Over slaven (knechten):ejvl schreef:Juist.Valcke schreef:Als dat zo is, dan ben ik het daarmee oneens. En ook ons doopformulier en andere reformatoren geven duidelijk aan dat bij volwassenen een persoonlijke belijdenis des geloofs nodig is.GJdeBruijn schreef: De stokbewaarder is gedoopt op grond van zijn belijdenis en daarmee is hij als openbaar gekomen als verbondeling. En als gevolg daarvan zijn alle die behoren tot zijn huis geheiligd (net zoals ook de vrouw om de man geheiligd is) en daarom gedoopt. Dit is in het kort de redeneertrant van de (een aantal) reformatoren.
Uit wat je schrijft zou voortvloeien dat ook de vrouw op grond van de belijdenis van haar man gedoopt wordt. Ook dat is m.i. onschriftuurlijk. De ongelovige vrouw (of man) wordt wel 'geheiligd' genoemd, maar dat alleen ten opzichte van haar kinderen, die 'heilig' genoemd worden. Zo wordt in de Schrift wel geleerd dat de kinderen van één gelovige gedoopt moeten worden, maar niet de ongelovige man of vrouw. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat er reformatoren geweest zijn die dit anders leerden... Maar we wachten je citaten af...
In het voorbeeld van de stokbewaarder is overigens geen discussie, want daar staat dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was. En die allen werden gedoopt. Maar wel op grond van het gelovig zijn. We weten niet of er onmondige kinderen bij waren, die kinderen konden op basis van het verbond gedoopt worden, maar alle volwassenen, inclusief slaven en knechten, op verbond van het persoonlijke geloof en niet vanwege het feit dat hun baas gelovig is geworden.
En dat is een verschil met het OT en de besnijdenis.
Het religieuze leven in het Romeinse rijk kende naast de huisgodsdienst – waaraan een huisslaaf meestal diende deel te nemen – ook de openbare en voor ieder toegankelijke cultussen die een belangrijke rol speelden in het publieke domein. Vooral in deze openbare cultussen genoten slaven een zekere mate van onafhankelijkheid van hun eigenaar. Een slaaf kon deelnemen aan een bestaande cultus maar hij kon ook de godsdienst van zijn land van herkomst uit blijven oefenen. De religieuze vrijheid stond in scherp contrast met de ‘onvrijheid’ (of beter: gebondenheid) in de overige aspecten van het slavenbestaan.
Geciteerd uit: Slavernij in de brieven van Paulus, door: D.C.G. (Daan) van der Kraan.