Een profetisch woord van ds. G.Boer na de toelating van vrouwen in het ambt. Een woord voor bezwaarde CGK-ers:
En als laatste en meest aangrijpende aanklacht moet worden gezegd, dat nog dit jaar het besluit viel de vrouw tot de ambten toe te laten. Deze beslissing is in strijd met de Heilige Schrift. Daarom is dit besluit onwettig en kan het geen aanspraak maken op onze gehoorzaamheid. De Synode zet zichzelf onder censuur door in strijd met de Schrift te handelen. Dit krenkt ons tot in het diepst van ons hart en stelt ons vandaag opnieuw voor de vraag: Is de Hervormde Kerk nog Kerk? Deze vraag is niet eenvoudig met ja of neen te beantwoorden. Tegen haar pleiten alle handelingen en besluiten, die in strijd zijn met Gods Woord. Maar zoals in een ruïne overblijfselen zijn van een huis, zo zijn ook in haar overgebleven tussen veel puin de grondslagen van de reformatorische leer. Binnen haar is het Woord, het Sacrament, het Verbond, de prediking, de Heilige Geest, ja de levende God, die in haar heeft het overblijfsel naar de verkiezing der genade.
Wanneer houdt een Kerk op Kerk te zijn? Wanneer zij in haar prediklng verbastert, de sacramenten onzuiver bedient en haar kerkelijke tucht gebruikt om hen uit te drij'ven, die haar zouden bestraffen. Wanneer zij aan haar ordonnantiën meer macht en autoriteit toeschrijft dan aan het Woord Gods en zich niet aan het juk van Christus wil onderwerpen. Dan houdt de Kerk op Kerk te zijn. Dan is zij een secte geworden, die misschien in haar hoogkerkelijke ideeën anderen, die haar bestraffen, voor sectariërs houdt, maar verblind door een rechtvaardig oordeel Gods, niet ziet, dat zij afgegleden is van het enige en rechte fundament.
Daarom is de vraag: Kunnen wij in de Hervormde Kerk blijven, geen wettige en echte vraag, zolang deze Kerk vermaand wordt in woord en daad terug te keren tot het Woord Gods en alle leringen van mensen te verwerpen, Zolang de grondlijnen van het ware kerk-zijn nog niet geheel uitgewist zijn, zolang is het geen vraag, of wij niet beter doen heen te gaan.
Neen, een geheel andere vraag is aan de orde, nl. te staan voor onze eigen belijdenis! Want het dilemma is niet: heengaan of blijven, maar de nek buigen voor God of voor mensen. Geloven wij bijvoorbeeld, dat de beslissing de vrouwen toe te laten tot de ambten in strijd is met de Heilige Schrift — en ik geloof dat — dan is er geen andere keus dan God meer en eer te gehoorzamen dan de mensen. Dit is geen chantage of sabotage of revolutie, nog minder een solliciteren naar een nieuwe doleantie, maar eenvoudig het abc van het ware geloof, dat niet praat, niet discussieert, niet onder alleriei kerkpolitieke motieven zich laat muilbanden, niet rekent met ambt, brood, gezin, verloren of gewonnen invloed, maar alleen ziet op het gebod Gods. en blind is voor de uitkomst. Wie hier spreekt van grote woorden, moge bedenken, dat aan het zo stellen van de dingen is voorafgegaan een indringend waarschuwen van de Synode, om dit besluit toch niet te nemen en een uitleveren van deze zaak aan de Here Zelf. Hij ziet deze dingen. Hij let er nauwkeurig op! Hij Zelf zal — in deze gerichten over de Kerk — waakzaam en wakker zijn over Zijn Woord.
(...)
Hebben wij de pijn in ons hart alleen vanuit de eer van God en de aanranding van Zijn Woord? Zouden wij dan zwijgen terwijl menselijke redeneringen uit een verwereldlijkte tijdgeest de plaats innemen van Zijn Woord? Welke hond bast niet, wanneer zijn meester wordt aangerand?
Wat praten wij dan nog over elkander vasthouden, wanneer het Woord Gods ons samen niet vasthoudt?Het schrijven van het Moderamen om elkander vast te houden en het elkander niet nodeloos moeilijk te maken, veroordeelt zichzelf. Wie en wat houdt ons in de Kerk vast dan God en Zijn Woord? Is dan de Kerk soms een magische werkelijkheid zonder het Woord? Hebben dan de profeten degenen, die een andere boodschap brachten, vastgehouden en gezegd: Wij zijn het wel oneens, maar wij gaan toch samen verder? Of hebben zij met de kracht van het Woord Gods gestaan?
Wat raakt ons het beroep van de Heilige Geest, die de Kerk iets zou duidelijk maken, wat in strijd is met het Woord Gods? De Geest is de Geest van het Woord Gods, de Auteur, die zichzelf niet weerspreekt.
Maar — zegt iemand — wanneer dan deze beslissing van de Synode zoveel verzet ontmoet, moest dan het verzet tegen bijvoorbeeld de vrijizinnige prediking nog niet veel groter zijn? Is dan een vrouw, die het Evangelie preekt, niet te verkiezen boven een vrijizinnig predikant, die wezenlijk stukken van het Evangelie loochent?
Hierop moge geantwoord worden, dat de vrijzinnige prediking wederrechtelijk, in strijd met de officiële Belijdenis der Kerk, kon binnenkomen en voortwoekeren onder een Synodale stolp, waarbij schier geen kerkelijk handelen mogelijk was. De vrijzinnigheid is met de nodige pijn verdragen, totdat kerkelijk met hen gehandeld kan worden. Daarom mogen wij aan de Kerk vragen om in deze nood te voorzien. Wij mogen elke ambtsdrager — ook een vrijzinnige — terugroepen tot de grondslag van de Kerk: Jezus Christus en die gekruisigd! Dat mag en moet vandaag nog! En met geloof en volharding! Maar een vrouw kan nooit tot deze grondslag worden teruggeroepen, omdat zij er van Godswege niet toe geroepen is.
In het eerste geval is het ambt in handen van hen, die het niet waardig zijn, in het tweede van haar, die er niet toe gerechtigd zijn. Dat is een groot verschil. Daar komt bij, dat deze beslissing viel na de reorganisatie, aan het begin waarvan dr. Gravemeijer de Bijbel legde op de Reglementenbundel. De Kerk onder de Reglementenbundel moge machtig veel hebben nagelaten, zij moge in nalatigheid door en door schuldig zijn!, maar zij heeft het nooit bestaan, wat deze Synode wel heeft gedaan, nl. Gods Woord negeren en eigen gedachten de voorrang geven boven 't Woord. Dit is een officieel kerkelijk besluit. Dit voorspelt weinig goeds voor de toekomst. Het verval en het verlaten van de wegen van het Woord zal ontstellend snel doorgaan.
Want op deze weg is geen stilstand mogelijk. Wie het Woord aantast, moet bedenken, dat hij de grondslag van de Kerk aantast. Wie een beroep doet op Christus, wanneer hij tegen de duidelijke uitspraken van het Woord ingaat, bedenke, dat hij. tegen Christus ingaat, omdat Hij immer zegt: , , Er staat geschreven" en: , , De Schrift kan niet gebroken worden". Christus Zelf heeft door Zijn hogepriesterlijk gebed sanctie gegeven aan Zijn Woord en geleden voor hen, die door het Woord van de apostelen in Hem geloven zouden. Daarom zijn wij gebonden in onze consciëntie Gode meer gehoorzaam te zijn dan de mensen.
Wanneer wij nu de titel nogmaals bezien: Onze plaats in de Hervormde Kerk .... nu, dan zullen wij het er over eens zijn, dat deze plaats een bestreden plaats is! Maar een plaats voor het aangezicht van God! Want wanneer deze strijd gestreden wordt, is vóór alle dingen geloof en boetvaardigheid nodig! Onze plaats in de Hervormde Kerk .... nu, is niet in de eerste plaats horizontaal, maar verticaal, staande voor God en geworpen op Zijn Woord. Wie zonder deze verticale binding op het horizontale vlak gaat strijden, kan hoog opgeven van zijn beginsel, van zijn strijd voor de Waarheid, kan uit de burcht van zijn beginsel de tegenpartij bestoken en zelf buiten schot blijven. Hij kan de oorlog ingaan, zonder de Here der heirscharen te zien. Dat ging met Jesaja anders. Het eerste wat hem getoond werd, was dat hij een man van onreine lippen was en woonde in het midden van een volk, dat onrein van lippen was. Ongetwijfeld zullen de lippen van Jesaja op een andere wijze bezoedeld zijn dan de lippen van het volk, maar het resultaat bij beiden was hetzelfde: onreine lippen. Zo is het vandaag nog!
Ook en juist de Gereformeerde Gezindheid in de Hervormde Kerk staat schuldig, omdat haar lippen zo weinig de ware lof des Heren hebben gezongen, in velerlei opzicht belast is met dode traditionele vormen en de strijd vaak voert op punten, waar de hoofdslag niet geleverd dient te worden. Dat is tot onze ontdekking. Want de Here trekt alleen mee met een volk, dat aan eigen onreinheid is ontdekt en voor de hoge en geduchte Majesteit Gods beeft. Alvorens Jesaja ging getuigen, moest en mocht hij buigen! Buigen voor God onder de last van eigen en anderer ongerechtigheid! Toen bleef er voor hem geen plaats over voor God! Maar zie, toen gebeurde ook het wonder, dat God hem een plaats gaf, een plaats bij het altaar, een contact met het altaar, een leven van het altaar! Immers, zijn oog werd geopend voor de Koning, de Here der Heirscharen. Een kool van het altaar beroerde zijn lippen. Zijn schuld werd weggenomen, zijn zonde werd verzoend, zijn lippen aangeraakt! Zo werd Jesaja een getuige door eerst te buigen. door eerst te sterven aan zijn eigengerechtigheid, aan zijn strijden voor de Waarheid. De Waarheid is sterk en zij zal zegevieren juist in ons, dwars door ons heen, en zo wij niet buigen, ondanks ons en tegen ons!
Maar door dit buigen onder de zonde van zijn volk — een getuige! Niet de spreuk: samen ziek — samen gezond, zal het doen, maar het staan voor God in de gemeenschap met Christus (het enige en eeuwige altaar). Dan zal ook tegen de zonde en ongerechtigheid worden getuigd, zoals de buigende en onder de schuld voor God wegzinkende Jesaja, rotsvast staat in het volk en met het Woord tegenover het volk.
Welnu, onze plaats voor God een verbeurde plaats, maar met God een wettige plaats, in onze Kerk. Een nieuwe afscheiding of doleantie lokt ons allerminst. De versplintering van de Gereformeerde Gezindheid buiten de Hervormde Kerk is voor ons een teken aan de wand en een baken in zee. Wij hebben daarbij te bedenken, dat priesterlijke solidariteit met ons volk ons immer heeft gebonden aan het geheel van de Hervormde Kerk. Maar dit alles hebben wij onvoorwaardelijk te stellen in de hand van Hem, die zegt: Volg Mij! Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer! En in dat geloof hebben wij te staan op onze plaats in de Hervormde Kerk, een planting Gods, zolang het is het heden der genade! Wanneer er — wat God mocht verhoeden — voor de gereformeerde prediking in deze Kerk geen plaats meer zou zijn, geldt zowel nu als in de toekomst: Daar is een plaats bij Mij. Dan gaan wij liever met God de strijd en de worsteling, dan zonder Hem, die het leven is, de dorheid en de ohvruchtbaarheid tegemoet.
(...)
Mannen broeders, wij leven in machtig bewogen tijden! Wij leven onder de donderwolken van Gods gerichten over kerk en volk. Hij staat te komen, die de wan in Zijn hand houdt en Zijn dorsvloer zal doorzuiveren. Maar aan de randen van deze donderwolken valt reeds het licht van Hem, die onderweg is en die zal blijken te zijn de God van Zijn Woord, die alle beloften zal vervullen aan hen, die temidden van alle gedruis. Zijn heilstem horen en daarom wonen zullen in Zijn Huis.
Wat hij zegt over Christus komt wel heel heel dicht bij wat ds. J. De Bruin zei.
Verder is zijn betoog hopelijk tot bemoediging van hen die in de CGK worstelen met waarheid en eenheid.
Deze toon van enerzijds ontstellend aan de waarheid vasthouden en ontstellend aan de kerk vasthouden heb ik nog weinig gevonden in dit topic.