DDD schreef:Ik herlas gisteren nog een artikel in de Saambinder van 18 november 2021 waarin een dominee (P.J. de Raaf) (of zijn interviewer) inderdaad beweerde dat ook Ursinus en enkele oudvaders vraag en antwoord 74 van de HC primair betrokken op de uitverkoren kinderen van de gemeente. Ik geloof er niet zoveel van dat hij dat goed heeft uitgezocht, eerlijk gezegd. Het artikel bevatte ook verder geen onderbouwing van die gedachte. Iedere leek kan verder in het Schatboek lezen dat er iets heel anders staat.
https://theologienet.nl/bestanden/ursin ... -15-33.pdf.
Ik heb niet de behoefte om het verder na te lezen, hoewel ik van zoiets wel de neiging krijg om zo'n scriptie op te vragen. Ik begrijp echt niet hoe zoiets in de Saambinder terecht komt.
Kortom: je kunt niet zomaar op de Saambinder afgaan, helaas.
Maar dat is meer een stokpaardje van ds. Clements dan een standaard-opvatting in de Gereformeerde Gemeeenten. Ik heb zoiets maar van een enkeling gehoord. Ik hoorde ook gisteren nog een preek van een midden-dominee die dat zo toch niet zei. Het is ook maar net waarop je het accent legt.
Het is gewoon de lijn die je bij ds Kersten en ds Vergunst ook kan lezen, dus zeker geen stokpaardje van ds Clements. Ik ben het wel met je eens dat je dit niet zo (duidelijk) leest bij Ursinus.
Bovendien staat het verder ook nog ietwat genuanceerder in het korte interview:
Ds. P.J. de Raaf
Ursinus richt zich vooral tegen de wederdopers. Hij benadrukt vooral dat Gods genade zich óók uitstrekt tot de jonge kinderen van de gemeente. Daarom moeten ze gedoopt worden in de verwachting dat God eeuwig aan Zijn verbond zal gedenken. Ook Van der Groe legt een sterke nadruk op de verwachting voor het nageslacht. De getuigenissen van de Schrift en de treurige praktijk van het kerkelijk
leven in die dagen brengen hem echter ook tot een ernstige waarschuwing. Zonder waarachtige bekering zal de Heilige Doop
ons geen nut doen. Heel sterk zien we dit separeren ook bij Smijtegelt en ds. G.H.Kersten. Nadat zij op een warme wijze
hebben uiteengezet wat er bij de Verbondsgod te verkrijgen is, waarschuwen ze dat de uitwendige voorrechten geen
grond voor de zaligheid zijn.
En, zoals je ook al zegt, het is maar net waarop je het accent legt. Men is in de GG (gelukkig) wars van iedere neiging tot verbondsautomatisme. In de uitleg van ds Kattenberg kun je zo treffend het volgende lezen:
Gemeente, ik zeg het nog eens: de doop hangt niet als een zegel aan het kind, maar de doop hangt als een zegel aan de belofte van God.
Daarom mag er ook geen sprake zijn van automatisme. Je kunt niet stellen: ‘Ons kindje is gedoopt, dus we hoeven ons geen zorgen meer te maken!’ Ik zou het eigenlijk omgekeerd willen zeggen: ‘Ons kindje is gedoopt; daarom moeten we ons dubbel zorgen maken, want het moet in de weg van geloof en van bekering echt een kind van God worden.’