GJdeBruijn schreef:memento schreef:2. Heeft God tegen elke dopeling werkelijk gemeend gezegd, dat Hij hem tot een God wil zijn, of geldt dat slechts de uitverkorenen?
Ja. Alleen ook hier weer een aanvullende opmerking om een halve waarheid te voorkomen: Een dopeling komt dat te weet in een weg van afbraak van alles in zichzelf totdat er een vraag om een middel tot behoud over blijft buiten zichzelf. Dan krijgt pas een dopeling oog daarvoor en zal dan geloven! Kortom: Wat God zegt is waar, welmendend (in objectieve zin) maar wordt door een geschonken genadegave geëigend (sujectief, toepassing).
Mee eens. Maar de vraag is: Hoe functioneert dat in de prediking?
Is de prediking: Als God een mens gaat bekeren, dan ........... (oftwel: belofte-verkondiging aan mensen in de bekeringsweg)
Of: Aan u, iedere hoorder, heeft God Zijn belofte gegeven, die vast en zeker is, en waarmee gij tot God gaan mag, zeker wetend dat Hij deze vervullen zal. (onvoorwaardelijke belofteverkondiging)
GJdeBruijn schreef:
Daarnaast: Je legt nogal erg makkelijk de archeologische data over het verbond (via google, of een goed modern commentaar op Deut, genoeg over te vinden) naast je neer. De goede exgese is: Eerst kijken wat er staat in de Schrift (incl gebruik van archeologische data), dan pas gaan theologiseren. Theologie moet opkomen uit wat de Schrift zegt, niet omgedraaid, dat de Schriftuitleg (waarbij archeologische data een hulpmiddel is om de tekst goed te begrijpen) beperkt wordt door je theologische visie.
Nee, dat is niet correct weergegeven. Ik stel dat het geen valide argumentatie is in deze discussie, aangezien wij met de reformatie de theologie direct baseren op de Schrift en de archeologie hooguit als onderstreping en bemoediging zien maar nooit als bewijs voor welke prakticale toepassing van Gods Woord dan ook. Wij discussieren hier in dit topic op grond van de Schriftverklaringen van de reformatoren, nadere refomatoren en puriteinen en dat blijft binnen de theologische kaders van de 3 FvE.
Mijn stelling is, dat archeologische data ons helpt te zien wat er in de Schrift staat. Want dat is door het getheologiseer en gesystematiseer soms nog wel eens ondersneeuwd, omdat verbond meteen een theologische betekenis krijgt, zonder te kijken hoe het eigenlijk functioneert in het OT. Dat lijkt me zeker wel relevant, en past ook zeker binnen de kaders van de 3 FvE.
Want wat is ons gepraat over het verbond waard, als het geen relatie meer heeft met wat men ten tijde van de Bijbel onder een verbond verstond? Bv jouw stelling, dat een verbond alleen met een collectief is (het volk Israël), en niet individueel (elke bondeling) is iets wat men in de tijd van het OT nooit zo zou zeggen: Iedereen die lid was van het collectief (het volk) had individueel de voorrechten de plichten van het verbond. Bv: Als iemand uit het volk van de kleine koning de grote koning niet zijn vader noemen zou, kwamen over hem de vloeken van het verbond. En als iemand uit het volk van de kleine koning wel de regels van het verbond nakwam, dan gaf de grote koning hem alles waar hij op grond van het verbond recht op had. In het OT komen we precies hetzelfde tegen...
Kortom: Wat is onze verbondsvisie waard, als elke Israëliet uit die tijd je vragend aankijkt, als je met je verbondsvisie aankomt, en zich hardop afvraagt: En noem je dát een verbond?