk zaad. Dat aard en wezen van het Verbond der Verlossing en Verbond der genade één zijn en niet twee. In wezen is het één Verbond.
Waar staat dat het een verbond der werken was? Kon Adam op grond van zijn werken eeuwig leven? nee toch?2: Dat de Heilige Schrift slechts spreekt van twee Verbonden in betrekking tot des menschen eeuwigen staat, namelijk het Verbond der Werken en het Verbond der Genade.
Het wezen van het verbond is niet anders dan het verbond, wat God opgericht heeft met Abraham en zijn zaad. De aangehaalde teksten bewijzen geenszins dat het verbond gesloten is met Christus.3: Dat wat het wezen des Verbonds betreft, de Heilige Schrift alleen spreekt van twee Hoofden; Adam hoofd van het Verbond der Werken, Christus Hoofd van het Verbond der genade, volgens Romeinen 5:12+19; 1 Korinthe 15:22 enzovoorts.
Dit is strijdig met de verbondssluiting met Abraham en zijn zaad. De HC spreekt van opgenomen in het verbond en daarom moeten de kinderen gedoopt zijn. Ik lees nergens dat men pas in het verbond is door wedergeboorte.4: Dat een verbond in zijn wezen twee partijen kent; dat gelijk God met Adam, als vertegenwoordigend hoofd van al zijn zaad, het Verbond der Werken heeft opgericht, alzo met Christus, als het vertegenwoordigend Hoofd van al de Zijnen, het Verbond der Genade is opgericht terwijl het (subjectief) wordt opgericht met de uitverkoornen, als zij door wedergeboorte en geloof in de tijd in dat verbond worden ingelijfd.
weer dat onbijbelse onderscheid alsof er twee verbonden zijn of 2 vormen.5: Dat het Verbond der Genade van God een bediening heeft ontvangen, een openbaringsvorm, die wisselde en die meerderen omvat dan de uitverkorenen Gods. Deze laatsten echter alleen zijn wezenlijk in het Verbond begrepen.
God eist nergens dat gevallen beeld terug, zoals door Kaw opgemerkt. God vraagt dat we ons laten verzoenen met Hem door het geloof in Jezus Christus en dat we ons houden aan de eis van het verbond: geloof en gehoorzaamheid.6: Dat de verantwoordelijkheid van elk mens wortelt in de schepping. Geschapen naar Gods beeld, eist God van de gevallen mens Zijn Beeld terug. En die verantwoordelijkheid is groter, naarmate God met hem meer bemoeienissen maakt. In het bijzonder wordt de verantwoordelijkheid groter door de ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie, als blijkt uit vele plaatsen als: Ezechiël 33:11, 2 Korinthe 5:20; Mattheüs 23:37; Lukas 10:13-15; Johannes 3:36, 5:40; Openbaring 22:17; enzovoorts.
1931 stelt verbond en verkiezing gelijk. Dat kan niet en dat mag niet. Daarvan is Hebreëen het bewijs. (
- Miscanthus
- Berichten: 5306
- Lid geworden op: 30 okt 2004, 14:38
- Locatie: Heuvelrug