Terri schreef:Kan het niet heel eenvoudig betekenen dat deze oprecht in Jezus geloofden en de zonen van Sceva het niet vanuit een oprecht geloof deden?
Ik dacht daar ook aan. In Markus 9 staat dezelfde geschiedenis. Het is aangrijpend dat de discipelen zelf faalden om de boze geest uit te werpen. Ik vind de context verduidelijkend:
En nemende een kindeken, stelde Hij dat midden onder hen, en omving het met Zijn armen, en zeide tot hen: Zo wie een van zodanige kinderkens zal ontvangen in Mijn Naam, die ontvangt Mij; en zo wie Mij zal ontvangen, die ontvangt Mij niet, maar Dien, Die Mij gezonden heeft. En Johannes antwoordde Hem, zeggende: Meester! wij hebben een gezien, die de duivelen uitwierp in Uw Naam, welke ons niet volgt; en wij hebben het hem verboden, omdat hij ons niet volgt. Doch Jezus zeide: Verbiedt hem niet; want er is niemand, die een kracht doen zal in Mijn Naam, en haastelijk van Mij zal kunnen kwalijk spreken. Want wie tegen ons niet is, die is voor ons. Want zo wie ulieden een beker water zal te drinken geven in Mijn Naam, omdat gij discipelen van Christus zijt, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon geenszins verliezen.
"Meester, we zagen iemand..." zegt Johannes.
Het moet hem gefrustreerd hebben dat iemand anders wel met succes demonen uitdreef, terwijl de meest nabije discipelen faalden. (Markus 9:18).
Clarke suggereert dat het een van de discipelen van Johannes de Doper was. Of een van de zeventig, die Christus had uitgezonden (Lukas 10: 1-7). Het gaat in deze geschiedenis om de onderlinge verhoudingen. De Heere Jezus bestrijdt de verkeerde ondertoon van Johannes' vraag. Daarna geeft Hij rechtstreeks antwoord op de vraag over het optreden van een niet-georganiseerde gelovige. Hij maakt duidelijk dat de achting die zijn leerlingen verdienen, niet hoeft blijken uit volledig meereizen en grote eerbewijzen. Kennelijk heeft de man die duivelen uitdreef in Jezus' naam zich niet minachtend opgesteld tegenover de discipelen. Hij heeft zich zelfs door hen laten gezeggen, toen zij hem een verbod oplegden. Ik vind het veelzeggend dat Jezus daarna zegt:
En zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem beter, dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en dat hij in de zee geworpen ware.
Zo denk ik er een beetje over. In Handelingen 19 is de context totaal anders. De reizende joodse exorcisten, probeerden Paulus te imiteren (net als Simon de tovenaar uit Samaria dat wilde doen).
I'm writing a book, and discussions here help me shape thoughts that may someday find their way into its pages.