Los van traditie of oudvaders is het de taak van een predikant om Christus te preken. De traditie bepaalt daarbij hooguit
hoe hij dat doet, waarbij de traditie ondergeschikt dient te zijn aan het doel (Christus verkondigen dus). Ik denk dat we het daarin allemaal wel eens zijn. Als een preek, echt bevindelijk of modern, dat doel niet ondersteunt is het dus geen goede preek. Andersom, als hij dat wel doet, ook als het in een vorm gebeurt die totaal niet in onze tradities valt, is het in principe een goede preek. Al kan je je altijd blijven afvragen of de vorm de inhoud echt ondersteunt.
De preek die Dia aanhaalde is er een van enkele decennia geleden. Het was een andere tijd, en een andere situatie, ook al kan je gerust stellen dat de zaken die toen al werden gesignaleerd in veel gevallen nu in veel sterkere vorm aanwezig zijn. Toch is het gevaarlijk om de preek van toen een op een toe te passen op de situatie anno 2013.
Maar dat betekent niet dat je er niets over of ervan kan zeggen. Deze preek wordt aangehaald in een discussie over de vraag of inenten verantwoord is of niet. De predikant stelt daarin dat de kerk slaapt, en gaat in op een aantal zaken die daar uiting aan zouden geven: de kleding die gedragen wordt, verzekeren, inenten en dergelijke.
Deze zaken zouden dus aangeven dat de kerk slaapt. Belangrijk zijn volgens mij de volgende regels:
Ik weet het, het is alles de buitenkant van de zaak. En men zal u tegenwerpen dat het niet meer gaat over het gewaad, het gelaat en het gepraat. Het gaat over de diepe inhoud van het Evangelie. Het gaat over Christus. En dat is het nu net. Maar omdat dat nu gemist wordt, daarom is ook de uiterlijke vorm veranderd.
De kerk slaapt, met de lamp die uitgegaan is in de schoot. Men roemt in de belijdenis. Men houdt vast aan Calvijn. Men wijst naar onze oudvaders. Maar het is als een lamp die uitgegaan is. Ja, men probeert onze ouden mee te trekken aan boord van hetzelfde schip waarin wij liggen te slapen.
Het gaat over Christus. Helemaal mee eens. Maar dan komt het:
omdat dat nu gemist wordt, is de uiterlijke vorm veranderd. En dan volgen enkele alinea's waarin er flink gespot wordt met de veranderingen.
Er wordt in deze preek
niet gezegd waarom Christus er alleen maar in is, als genoemde uiterlijkheden goed worden gehandhaafd. Er wordt alleen maar gezegd
dat het zo is, schriftuurlijke argumenten worden hier niet gegeven. Jona sliep, de kerk slaapt, kijk maar: er veranderen dingen, en nu komt het oordeel.
Ik mis daarin Christus: hij wordt wel genoemd, maar eigenlijk terzijde. En misschien mis ik Hem hierin wel, juist omdat ik deze prediking niet gewend ben. Dat geeft geen reden tot spotten (als iemand een reactie van mij zo ziet, pb dan even, maar bij deze: zo bedoel ik ze niet), maar wel tot reactie. Want wat hier gebeurt is dat gelovige mensen die inderdaad onder dankzegging middelen gebruiken, van inenting tot broekrok, zonder argumenten spottend worden weggezet als exponenten van een slapende kerk. Dat staat helemaal los van de vraag wie er gelijk heeft in de vraag of inenten geoorloofd is of niet. Op die manier worden mensen niet bij Christus gebracht, zeker niet degenen die het betreft.
Toch nog even terug naar de preek, op het risico van herhaling van argumenten:
Men roemt in de belijdenis. Men houdt vast aan Calvijn. Men wijst naar onze oudvaders.
Als dat zo is, maar het is op een of andere manier onterecht, dan moet je dus dáárop ingaan. Dat het onjuist of onterecht is. Anders is de discussie voorbij, want het komt neer op: "Je zegt dat wel, maar ik luister niet naar je. Mijn mening ligt vast (en ik weiger die te onderbouwen)".