hervormde schreef:Beste vragensteller, besef dat je hiermee dus zegt dat rechtvaardiging iets dynamisch heeft. De eeuwigheid is niet te grijpen in onze tijdseenheden. En dat is waar. Maar dat geldt dan ook van de verkiezing. Je hoort mensen wel eens spreken over de troost van de 'verkiezende God'. Let op het gekozen woord: verkiezende God. Ik houd het liever bij de woorden van Paulus: Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem (Efeze 1). En zo geldt dat ook voor de rechtvaardiging. Het woord betekent: Het komen van een zondaar in de rechte verhouding tot God. Paulus schrijft in de Romeinenbrief: Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten: Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid. Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods. En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is. Er is dus sprake van zonde: allen hebben gezondigd en derven (zijn verstoken) van de heerlijkheid van God. In het 10e vers van Romeinen 5 onderstreept Paulus nog maar eens de staat van de gelovigen toen zij nog niet in een rechte verhouding tot God stonden: zij waren vijanden! Vergelijk ook wat Jakobus schrijft over Abraham: En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend, en hij is een vriend van God genaamd geweest. Voor het geloof van Abraham was hij geen vriend van God, maar een vijand.
Door de rechtvaardiging van eeuwigheid ligt het bij God vast (omdat er staat: voor de grondlegging der wereld) en is niet veranderlijk.
De mens verandert wel, van staat, maar God wist al dat Hij dat zou doen. Dat Hij de mens zou begiftigen met de gerechtigheid, waardoor zij rechtvaardig zouden zijn t.o.v. Hem in Christus. Dus wanneer Christus`gerechtigheid aan de zondaar in de tijd wordt toegepast en de zondaar dientengevolge al Zijn weldaden aanneemt met dat geschonken geloof.
Het onderscheid tussen van eeuwigheid gerechtvaardigden en niet van eeuwigheid gerechtvaardigden is vergelijkbaar met het onderscheid tussen uitverkorenen en niet-uitverkorenen.
Jij definieert rechtvaardiging anders dan dan ik. Ik zie het als een rechtsverhouding, hoe God de zondaar ziet. Namelijk in Christus of buiten Christus. Vanuit het perspectief van de zondaar is dat anders (nml jouw definitie): hij moet Christus worden ingelijfd, en ondergaat dan daadwerkelijk een staatsverandering.
En ter verdieping een citaat van Smytegelt (bij zondag 24), want ik meen hier tendensen te bemerken dat geloof -zij het wel het geschonken geloof- de grond wordt voor de rechtvaardigmaking (zie laatste post Huisman, in de preek zou toch de gerechtigheid van Christus centraal moeten staan ipv ons geloof!)
Smytegelt schreef:Daar zijn er in die leer eenigen onder ons die wijfelaars zijn, zooals een Vlak en zijns gelijken; die begrepen dat de rechtvaardigmaing geschiedt, als een mens het geloof oefende en heilig leefde. En is dat uwe gerechtigheid? Wij zeggen geen geloof, geen heilig leven, is onze gerechtigheid; daar is geen andere, dan die de Heere Jezus heeft, Die in alle delen de Wet Gods gelijk is. Wij zeggen: dat is de rechtvaardigmaking niet, dat er een zou zijn in het besluit Gods, de gerechtigheid van Christus en een die door het geloof het besluit inwilligt. Daar hebt gij nu de partijen. Wij zeggen al zulke gevoelens glad af, en naar het gevoelen der Gereformeerden is dit de rechtvaardigmaking, te weten: dat de gerechtigheid van Christus, door het geloof aangenomen zijnde, God daarom al de Zijnen vrijspreekt van de schuld en straf der zonden, om de verdiensten van Christus alleen. En dan reken wij het geloof niet als een werk, maar als eene hand, oog, voet, mond, dewelke wij gebruiken als middelen, om tot den Heere Jezus te gaan.
Als je het 2e onderstreepte gedeelte vasthoudt, is de rechtv van eeuwigheid echt zo problematisch niet. Als je het 1e en 3e onderstreepte gedeelte vasthoudt wordt het geloof in mijn ogen in het juiste perspectief geplaatst.