Het geloof in Gods heilige wet gewerkt door de Geest der dienstbaarheid is verdoemend, ontledigend en dodend van aard. Het wijst me mijn dodelijke kwaal aan. Dit geloof doet me mijn oordeel geloven, en doet me mijn vonnis mijnen, en doet me rechtvaardig verloren staan voor God. Dit geloof wat altijd voorafgaat aan het zaligmakende geloof in de beloftenissen des Evangeliums, is dus niet rechtvaardigend en vrijmakend van kracht. Dit geloof doet mij afgesneden worden van de oude Adamswortel, omdat het al m'n werkheiligheid vanuit een verbroken werkverbond vervloekt en verdoemt. Waarom is het geloof in de wet dan niet rechtvaardigend van kracht? Omdat de wet niet uit het zaligmakende geloof is...!! (lees Gal. 3 vers 12, en vers 21) Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn.Fjodor schreef:@ DWW, ik heb Kohlbrugge en Boston gelezen, en dat zegt niets over mijn vraag. Namelijk: is het geloof in de wet volgens jou rechtvaardigend? Nee, mag ik hopen. Dan zijn we het eens dat we dat in wezen geen geloof mogen noemen (in de praktijk snap ik het gebruik wel). Het geloof in de wet leidt volgens jou echter tot de eenwording aan Christus' dood. En die eenwording is wél rechtvaardigend van aard. Dus klopt er in jouw redenering ergens iets niet. Het is namelijk zo dat niet het geloof in de wet mij één maakt met Christus' dood, maar het geloof in Christus doet dat.
Het geloof in Gods heilige wet overtuigt dus ten dode, en doet mij daar in die stonde van het dodelijkst tijdsgewricht verstaan en gevoelen dat de wet die mij ten leven was mij ten dood bevonden is, Rom. 7:10. Maar het is de trekkende liefde des Vaders tot de geloofsgemeenschap met Christus (Joh. 6:37,44) die mij in het gericht Gods overbuigt om geheel verloren te gaan voor God, als in een punt des tijds. Dit is de ellendekennis waar de HC over spreekt, waar altijd een zielsverlossing door het zaligmakende geloof in Christus op volgt. Het geloof in Jezus Christus wordt daarom altijd geschonken in de verlorenheid van ons bestaan. De trap en mate van deze doorleving kan verschillen. Hoe dieper de nood, hoe groter de uitkomst en het geloof waarmee de verloren zondaar in Christus wordt ingelijfd. Maar wanneer het geloof in Gods heilige wet niet gepaard zou gaan met deze trekkende liefde des Vaders tot Christus, dan zou de zondaar op zo'n moment met Judas in z'n benauwdheid naar de strop grijpen. De wet werkt dus geen liefde, maar slechts benauwdheid en vervloeking. Let wel, het geloof in Gods heilige wet wordt gewerkt door dezelfde Heilige Geest als Die het zaligmakende geloof in het Evangelie werkt, maar het is verschillend van kracht. Het geloof in Gods heilige wet doet een zondaar afdalen en ondergaan in het badwater der wedergeboorte, en het geschonken geloof in het Evangelie, gewerkt door de Geest der aanneming der kinderen (= verworven Geest van Christus, Rom. 8:9, Gal. 4:4-7, Joh. 16:13-15), doet de verloren zondaar opkomen uit het badwater der wedergeboorte. Door zijn geschonken geloof in de beloftenissen van het Evangelie van Jezus Christus, die verloren zondaar gerechtvaardigd, geheiligd en volkomen in Hem verlost geworden door toerekening. God zet dan de verdiensten van Christus op zijn rekening, en gedenkt zijn zonden nooit meer omdat deze zijn verzoend, vernietigd en begraven geworden in de kruisdood en het graf van Zijn lieve Zoon.