Afgewezen schreef:GJdeBruijn schreef:Is dat de consequentie van een andere visie op het verbond dan de reformatie? Anders gezegd, met een andere visie op het verbond dan de reformatoren moet je zo consequent zijn en inderdaad tot jouw visie komen in de richting van de strict baptists (waarvoor respect!)?
Vind je dat ik met mijn visie in de richting van de strict baptists kom? Dat vind ik zelf niet.
Wat wel belangrijk is, maar dat is iets wat huisman en jij ook onderschrijven, is dat het aankomt op de persoonlijke bekering en het persoonlijke geloof van de dopeling.
Dat laatste is inderdaad het geschil niet.
Over de leer van de strict bapt. denk ik dat ik me vergiste. Ik zie jouw visie meer in de lijn Bunyan en Spurgeon, dat is toch anders. Overigens ligt de visie van de Schotse puriteinen daar dichtbij. En laten we eerlijk zijn: De verbondsvisie van bijv. Boston en de Erskines lijkt veel op de visie van de nadere reformatoren en beide leggen ook weer andere accenten dan de eerste reformatoren.
De vroege reformatie was ook bekend met wat in Mat. 3 staat:
En meent niet bij u zelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken.. Het wordt gezegd tegen mensen met het verbondsteken, de besnedenen. Dit geldt volgens de reformatorische visie dan op gelijke wijze de kinderen van gelovige ouders.
Ook verbondskinderen moeten in de tijd gerechtvaardigd worden. Ze moeten openbaar komen als goddelozen die van Christus moeten leven, willen ze geen verbondsbrekers zijn. De verplichting tot een nieuwe gehoorzaamheid kan nooit gewillig en uit liefde worden gedaan zonder het werk van de Heilige Geest. De reformatie legt het ijkpunt bij het moment dat kinderen dit met hun verstand in staat zijn te bevatten, zodat het de conciëntie kan raken. Zolang een kind te klein/te jong daarvoor is, wordt het gerekend met de ouders.
Ik zie inmiddels het citaat van ds. Paauwe. Dat is inderdaad wat ik bedoel. Kinderen komen (helaas) overwegend openbaar als verbondsbrekers als ze niet als David, Johannes de Doper en Timothëus van kleins af aan de Heere vrezen met hun hart.