Brakel zegt nog veel meer. Ter overdenking het grote voorrecht en de verantwoordelijkheid om onder deze roeping te zitten.
XII. Nu komt in bedenking: Of God ook roept allen, die onder de bediening des
Evangelies zijn, en niet zalig worden, dan of God alleen de uitverkorenen roept?
Ik antwoord: God roept allen en een ieder, die onder de bediening des Evangelies
leven. Dit dient wel opgemerkt, opdat men vrijmoedigheid heeft om Christus aan te
nemen. 't welk men niet zou doen, indien 't Evangelie niet aangeboden werd, en opdat
men erkent de rechtvaardigheid Gods in 't straffen van degenen, die op zo groot een
zaligheid geen acht geven, en het Evangelie niet gehoorzaam zijn.
Opdat een iegelijk van deze zaak overtuigd worde, zo merkt:
1. Vergelijkt u met de wilde Indianen, die noch Christus, noch zaligheid kennen. Ziet
u niet dat God aan u wat anders doet dan aan hen? Zoudt u met hun staat wel willen
wisselen? Waarom niet? Is 't niet omdat hier meerder hoop is om zalig te worden als
daar? Zal niet de verdoemenis degenen, die onder de bediening geleefd hebben, en
onbekeerd gebleven zijn, zwaarder zijn dan van de woeste heidenen? En waarom toch,
indien de zaligheid hun niet was aangeboden geweest? Waaruit dan blijkt, dat zij allen
geroepen worden, die het Evangelie horen.
2. Een ieder, die onder de bediening is, hoort de stem van den leraar, lerende,
vermanende en bestraffende, zo geschiedt het aan hem, die het hoort; en de leraar is
een dienaar van Christus en uitdeler der verborgenheden Gods, 1 Kor. 4:1. Gezanten
van Christus' wege, 2 Kor. 5:20. Zodat die hen hoort, die hoort Christus, en die hen
verwerpt, die verwerpt Hem, Luk. 10:16. Hierbij, u hoort de eigene woorden Gods in
de Schrift vervat; dewijl dan een ieder de stem der leraren en de woorden Gods in
zijne oren hoort klinken, zo worden al die zaken tot hem gesproken, en hij wordt door
het Evangelie geroepen.
3. De Schrift zegt duidelijk dat velen, die verloren gaan, geroepen waren:
Matth. 20:16 ... velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.
Luk. 14:16-18... . hij noodde er velen En hij zond zijn dienstknecht uit... om te
zeggen: Komt, want alle dingen zijn nu gereed, en zij begonnen allen zich
eendrachtelijk te ontschuldigen.
Matth. 22:3. En zond zijne dienstknechten uit om de genooden ter bruiloft te
roepen; en zij wilden niet komen.
Was de gast zonder bruiloftskleed niet genodigd? Ja hij toch, dat was zijn misdaad
niet dat hij kwam. maar dat hij niet recht kwam, zonder bruiloftskleed. Zo is het klaar
dat een iegelijk, die onder de bediening is, tot Christus geroepen en genodigd wordt.
4. Daar is ene algemene uitroep tot allen, zonder enige bepaling. Die dorst heeft, die
geen geld heeft, die wil, Jes. 55:1,2; Joh. 7:37; Openb. 22:17. Die niet wil, die geen
dorst heeft, die late het; 't komt uit hem en 't zal op hem aankomen, hij was genodigd,
hij hoorde die algemene stem.
5. Velen verstoten het Evangelie, dies was het hun aangeboden, want dat niet
aangeboden wordt, kan men niet verstoten:
Hand. 13:46. ...Het was nodig dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou
worden; doch nademaal u hetzelve verstoot, enz.
Velen zijn het Evangelie ongehoorzaam. 2 Thess. 1:8. En zijn den Zoon
ongehoorzaam, Joh. 3:36. Dies werd hun Christus aangeboden, en hun werd gelast in
Christus te geloven.
6. De vermaning tot bekering en geloof worden bij elkander gevoegd: dat de
vermaning tot bekering een ieder raakt, zal niemand in twijfel trekken, zo zal hij dan
ook erkennen moeten dat de vermaning tot geloof een ieder raakt, want zij staan in
gelijke graad:
Mark. 1:15. ...bekeert u, en gelooft het Evangelie.
7. 't Ongeloof is een schrikkelijke zonde, ja zulk een zonde, dat hij God als een
leugenaar acht:
1 Joh. 5:10 ...die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt,
dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van Zijn
Zoon.
Joh. 16:8,9. En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde...
omdat zij in Mij niet geloven.
Indien Christus aan de ongelovig blijvende niet aangeboden werd, zo ging het hem
niet aan, hij had er niet mede te doen, 't was hem geen zonde, dat hij niet geloofde;
maar nu het hem een zonde is, dat is een klaar blijk dat het hem aangeboden was.
8. Dewijl de ongelovigen een schrikkelijk oordeel te verwachten hebben, zo wordt het
hun voorzeker aangeboden, en voorzeker zij waren geroepen. Ziet dit:
2 Thess. 1:8. Met vlammend vuur wrake doende over degenen ... die het
Evangelie van onze Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.
Joh. 15:22 Indien Ik niet gekomen ware, en tot hen gesproken had, zij hadden
geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde.
Indien allen, die onder de bediening des Evangelies zijn, niet geroepen waren, en
Christus hun niet aangeboden werd, hoe kunnen ze dan daarom gestraft worden, en
hoe kan dan hun verdoemenis zwaarder zijn? Maar dewijl zij om het Evangelie niet te
gehoorzamen gestraft, en zwaarder dan anderen gestraft worden, zo was het hun
aangeboden.
XIII. Dewijl nu Christus allen, die onder de bediening zijn, aangeboden wordt, zo mag
niet alleen een iegelijk komen, en niemand behoeft achter te blijven, uit vreze of hij
wel geroepen wordt, maar een iegelijk moet tot Christus komen, en Hem aannemen,
om door Hem gerechtvaardigd, geheiligd, bewaard en verheerlijkt te worden. Dit moet
men niet opvatten, alsof een iegelijk verplicht ware te geloven, dat Christus voor hém
gestorven en zijn Zaligmaker was, dat zij verre, dat is het geloof niet. 't Geloof is niet
de verzekering, die is een gevolg van 't geloof; maar 't bestaat in de uitgang uit
zichzelf van een verlegene over zijn ellendige staat, en van een begerige ziel naar
verzoening, vrede, heiligheid en heerlijkheid; en in het overgaan in Christus, en in het
aannemen van Hem, die Zichzelf aanbiedt, en een ieder tot Zich roept en nodigt, met
belofte, dat die komen, niet uitgeworpen zullen worden; en in het verlaten van zijn ziel
op Hem, als de almachtige, waarachtige en getrouwe Zaligmaker.