N.a.v. de posts van Posthoorn en Maanenschijn:
Ik lees zelf de passage van Boston (zoals door Posthoorn geciteerd) niet anders dan de D.L. III/IV.12:
En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
Of zoals de Westminster Catechismus leert over de krachtige (effectieve) roeping:
De krachtige (of effectieve) roeping is het werk van de Geest van God, waardoor Hij ons, ons overtuigend van onze zonde en ellende, door de verlichting van ons verstand in de kennis van Christus en door de vernieuwing van onze wil, overreedt en in staat stelt Jezus Christus, zoals Hij ons om niet in het Evangelie wordt aangeboden, te omhelzen.
Voor de een zal dat een duidelijk aanwijsbaar punt in de tijd zijn, terwijl dit voor de ander minder duidelijk is, maar dan toch zó dat hij door zaligmakende verlichting van het verstand en verandering van de wil in staat gesteld is om op Christus te zien en Hem op zaligmakende wijze in het geloof te omhelzen.
Deze verandering mag echter niet gelijk gesteld worden aan het ontvangen van verzekering over de genadestaat. De verzekering van de genadestaat is verbonden aan een reflecterende daad van het geloof, niet aan de wezenlijke geloofsdaad zelf. De wezenlijke geloofsdaad zelf is (conform de Westminster Catechismus) een zaligmakende genade waardoor wij Christus aannemen en op Hem alleen rusten tot zaligheid. De verzekering van de genadestaat is echter een vrucht; en hierop ziet ook wat geciteerd is uit DL I, 12.