Verbond ......... verkiezing
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Beste forummers,
Vanwege de tijd heeft het even geduurd, toch wil ik reageren op een aantal ingebrachte stellingen.
Zeeuw was het dus eens met mijn stelling dat de besnijdenis plaats vond op het verbond zoals beschreven in Genesis maar ook in Handelingen. Maar hij vraagt: Wat is nu de inhoud van dit verbond. Gaar het hier alleen om het land Kanaan; of over meer ? "en Ik zal hun tot een God zijn". Deze uitdrukking komt veel vaker voor in de Bijbel.
Ik geloof dat de belofte van dit verbond; ten diepste de belofte van de komende Messias, de Christus inhield.
Daarmee was dit verbond dus al veel eerder geopenbaard; niet bij Abraham; maar reeds direct na de val zie je -zonder dat daar over verbond gesproken word- wel degelijk de belofte van het verbond al voorgesteld "Ik zal vijandschap zetten enz".
Natuurlijk Zeeuw was er een belofte van de komende Messias. Die zou geboren worden uit het Joodse volk. Zeker waar. Alleen dit is toch ten diepste het doel niet van het verbond geweest. Het doel van het verbond is en blijft om krachtens het welbehagen Gods Zijn verkiezing uit te werken. Als je Christus komst als doel ziet dan loop je ten eerste klem met de bedoeling van het verbond voor Christus komst en ten tweede met het verbond in zijn bedeling na Christus komst. Wel heeft Christus komst het teken veranderd. (besnijdenis/doop)
"Noem je dit genadeverbond dan schijnen er vele ‘omschrijvingen’ nodig te zijn om toch vooral niet te moeten concluderen dat we allen bondelingen zijn. "
Je noemt het vooraf een moeilijkheid; dat ben ik met je eens. Toch is de grondgedachte van hetgeen jij 'omschrijvingen'noemt wel degelijk Bijbels:
Met de omschrijvingen bedoel ik de condities of omschrijvingen als erf van het verbond en in het verbond. Zie je vervolg....
Abraham moest al zijn nakomelingen besnijden; zowel Ismael als Izak waren besneden; en dus beiden in het verbond ? Ja, enerzijds wel; maar wat dan met deze tekst "maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten".
Jacob en Ezau; allebei besneden; allebei in het verbond ? "Jacob heb Ik lief gehad; en Ezau heb Ik gehaat".
Spreekt de Schrift niet duidelijk dat het niet alles Israel is, wat Israel genaamd word ?
Binnen de bedding van het verbond word Gods verkiezing gerealiseerd. Maar daarmee is Ezau wel om eigen schuld verloren gegaan; hij verachte immers de verbondszegen.
En kijk eens naar het volk Israel in de woestijn; allen besneden; allen onder de wolkkolom geleid; gedronken uit de steenrots; en toch niet kunnen ingaan 'vanwege hun ongeloof'.
Het blijft moeilijk; Calvijn spreekt over 2-erlei kinderen des verbonds; Brakel over een inwendig en uitwendig verbond; Boston over wezen en bediening van het verbond. Wel is duidelijk dat er een verband is tussen de verkiezing en het wezen van het verbond.
Dus geen wezen of andere omschrijvingen. Nee, allen kinderen (gedoopte/besnedene) zijn kinderen van het verbond. Maar, inderdaad een Calvijnse visie, twee-erlei kinderen van het verbond. Dit geef je trouwens zelf al aan met je citaat over Jakob en Ezau.
Laten we er vooral ook zicht op houden dat met al het spreken over het wel/niet deel hebben aan het verbond; dit vooral gezien word door het deel mogen hebben aan de verbondszegen; m.a.w. wie deel heeft aan Christus; die is waarlijk in het verbond; de Schrift spreekt immers duidelijk dat de beloften in Hem ja en amen zijn, Gode tot heerlijkheid.
Inderdaad Zeeuw, als we deel hebben aan de verbondszegen zijn we een kind van het verbond wat deelt in de beloften van het verbond.
Toch ligt er hier het gevaar dat verbond en verkiezing vereenzelvigt worden; en dan ga je aan de andere kant van de weg net zo goed de sloot in..
Dan verliezen we uit het oog dat het gehele volk Israel besneden was; en dat hun allen 'de belofte toekomt' (hand 2:39); dat hun 'de woorden God waren toebetrouwd'.
En uiteindelijk kom je dan weer op het al zo vaak besproken punt; hoe kan God welmenend en onvoorwaardelijk de belofte aanbieden aan verworpenen ?
Om deze spanning heb ik de vraag ook gesteld. Jij voegt er eigenlijk mijn vervolgvraag aan toe. Bestaat de gemeente in zijn uiterlijke voorstelling uit ‘onbekeerden en bekeerden’ of uit ‘verworpenen en uitverkorenen’ Bij het eerste mag de belofte welmenend en onvoorwaardelijk worden aangeboden, bij het tweede moet je eerst uitverkoren zijn voordat je de belofte mag aanbieden. Dat is ook de reden dat Dr. Steenblok in zijn prediking nooit de eis van het geloof aan de onbekeerden wilde prediken. Dat kon in zijn visie niet.
Niet en nooit te bevatten; maar 1 ding is zeker; zalig worden is enkel genade; en verloren gaan; eigen schuld. En temeer wanneer we het teken van het verbond droegen en de verbondszegen; de Christus, verworpen hebben.
Ja Zeeuw dat is waar, zalig worden gebeurd alleen door genade en verloren gaan we enkel om eigen schuld, ja als we verloren gaan met het verbondszegel dan gaan we verloren om ons ongeloof en onwil.
Tenslotte, persoonlijk voel ik veel voor Bostons theologie; in zijn bekende werk over het genadeverbond geeft hij enerzijds aan dat de beloften in de eerste plaats Christus als Hoofd van het verbond gelden en in de tweede plaats 'die van of in Christus zijn' ; de gelovigen; ten diepste; de uitverkorenen.
Dat mag, ik kies hierin voor Calvijn, omdat anders in de prediking mi geen plaats kan zijn voor een welmenend aanbod (incl. de beloften)
Waar ik het met je eens was heb ik je niet geciteerd, anders wordt het te lang.
Dan voorbijganger,
Jij wil gelukkig toch op mijn vraag ingaan, ondanks dat je me niet duidelijk vond.
Met deze vraagstelling komen we aan de grens wat betamelijk is om te weten. De vraag heeft twee belangrijke begrippen:
- verbond (hierop is al het nodige gereageerd (welk verbond?);
Dat ben ik niet me je eens, tenminste niet in relatie tot de verkiezing. Wel is hierover veel geschreven, dat is wel waar. Als we over een verbond spreken, dan spreken we over het genadeverbond oftewel het verbond waarop wij onze kinderen dopen/besnijden.
- verkiezing (op dit begrip is nog niet echt gereageerd.)
Hierop doelde mijn reactie ten aanzien van de eenzijdigheid. Waar nu het begrip verbond in diverse betekenissen voorkomt, zo geldt dat ook ten aanzien van verkiezing. Het begrip kan dus meerdere betekenissen hebben.
Mijn eerste vraag is of het een mens gegeven is de inhoud van de verkiezing ten volle te overzien en te vatten. Indien dit niet het geval is, kan ook nooit een omvattend antwoord op de vraagstelling gegeven worden. Vervolgens kom ik op de vraag naar de reikwijdte van de verkiezing. Als het resultaat van verkiezing zich zou beperken tot de uitverkorenen, hoe moet dan een tekst gelezen worden als bijv. Math. 24:22.
Omvat de verkiezing ook de engelen? en mogelijk ook de dieren? en de aarde? Het gaat toch om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde? In relatie tot het verbond vraagt dit om een duidelijke afbakening van de term verkiezing.
De reikwijdte van de verkiezing in personen kunnen we niet weten en zullen wij hier op aarde ook nooit weten. Dat hoeft ook niet. Toch ligt de reikwijdte van de de verkiezing wel vast Voorbijganger, nl. in Gods raad. Toch is daarmee mijn vraagstelling wel legitiem, want al
weten we niet het aantal, wel weten we dat het aantal in Gods raad vastligt.
In het verlengde hiervan ligt het vraagstuk van de verwerping. Indien verwerping niet los gezien kan worden van de verkiezing, wat betekent dit? Wat betekent dit dan voor het verbond. Het verbond bestaat toch tussen God en de mens? Het lijkt me duidelijk dat er geen verbond wordt aangegaan inzake de verwerping, maar het verbond juist de verlossing beoogt.
Van nature liggen we allen verloren. God heeft een volk verkoren uit een verloren Adams geslacht. Deze zullen in de tijd Gods Woord horen en aannemen. De anderen zullen Gods Woord verwerpen. Alleen, en dat is ook mijn vraag, vindt Gods verkiezing nu zijn uitwerking in het verbond?
Ook is het van belang of de verkiezing rechtstreeks is of juist indirect. We zijn snel geneigd de verkiezing te laten uitlopen op een namenlijstje. Maar gaan dan voorbij aan het feit dat we in Christus zijn uitverkoren. Wat zegt dit over oorsprong en inhoud van de verkiezing. En wat betekent dat voor de verbondsgedachte? (verkiezing in Christus, verbond gesloten met het schepsel).
Wat bedoel je met rechtstreeks of indirect? Graag verduidelijken.
Kortom de vragen vermenigvuldigen zich en doen mij in verwondering staren naar de diepgang van de Goddelijke raadbesluiten. Hoe is het mogelijk de tijden en gelegenheden te overzien en als in één punt samengeperst te regeren in zo'n wijsheid, dat alles in de tijd zich ontwikkeld en ontplooid naar het doel waartoe het werd geschapen. Beweging in onveranderlijkheid. Eindigheid in het oneindige. Toegang tot de Ontoegankelijke. Mijn verstand staat hier met eerbied stil.
Hierin ben ik het met je eens Voorbijganger. Gods verkiezende liefde van eeuwigheid is niet te vatten of te overzien. Hij immers bewoont een ontoegankelijk Licht. Toch mogen we wel over deze zaken spreken.
En dat brengt me naar de praktijk van de verkiezing, nl. een waarschuwende troost of een troostvolle waarschuwing, nl. dat God uit stenen Abraham kinderen kan verwekken. Zo laat ons dan onze roeping en verkiezing vastmaken. Des te meer tijd is er om de vruchten van het verbond te oogsten en de zoen-arbeid van Christus (= heeft de verkiezing als loon, zie Ps 2) te loven.
Voorbijganger ik zeg niet dat als we bondelingen zijn we dan gelijk moeten zeggen gelijk de farizeeërs dat we kinderen Abrahams zijn en dus verkoren. Nee, zeker niet. Toch zijn we krachtens onze doop/besnijdenis verbondskinderen.
Het lijkt me trouwens wel dat je niet geheel mijn vraag beantwoordt hebt.
Roseline,
Er is wel een probleem, nl. het gaat in deze stelling mn hoe het aanbod van genade kan functioneren. Natuurlijk zijn ze uitverkoren van eeuwigheid, voor de grondlegging der wereld. Dit is toch Gods verborgen raad? Gods geopenbaarde raad is de prediking. Deze prediking komt tot de verbondskinderen. Zetten we een = gelijk teken tussen verbond en verkiezing kan het aanbod tot de gemeente nooit onvoorwaardelijk en welmenend zijn.
Herman:
en wat zegt Rouwendal? Of zegt hij niets?
Hier kom ik nog op terug. Trouwens Herman je hebt toch wel voldoende basis om hierop zelf een antwoord te geven. Ik ben trouwens hier zeer nieuwsgierig naar.
Groeten,
[Veranderd op 18/9/02 door ndonselaar]
Vanwege de tijd heeft het even geduurd, toch wil ik reageren op een aantal ingebrachte stellingen.
Zeeuw was het dus eens met mijn stelling dat de besnijdenis plaats vond op het verbond zoals beschreven in Genesis maar ook in Handelingen. Maar hij vraagt: Wat is nu de inhoud van dit verbond. Gaar het hier alleen om het land Kanaan; of over meer ? "en Ik zal hun tot een God zijn". Deze uitdrukking komt veel vaker voor in de Bijbel.
Ik geloof dat de belofte van dit verbond; ten diepste de belofte van de komende Messias, de Christus inhield.
Daarmee was dit verbond dus al veel eerder geopenbaard; niet bij Abraham; maar reeds direct na de val zie je -zonder dat daar over verbond gesproken word- wel degelijk de belofte van het verbond al voorgesteld "Ik zal vijandschap zetten enz".
Natuurlijk Zeeuw was er een belofte van de komende Messias. Die zou geboren worden uit het Joodse volk. Zeker waar. Alleen dit is toch ten diepste het doel niet van het verbond geweest. Het doel van het verbond is en blijft om krachtens het welbehagen Gods Zijn verkiezing uit te werken. Als je Christus komst als doel ziet dan loop je ten eerste klem met de bedoeling van het verbond voor Christus komst en ten tweede met het verbond in zijn bedeling na Christus komst. Wel heeft Christus komst het teken veranderd. (besnijdenis/doop)
"Noem je dit genadeverbond dan schijnen er vele ‘omschrijvingen’ nodig te zijn om toch vooral niet te moeten concluderen dat we allen bondelingen zijn. "
Je noemt het vooraf een moeilijkheid; dat ben ik met je eens. Toch is de grondgedachte van hetgeen jij 'omschrijvingen'noemt wel degelijk Bijbels:
Met de omschrijvingen bedoel ik de condities of omschrijvingen als erf van het verbond en in het verbond. Zie je vervolg....
Abraham moest al zijn nakomelingen besnijden; zowel Ismael als Izak waren besneden; en dus beiden in het verbond ? Ja, enerzijds wel; maar wat dan met deze tekst "maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten".
Jacob en Ezau; allebei besneden; allebei in het verbond ? "Jacob heb Ik lief gehad; en Ezau heb Ik gehaat".
Spreekt de Schrift niet duidelijk dat het niet alles Israel is, wat Israel genaamd word ?
Binnen de bedding van het verbond word Gods verkiezing gerealiseerd. Maar daarmee is Ezau wel om eigen schuld verloren gegaan; hij verachte immers de verbondszegen.
En kijk eens naar het volk Israel in de woestijn; allen besneden; allen onder de wolkkolom geleid; gedronken uit de steenrots; en toch niet kunnen ingaan 'vanwege hun ongeloof'.
Het blijft moeilijk; Calvijn spreekt over 2-erlei kinderen des verbonds; Brakel over een inwendig en uitwendig verbond; Boston over wezen en bediening van het verbond. Wel is duidelijk dat er een verband is tussen de verkiezing en het wezen van het verbond.
Dus geen wezen of andere omschrijvingen. Nee, allen kinderen (gedoopte/besnedene) zijn kinderen van het verbond. Maar, inderdaad een Calvijnse visie, twee-erlei kinderen van het verbond. Dit geef je trouwens zelf al aan met je citaat over Jakob en Ezau.
Laten we er vooral ook zicht op houden dat met al het spreken over het wel/niet deel hebben aan het verbond; dit vooral gezien word door het deel mogen hebben aan de verbondszegen; m.a.w. wie deel heeft aan Christus; die is waarlijk in het verbond; de Schrift spreekt immers duidelijk dat de beloften in Hem ja en amen zijn, Gode tot heerlijkheid.
Inderdaad Zeeuw, als we deel hebben aan de verbondszegen zijn we een kind van het verbond wat deelt in de beloften van het verbond.
Toch ligt er hier het gevaar dat verbond en verkiezing vereenzelvigt worden; en dan ga je aan de andere kant van de weg net zo goed de sloot in..
Dan verliezen we uit het oog dat het gehele volk Israel besneden was; en dat hun allen 'de belofte toekomt' (hand 2:39); dat hun 'de woorden God waren toebetrouwd'.
En uiteindelijk kom je dan weer op het al zo vaak besproken punt; hoe kan God welmenend en onvoorwaardelijk de belofte aanbieden aan verworpenen ?
Om deze spanning heb ik de vraag ook gesteld. Jij voegt er eigenlijk mijn vervolgvraag aan toe. Bestaat de gemeente in zijn uiterlijke voorstelling uit ‘onbekeerden en bekeerden’ of uit ‘verworpenen en uitverkorenen’ Bij het eerste mag de belofte welmenend en onvoorwaardelijk worden aangeboden, bij het tweede moet je eerst uitverkoren zijn voordat je de belofte mag aanbieden. Dat is ook de reden dat Dr. Steenblok in zijn prediking nooit de eis van het geloof aan de onbekeerden wilde prediken. Dat kon in zijn visie niet.
Niet en nooit te bevatten; maar 1 ding is zeker; zalig worden is enkel genade; en verloren gaan; eigen schuld. En temeer wanneer we het teken van het verbond droegen en de verbondszegen; de Christus, verworpen hebben.
Ja Zeeuw dat is waar, zalig worden gebeurd alleen door genade en verloren gaan we enkel om eigen schuld, ja als we verloren gaan met het verbondszegel dan gaan we verloren om ons ongeloof en onwil.
Tenslotte, persoonlijk voel ik veel voor Bostons theologie; in zijn bekende werk over het genadeverbond geeft hij enerzijds aan dat de beloften in de eerste plaats Christus als Hoofd van het verbond gelden en in de tweede plaats 'die van of in Christus zijn' ; de gelovigen; ten diepste; de uitverkorenen.
Dat mag, ik kies hierin voor Calvijn, omdat anders in de prediking mi geen plaats kan zijn voor een welmenend aanbod (incl. de beloften)
Waar ik het met je eens was heb ik je niet geciteerd, anders wordt het te lang.
Dan voorbijganger,
Jij wil gelukkig toch op mijn vraag ingaan, ondanks dat je me niet duidelijk vond.
Met deze vraagstelling komen we aan de grens wat betamelijk is om te weten. De vraag heeft twee belangrijke begrippen:
- verbond (hierop is al het nodige gereageerd (welk verbond?);
Dat ben ik niet me je eens, tenminste niet in relatie tot de verkiezing. Wel is hierover veel geschreven, dat is wel waar. Als we over een verbond spreken, dan spreken we over het genadeverbond oftewel het verbond waarop wij onze kinderen dopen/besnijden.
- verkiezing (op dit begrip is nog niet echt gereageerd.)
Hierop doelde mijn reactie ten aanzien van de eenzijdigheid. Waar nu het begrip verbond in diverse betekenissen voorkomt, zo geldt dat ook ten aanzien van verkiezing. Het begrip kan dus meerdere betekenissen hebben.
Mijn eerste vraag is of het een mens gegeven is de inhoud van de verkiezing ten volle te overzien en te vatten. Indien dit niet het geval is, kan ook nooit een omvattend antwoord op de vraagstelling gegeven worden. Vervolgens kom ik op de vraag naar de reikwijdte van de verkiezing. Als het resultaat van verkiezing zich zou beperken tot de uitverkorenen, hoe moet dan een tekst gelezen worden als bijv. Math. 24:22.
Omvat de verkiezing ook de engelen? en mogelijk ook de dieren? en de aarde? Het gaat toch om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde? In relatie tot het verbond vraagt dit om een duidelijke afbakening van de term verkiezing.
De reikwijdte van de verkiezing in personen kunnen we niet weten en zullen wij hier op aarde ook nooit weten. Dat hoeft ook niet. Toch ligt de reikwijdte van de de verkiezing wel vast Voorbijganger, nl. in Gods raad. Toch is daarmee mijn vraagstelling wel legitiem, want al
weten we niet het aantal, wel weten we dat het aantal in Gods raad vastligt.
In het verlengde hiervan ligt het vraagstuk van de verwerping. Indien verwerping niet los gezien kan worden van de verkiezing, wat betekent dit? Wat betekent dit dan voor het verbond. Het verbond bestaat toch tussen God en de mens? Het lijkt me duidelijk dat er geen verbond wordt aangegaan inzake de verwerping, maar het verbond juist de verlossing beoogt.
Van nature liggen we allen verloren. God heeft een volk verkoren uit een verloren Adams geslacht. Deze zullen in de tijd Gods Woord horen en aannemen. De anderen zullen Gods Woord verwerpen. Alleen, en dat is ook mijn vraag, vindt Gods verkiezing nu zijn uitwerking in het verbond?
Ook is het van belang of de verkiezing rechtstreeks is of juist indirect. We zijn snel geneigd de verkiezing te laten uitlopen op een namenlijstje. Maar gaan dan voorbij aan het feit dat we in Christus zijn uitverkoren. Wat zegt dit over oorsprong en inhoud van de verkiezing. En wat betekent dat voor de verbondsgedachte? (verkiezing in Christus, verbond gesloten met het schepsel).
Wat bedoel je met rechtstreeks of indirect? Graag verduidelijken.
Kortom de vragen vermenigvuldigen zich en doen mij in verwondering staren naar de diepgang van de Goddelijke raadbesluiten. Hoe is het mogelijk de tijden en gelegenheden te overzien en als in één punt samengeperst te regeren in zo'n wijsheid, dat alles in de tijd zich ontwikkeld en ontplooid naar het doel waartoe het werd geschapen. Beweging in onveranderlijkheid. Eindigheid in het oneindige. Toegang tot de Ontoegankelijke. Mijn verstand staat hier met eerbied stil.
Hierin ben ik het met je eens Voorbijganger. Gods verkiezende liefde van eeuwigheid is niet te vatten of te overzien. Hij immers bewoont een ontoegankelijk Licht. Toch mogen we wel over deze zaken spreken.
En dat brengt me naar de praktijk van de verkiezing, nl. een waarschuwende troost of een troostvolle waarschuwing, nl. dat God uit stenen Abraham kinderen kan verwekken. Zo laat ons dan onze roeping en verkiezing vastmaken. Des te meer tijd is er om de vruchten van het verbond te oogsten en de zoen-arbeid van Christus (= heeft de verkiezing als loon, zie Ps 2) te loven.
Voorbijganger ik zeg niet dat als we bondelingen zijn we dan gelijk moeten zeggen gelijk de farizeeërs dat we kinderen Abrahams zijn en dus verkoren. Nee, zeker niet. Toch zijn we krachtens onze doop/besnijdenis verbondskinderen.
Het lijkt me trouwens wel dat je niet geheel mijn vraag beantwoordt hebt.
Roseline,
Er is wel een probleem, nl. het gaat in deze stelling mn hoe het aanbod van genade kan functioneren. Natuurlijk zijn ze uitverkoren van eeuwigheid, voor de grondlegging der wereld. Dit is toch Gods verborgen raad? Gods geopenbaarde raad is de prediking. Deze prediking komt tot de verbondskinderen. Zetten we een = gelijk teken tussen verbond en verkiezing kan het aanbod tot de gemeente nooit onvoorwaardelijk en welmenend zijn.
Herman:
en wat zegt Rouwendal? Of zegt hij niets?
Hier kom ik nog op terug. Trouwens Herman je hebt toch wel voldoende basis om hierop zelf een antwoord te geven. Ik ben trouwens hier zeer nieuwsgierig naar.
Groeten,
[Veranderd op 18/9/02 door ndonselaar]
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Hoi Zeeuw,
Eerst even een opmerking over Genesis 17 en dan met name over het zevende vers waar God spreekt tot Abram:
En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
vervolgens vraagt Abraham in het 18de vers:
En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismael mocht leven voor Uw aangezicht!
hierop antwoord God echter:
(...)gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem.
Dus inderdaad is het verbond met Abram opgericht en het zaad na hem. Echter voor een verbond waarover gesproken wordt in het zevende vers zijn nazaten (zaad) nodig. Abram, ziende op zijn vrouw (eigenlijk in zijn ongeloof), vroeg of Ismaël diegene mocht zijn waarin het verbond gestalte mocht krijgen. In Gods raad was echter besloten dat door het onmogelijk heen Izak geboren zou worden en dat hij diegene zou zijn waarin het verbond gestalte zou krijgen.
Dit is voor mij op dit moment de enige mogelijke en wellicht te vrije exegese.
Eerst even een opmerking over Genesis 17 en dan met name over het zevende vers waar God spreekt tot Abram:
En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.
vervolgens vraagt Abraham in het 18de vers:
En Abraham zeide tot God: Och, dat Ismael mocht leven voor Uw aangezicht!
hierop antwoord God echter:
(...)gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem.
Dus inderdaad is het verbond met Abram opgericht en het zaad na hem. Echter voor een verbond waarover gesproken wordt in het zevende vers zijn nazaten (zaad) nodig. Abram, ziende op zijn vrouw (eigenlijk in zijn ongeloof), vroeg of Ismaël diegene mocht zijn waarin het verbond gestalte mocht krijgen. In Gods raad was echter besloten dat door het onmogelijk heen Izak geboren zou worden en dat hij diegene zou zijn waarin het verbond gestalte zou krijgen.
Dit is voor mij op dit moment de enige mogelijke en wellicht te vrije exegese.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Dan nog Zeeuw aangaande Boston/Calvijn. Ik moet wel eerlijk zeggen dat ik mijn standpunt ten aanzien van Boston wil nuanceren.
Ik bedoel dit. Als we spreken van een twee-erlei kinderen van het verbond zoals Calvijn moet er wel sprake zijn van een onvoorwaardelijk en welmenend aanbod tot een ieder. Ga je echter spreken zoals Boston doet over een verbond met een wezen en een bediening dan kan die prediking nog net, echter volgens mij zit je dan heel dicht aan tegen een prediking tegen een gemeente met bondelingen en niet bondelingen, oftwel het genadeverbond is alleen voor de uitverkorenen dus ......
Die laatsten zetten dus duidelijk een = tussen verbond en verkiezing. Dat is wel wat anders, beaam ik, als spreken van een genadeverbond wat onder de beheersing van de verkiezing staat.
Groeten
Ik bedoel dit. Als we spreken van een twee-erlei kinderen van het verbond zoals Calvijn moet er wel sprake zijn van een onvoorwaardelijk en welmenend aanbod tot een ieder. Ga je echter spreken zoals Boston doet over een verbond met een wezen en een bediening dan kan die prediking nog net, echter volgens mij zit je dan heel dicht aan tegen een prediking tegen een gemeente met bondelingen en niet bondelingen, oftwel het genadeverbond is alleen voor de uitverkorenen dus ......
Die laatsten zetten dus duidelijk een = tussen verbond en verkiezing. Dat is wel wat anders, beaam ik, als spreken van een genadeverbond wat onder de beheersing van de verkiezing staat.
Groeten
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Maar als ik dan opmerk dat verbond en verkiezing hetzelfde besluit zijn, alleen vanuit verschillende optiek gezien. Wat is dan jouw reactie?
Dan zeg ik nee. Verbond en verkiezing twee verschillende zaken.
Aangaande je geponeerde 'breed verkiezingsbegrip' vraag ik me af waarop jij dit begrip baseert.
Wat bedoel je met dat God actief verwerpt? Dat zou betekenen dat God een twee-erlei wil heeft, immers zegt de Schrift 'maar daarin heeft Hij lust (wil??) dat mens zich bekere en leve.'
Nee de mens ligt verloren en een verloren mens krijgt in de prediking van het Woord de verzoening aangeboden.
Dit ligt in het verlengde van het voorgaande. Zou de verkiezing echt alleen maar een lijstje namen zijn. Of is het menselijk geslacht uitverkoren in Christus. "Eist van mij en ik zal u geven ....etc. (Ps 2)". De bruid is uitverkoren en dat wordt in de tijd uitgewerkt. Ik kom dan helemaal niet meer toe aan een discussie over een inbedding in verbond.
Als je zo redeneert heeft ook de prediking geen zin meer. Zeer zeker is de 'zwarte bruid' uitverkoren, doch die 'zwarte bruid' zal zich met gelovig hart moeten wenden tot die 'liefste Bruidegom'.
Je slotopmerking doet alsof je mijn vraag toch niet begrijpt.
Groeten,
Dan zeg ik nee. Verbond en verkiezing twee verschillende zaken.
Aangaande je geponeerde 'breed verkiezingsbegrip' vraag ik me af waarop jij dit begrip baseert.
Wat bedoel je met dat God actief verwerpt? Dat zou betekenen dat God een twee-erlei wil heeft, immers zegt de Schrift 'maar daarin heeft Hij lust (wil??) dat mens zich bekere en leve.'
Nee de mens ligt verloren en een verloren mens krijgt in de prediking van het Woord de verzoening aangeboden.
Dit ligt in het verlengde van het voorgaande. Zou de verkiezing echt alleen maar een lijstje namen zijn. Of is het menselijk geslacht uitverkoren in Christus. "Eist van mij en ik zal u geven ....etc. (Ps 2)". De bruid is uitverkoren en dat wordt in de tijd uitgewerkt. Ik kom dan helemaal niet meer toe aan een discussie over een inbedding in verbond.
Als je zo redeneert heeft ook de prediking geen zin meer. Zeer zeker is de 'zwarte bruid' uitverkoren, doch die 'zwarte bruid' zal zich met gelovig hart moeten wenden tot die 'liefste Bruidegom'.
Je slotopmerking doet alsof je mijn vraag toch niet begrijpt.
Groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Het zal geen verbazing wekken als ik beide onderwerpen niet gescheiden wil zien. Twee verschillende zaken functioneren onafhankelijk en los van elkaar. En dat gaat mij hier veel te ver. Onderscheiden: ja; gescheiden: nee. Wie is hoofd van het verbond? Dat is toch Christus? En in wie zijn we uitverkoren? Dat is toch in Christus? Voor de toepassing en het goed gebruik van de verkiezingsleer is het draaipunt: Christus.
Dit betekent niet dat ik ontken dat de verkiezing haar oorzaak en grond vindt in een wilsbesluit van God (drie-enig). Dat staat voor mij eveneens vast. Maar nu gaat het om de vraag wat mogen we weten en met welk doel. En dan zie ik verkiezing en verzoening als een eenzijdig Godswerk van eeuwigheid in Christus; verbond en verlossing tweezijdig en in de tijd; maar ook en alleen in Christus.
Misschien moeten we voor de verbondsleer toch naar de Christelijk Gereformeerde Kerken. Waarom zeg ik dit? Om de drie-verbondenleer te omhelzen? Nee, dat zeer zeker niet, tenminste nog niet. Toch weiger ik vooralsnog om jouw visie te volgen. Is Christus het hoofd van het genadeverbond? Let wel met genadeverbond bedoel ik het verbond der besnijdenis uit Gen. 17 en Handelingen. In dit genadeverbond vindt de verkiezing zijn bedding. Dat ze dus niet te scheiden zijn is juist Voorbijganger. Echter Christus is geen hoofd van het genadeverbond maar van Zijn uitverkoren Kerk. Hij is in de eeuwigheid tussen getreden als Borg en Middelaar voor de Zijnen. Misschien ga ik voor sommige forummers een brug te ver, toch kan ik op dit moment niet anders. Waarom niet? Wel als het inderdaad zo is dat Christus het hoofd van het genadeverbond (Gen. 17) en als wij gedoopt zijn bondelingen dan moet ik een conclusie trekken die sterk verwant is aan Dr. Kuyper. Dit laatste is voor mij onmogelijk, omdat onze uitverkiezing niet afhangt van onze doop of onze ouders maar alleen op grond van Gods verkiezend welbehagen.
De verkiezing is daarom in Christus, tot zaligheid. In Hem heb ik alles, omdat Hij alles heeft verworven. Verkiezing roept daarom als tegenbeeld niet de verwerping op, maar de vraag naar de onderwerping en geloof, opdat die mens de zaligheid deelachtig zou worden.
En daarmee raken we opnieuw aan het verbond en wel op zo’n wijze dat de zaligmakende genade is verschenen aan alle mensen. Zonder een verbond zou er geen sprake zijn van een genadig verschijnen aan alle mensen! Maar zou ik dan een antwoord moeten geven of dit verbond nu ingebed ligt in de verkiezing, of juist anderom? De verkiezing begrijp ik niet, en het verbond eist van mij een nieuwe gehoorzaamheid, die ik van me zelf niet bezit. Wat blijft er dan anders over dan een zich bekeren, zonder zich te bekommeren om verbond of verkiezing? Zie je nu dat de vragen en antwoorden zoals ik ze in mijn voorgaande reactie heb opgenomen een indirect antwoord geven op jouw vraag?
Dat wij in Christus alles bezitten is waar Voorbijganger. Dit ontkennen zou het fundament van ons belijden wegslaan. Daarvan riep Johannes uit in Openbaringen ‘Kom Heere Jezus, ja kom’
Toch denk ik dat jij dogmatiek en vanuit die dogmen ons kerugma teveel verward met ons persoonlijk beleven. Wij hoeven de verkiezing niet te begrijpen, dat zal éénmaal ten volle geopenbaard worden. Dan zal die Kerk verstaan ‘ik ben zwart’ en dus uw verwerping waardig, doch ‘ik ben lieflijk’ in Christus Jezus en dus een nieuw schepsel.
Dus voor een juiste prediking is voor mij wel onmisbaar dat wij die grondstukken verstaan.
Tja en dan Dr. de Reuver. Op dit moment ontbreekt me de tijd om deze studie te lezen, hoewel ik er wel in begonnen was. Toch trof mij een notie:
‘De plaats waar de botsing tussen Gods lokkende liefde en de vermetelheid van de mens zich voltrekt, is bij uitstek de prediking. ‘Zal ik u zeggen hoe God verhardt? Door de prediking van Zijn heilig Woord. Want men verbeeldt zich wat groots. Daar komt nu echter het Woord en gaat met de mens om, zoals deze zich opstelt (und nimmt den Menschen auf, wie er sich zeigt). Is er dan voor dit Woord geen verbrijzeling (…), terwijl hij wel voelt: ‘dat geldt mij’, dan is de werking van het Woord verhardend. Maar ‘dit Woord – het is God zelf – gaat zeer bescheiden te werk; het bidt, het smeekt, het bezweert: Red uw ziel, versta wat ontferming is! En het overstelpt iemand met heel de macht van de volheid Zijner liefde’ Met deze liefde valt niet te schertsen. Wie op grond van de overweging dat God nu eenmaal genadig is, de zaak ‘op de lange baan’ schuift, die moet weten dat hij bezig is zichzelf te verharden. (541) maar ook in de verkiezing klopt het hart van Gods genade.
1 de mens is gevallen en hoeft niet meer verworpen te worden;
2 de verkiezing betekent dat bewust de anderen in hun zonden gelaten worden;
3 naast de verkiezing vindt een even expliciet besluit plaats inzake de verwerping.
Voordat ik hierop antwoord benadruk ik dat er een verborgen raad en een geopenbaarde raad is. Onder 3 is Gods verborgen raad, met deze opmerking dat hij niet plaats vindt maar plaats heeft gehad. Echter heel belangrijk is stelling 1. Dit heeft met Gods geopenbaarde raad te maken en dus ook met het bovenstaande in de prediking. Dat de mens gevallen is, onderstreep ik. Dat hij, als er geen genade in Christus geopenbaard was, niet meer verworpen hoeft te worden ook. Maar zie mijn tussenvoeging: God heeft Zijn genade geopenbaard in Christus Jezus dus is er een weg ter ontkoming. Dit heeft verstrekkende gevolgen stelling 1. Hij moet dus zo klinken:
De mens is gevallen en indien God hem had laten liggen in zijn verworpen staat het had rechtvaardig geweest. Doch het heeft Hem behaagd om eveneens in deze raad een weg ter ontkoming te openbaren. Hoe? Door Zijn Zoon Jezus Christus verkondigd in de prediking. Dus gevallen? Ja. Verworpen of verkoren? Ja! Hoe? Door het ongeloof of geloof in de Zone Gods.
Groeten,
Niek Donselaar
[Veranderd op 21/9/02 door ndonselaar]
Dit betekent niet dat ik ontken dat de verkiezing haar oorzaak en grond vindt in een wilsbesluit van God (drie-enig). Dat staat voor mij eveneens vast. Maar nu gaat het om de vraag wat mogen we weten en met welk doel. En dan zie ik verkiezing en verzoening als een eenzijdig Godswerk van eeuwigheid in Christus; verbond en verlossing tweezijdig en in de tijd; maar ook en alleen in Christus.
Misschien moeten we voor de verbondsleer toch naar de Christelijk Gereformeerde Kerken. Waarom zeg ik dit? Om de drie-verbondenleer te omhelzen? Nee, dat zeer zeker niet, tenminste nog niet. Toch weiger ik vooralsnog om jouw visie te volgen. Is Christus het hoofd van het genadeverbond? Let wel met genadeverbond bedoel ik het verbond der besnijdenis uit Gen. 17 en Handelingen. In dit genadeverbond vindt de verkiezing zijn bedding. Dat ze dus niet te scheiden zijn is juist Voorbijganger. Echter Christus is geen hoofd van het genadeverbond maar van Zijn uitverkoren Kerk. Hij is in de eeuwigheid tussen getreden als Borg en Middelaar voor de Zijnen. Misschien ga ik voor sommige forummers een brug te ver, toch kan ik op dit moment niet anders. Waarom niet? Wel als het inderdaad zo is dat Christus het hoofd van het genadeverbond (Gen. 17) en als wij gedoopt zijn bondelingen dan moet ik een conclusie trekken die sterk verwant is aan Dr. Kuyper. Dit laatste is voor mij onmogelijk, omdat onze uitverkiezing niet afhangt van onze doop of onze ouders maar alleen op grond van Gods verkiezend welbehagen.
De verkiezing is daarom in Christus, tot zaligheid. In Hem heb ik alles, omdat Hij alles heeft verworven. Verkiezing roept daarom als tegenbeeld niet de verwerping op, maar de vraag naar de onderwerping en geloof, opdat die mens de zaligheid deelachtig zou worden.
En daarmee raken we opnieuw aan het verbond en wel op zo’n wijze dat de zaligmakende genade is verschenen aan alle mensen. Zonder een verbond zou er geen sprake zijn van een genadig verschijnen aan alle mensen! Maar zou ik dan een antwoord moeten geven of dit verbond nu ingebed ligt in de verkiezing, of juist anderom? De verkiezing begrijp ik niet, en het verbond eist van mij een nieuwe gehoorzaamheid, die ik van me zelf niet bezit. Wat blijft er dan anders over dan een zich bekeren, zonder zich te bekommeren om verbond of verkiezing? Zie je nu dat de vragen en antwoorden zoals ik ze in mijn voorgaande reactie heb opgenomen een indirect antwoord geven op jouw vraag?
Dat wij in Christus alles bezitten is waar Voorbijganger. Dit ontkennen zou het fundament van ons belijden wegslaan. Daarvan riep Johannes uit in Openbaringen ‘Kom Heere Jezus, ja kom’
Toch denk ik dat jij dogmatiek en vanuit die dogmen ons kerugma teveel verward met ons persoonlijk beleven. Wij hoeven de verkiezing niet te begrijpen, dat zal éénmaal ten volle geopenbaard worden. Dan zal die Kerk verstaan ‘ik ben zwart’ en dus uw verwerping waardig, doch ‘ik ben lieflijk’ in Christus Jezus en dus een nieuw schepsel.
Dus voor een juiste prediking is voor mij wel onmisbaar dat wij die grondstukken verstaan.
Tja en dan Dr. de Reuver. Op dit moment ontbreekt me de tijd om deze studie te lezen, hoewel ik er wel in begonnen was. Toch trof mij een notie:
‘De plaats waar de botsing tussen Gods lokkende liefde en de vermetelheid van de mens zich voltrekt, is bij uitstek de prediking. ‘Zal ik u zeggen hoe God verhardt? Door de prediking van Zijn heilig Woord. Want men verbeeldt zich wat groots. Daar komt nu echter het Woord en gaat met de mens om, zoals deze zich opstelt (und nimmt den Menschen auf, wie er sich zeigt). Is er dan voor dit Woord geen verbrijzeling (…), terwijl hij wel voelt: ‘dat geldt mij’, dan is de werking van het Woord verhardend. Maar ‘dit Woord – het is God zelf – gaat zeer bescheiden te werk; het bidt, het smeekt, het bezweert: Red uw ziel, versta wat ontferming is! En het overstelpt iemand met heel de macht van de volheid Zijner liefde’ Met deze liefde valt niet te schertsen. Wie op grond van de overweging dat God nu eenmaal genadig is, de zaak ‘op de lange baan’ schuift, die moet weten dat hij bezig is zichzelf te verharden. (541) maar ook in de verkiezing klopt het hart van Gods genade.
1 de mens is gevallen en hoeft niet meer verworpen te worden;
2 de verkiezing betekent dat bewust de anderen in hun zonden gelaten worden;
3 naast de verkiezing vindt een even expliciet besluit plaats inzake de verwerping.
Voordat ik hierop antwoord benadruk ik dat er een verborgen raad en een geopenbaarde raad is. Onder 3 is Gods verborgen raad, met deze opmerking dat hij niet plaats vindt maar plaats heeft gehad. Echter heel belangrijk is stelling 1. Dit heeft met Gods geopenbaarde raad te maken en dus ook met het bovenstaande in de prediking. Dat de mens gevallen is, onderstreep ik. Dat hij, als er geen genade in Christus geopenbaard was, niet meer verworpen hoeft te worden ook. Maar zie mijn tussenvoeging: God heeft Zijn genade geopenbaard in Christus Jezus dus is er een weg ter ontkoming. Dit heeft verstrekkende gevolgen stelling 1. Hij moet dus zo klinken:
De mens is gevallen en indien God hem had laten liggen in zijn verworpen staat het had rechtvaardig geweest. Doch het heeft Hem behaagd om eveneens in deze raad een weg ter ontkoming te openbaren. Hoe? Door Zijn Zoon Jezus Christus verkondigd in de prediking. Dus gevallen? Ja. Verworpen of verkoren? Ja! Hoe? Door het ongeloof of geloof in de Zone Gods.
Groeten,
Niek Donselaar
[Veranderd op 21/9/02 door ndonselaar]
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Beste Donselaar,
"Dit is voor mij op dit moment de enige mogelijke en wellicht te vrije exegese"
Proef ik daar nu een stuk twijfel in ?
"Ga je echter spreken zoals Boston doet over een verbond met een wezen en een bediening dan kan die prediking nog net, echter volgens mij zit je dan heel dicht aan tegen een prediking tegen een gemeente met bondelingen en niet bondelingen, oftwel het genadeverbond is alleen voor de uitverkorenen dus ....."
Nog net...Het spijt me Donselaar, maar bovenstaand citaat is echt puur redeneren. Vooropgesteld had Boston een zeer ruime, hartelijke en onvoorwaardelijke Evangelieverkondiging; waarbij elke hoorder de zaligheid aangeboden werd.
De gemeente is immers wat haar uiterlijke vorm aangaat niet in te delen in bondelingen en niet-bondelingen. En daarover gaat het in de bediening van het verbond ook helemaal niet.
Juist die bediening die welmenend tot alle hoorders komt is het middel om de uitverkorenen tot het wezen te brengen.
Je wilt in je reacties pleiten voor een welmenend aanbod aan allen; akkoord; alleen ga je m.i. de fout in van het redeneren. Een verbond wat in zijn wezen slechts de uitverkorenen bevat kan in jouw optiek nooit een welmenend aanbod aan alle hoorders bevatten, dus stel je dat alle gedoopten bondelingen zijn en daarop kun je dan het welmenend aanbod van genade preken met de beloften.
De grond van het aanbod stel je dus in de rijkwijdte van het verbond; weliswaar met de onderscheiding van 2-erlei kinderen; maar dan toch bondelingen.
Calvij deed dat ook; maar hield tevens duidelijk vast dat het onderscheid tussen de 2-erlei kinderen bepaald word door Gods genadige verkiezing. Het verband tussen verbond en verkiezing is niet los te maken.
Kijk, het aanbod van genade en de verbondsbeloften rust niet op de breedte van het verbond; maar enkel en alleen op de algenoegzaamheid van het offer van Christus; de Verbondsmiddelaar.
Dat Offer is van oneindige kracht en waardij; en genoegzaam voor geheel Adams geslacht.
Dat en dat alleen is enige grond van het aanbod. Dat aanbod komt in de eerste plaats tot Adamskinderen en niet tot Abrahams kinderen.
Wij allen worden geboren onder de vloek van het werkverbond en al is het een groot voorrecht het teken en zegel van het nieuwe verbond te dragen; het teken en zegel op zich houd ons buiten dat verbond. Alleen in de weg van wedergeboorte en geloof komt deelt men wezenlijk in het genadeverbond; heeft men deel aan Christus en in Hem aan al de verbondsweldaden en beloften.
En wie dat mist; mist alles. Dan kun je zo iemand een verbondskind noemen; maar zonder deel aan de Verbondsmiddelaar zullen deze kinderen des koninkrijks buiten geworpen worden.
Dat verbond word aan allen aangeboden; in de bediening is het als een erfenis gelegateerd aan zondaren van Adams geslacht zonder uitzondering. Wie dorst heeft kome; de grote Verbondsmiddelaar nodigt en roept tot Zijn Verbond; Hij heeft immers alle voorwaarden voldaan; Hij heeft Gods gerechtigheid vervuld; en Hij daalt zo nederbuigend laag af tot Adamskinderen die onder hun zelfgekozen vloek liggen; "tot u o mannen roep Ik; en Mijn stem is tot der mensenkinderen.
Ik durf te stellen dat er zelden een ruimere en Bijbelse Evangelieprediking geweest is als bij mannen als Boston, Erskine etc. Maar wij gaan aan het redeneren en daar ligt onze fout.
Wat betreft je discussie met Voorbijganger of Christus het Hoofd van het genadeverbond is; hoe interpreteer je dan de teksten waarbij de eerste Adam tegenover de tweede Adam gesteld word; m.i. beiden als verbondshoofd.
Groeten
"Dit is voor mij op dit moment de enige mogelijke en wellicht te vrije exegese"
Proef ik daar nu een stuk twijfel in ?
"Ga je echter spreken zoals Boston doet over een verbond met een wezen en een bediening dan kan die prediking nog net, echter volgens mij zit je dan heel dicht aan tegen een prediking tegen een gemeente met bondelingen en niet bondelingen, oftwel het genadeverbond is alleen voor de uitverkorenen dus ....."
Nog net...Het spijt me Donselaar, maar bovenstaand citaat is echt puur redeneren. Vooropgesteld had Boston een zeer ruime, hartelijke en onvoorwaardelijke Evangelieverkondiging; waarbij elke hoorder de zaligheid aangeboden werd.
De gemeente is immers wat haar uiterlijke vorm aangaat niet in te delen in bondelingen en niet-bondelingen. En daarover gaat het in de bediening van het verbond ook helemaal niet.
Juist die bediening die welmenend tot alle hoorders komt is het middel om de uitverkorenen tot het wezen te brengen.
Je wilt in je reacties pleiten voor een welmenend aanbod aan allen; akkoord; alleen ga je m.i. de fout in van het redeneren. Een verbond wat in zijn wezen slechts de uitverkorenen bevat kan in jouw optiek nooit een welmenend aanbod aan alle hoorders bevatten, dus stel je dat alle gedoopten bondelingen zijn en daarop kun je dan het welmenend aanbod van genade preken met de beloften.
De grond van het aanbod stel je dus in de rijkwijdte van het verbond; weliswaar met de onderscheiding van 2-erlei kinderen; maar dan toch bondelingen.
Calvij deed dat ook; maar hield tevens duidelijk vast dat het onderscheid tussen de 2-erlei kinderen bepaald word door Gods genadige verkiezing. Het verband tussen verbond en verkiezing is niet los te maken.
Kijk, het aanbod van genade en de verbondsbeloften rust niet op de breedte van het verbond; maar enkel en alleen op de algenoegzaamheid van het offer van Christus; de Verbondsmiddelaar.
Dat Offer is van oneindige kracht en waardij; en genoegzaam voor geheel Adams geslacht.
Dat en dat alleen is enige grond van het aanbod. Dat aanbod komt in de eerste plaats tot Adamskinderen en niet tot Abrahams kinderen.
Wij allen worden geboren onder de vloek van het werkverbond en al is het een groot voorrecht het teken en zegel van het nieuwe verbond te dragen; het teken en zegel op zich houd ons buiten dat verbond. Alleen in de weg van wedergeboorte en geloof komt deelt men wezenlijk in het genadeverbond; heeft men deel aan Christus en in Hem aan al de verbondsweldaden en beloften.
En wie dat mist; mist alles. Dan kun je zo iemand een verbondskind noemen; maar zonder deel aan de Verbondsmiddelaar zullen deze kinderen des koninkrijks buiten geworpen worden.
Dat verbond word aan allen aangeboden; in de bediening is het als een erfenis gelegateerd aan zondaren van Adams geslacht zonder uitzondering. Wie dorst heeft kome; de grote Verbondsmiddelaar nodigt en roept tot Zijn Verbond; Hij heeft immers alle voorwaarden voldaan; Hij heeft Gods gerechtigheid vervuld; en Hij daalt zo nederbuigend laag af tot Adamskinderen die onder hun zelfgekozen vloek liggen; "tot u o mannen roep Ik; en Mijn stem is tot der mensenkinderen.
Ik durf te stellen dat er zelden een ruimere en Bijbelse Evangelieprediking geweest is als bij mannen als Boston, Erskine etc. Maar wij gaan aan het redeneren en daar ligt onze fout.
Wat betreft je discussie met Voorbijganger of Christus het Hoofd van het genadeverbond is; hoe interpreteer je dan de teksten waarbij de eerste Adam tegenover de tweede Adam gesteld word; m.i. beiden als verbondshoofd.
Groeten
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Dus inderdaad is het verbond met Abram opgericht en het zaad na hem. Echter voor een verbond waarover gesproken wordt in het zevende vers zijn nazaten (zaad) nodig. Abram, ziende op zijn vrouw (eigenlijk in zijn ongeloof), vroeg of Ismaël diegene mocht zijn waarin het verbond gestalte mocht krijgen. In Gods raad was echter besloten dat door het onmogelijk heen Izak geboren zou worden en dat hij diegene zou zijn waarin het verbond gestalte zou krijgen.
Dit is voor mij op dit moment de enige mogelijke en wellicht te vrije exegese.
Jij vraagt je nu of je twijfel proeft bij mijn conclusie. Misschien wel Zeeuw, misschien ook niet.
Ik zie het verbond vooralsnog sterk zwart/wit. Dit betekent voor mij of we zien het als een genadeverbond met Christus als hoofd en dus alleen met de uitverkorenen als bondelingen, of we zien het als de bedding voor de verkiezing. Bij het eerste loop ik klem met bovengenoemde tekst, Gen. 17. Het tweede is op dit moment voor mij de enige uitleg die bijbels verantwoord is. Let wel ik zeg voor mij!
Deze reactie verklaart ook mijn reactie aangaande Thomas Boston. Trouwens ik heb toch al heel duidelijk gesteld in een andere reactie van mij dat ik dit wilde nuanceren. Ik zal, nee ik wil de laatste zijn om te stellen dat Thomas Boston geen onvoorwaardelijk en welmenend aanbod predikte! En inderdaad misschien maken we wel de fout door alles te willen beredeneren.
De grond van het aanbod stel je dus in de rijkwijdte van het verbond; weliswaar met de onderscheiding van 2-erlei kinderen; maar dan toch bondelingen.
Calvij deed dat ook; maar hield tevens duidelijk vast dat het onderscheid tussen de 2-erlei kinderen bepaald word door Gods genadige verkiezing. Het verband tussen verbond en verkiezing is niet los te maken.
Zeer zeker wil ik ook vasthouden dat het onderscheid tussen de twee-erlei kinderen bepaald wordt door Gods verkiezing. Daarom is het zoals Voorbijganger schreef: ze zijn wel onderscheiden echter niet te scheiden.
Kijk, het aanbod van genade en de verbondsbeloften rust niet op de breedte van het verbond; maar enkel en alleen op de algenoegzaamheid van het offer van Christus; de Verbondsmiddelaar. Dat Offer is van oneindige kracht en waardij; en genoegzaam voor geheel Adams geslacht. Dat en dat alleen is enige grond van het aanbod. Dat aanbod komt in de eerste plaats tot Adamskinderen en niet tot Abrahams kinderen.
Ja, Zeeuw het aanbod van genade vloeit voort uit de algenoegzaamheid van Christus offer. Dit offer is van zo’n grote kracht en waardij dat geheel Adams geslacht daardoor gezaligd zou kunnen worden. Maar dit aanbod moet een adres hebben oftewel aan wie dit gepredikt wordt en dat is aan de bondelingen. Dat dit komt tot Adamskinderen in de eerste plaats en niet tot Abrahamskinderen ben ik in zoverre met je eens dat we allen Adamskinderen zijn. Toch heeft het God goed gedacht om eerst aan het volk Israël zijn genade te verkondigen en later ook de heidenen. Dit te ontkennen is eigenlijk de bijzondere verkiezing (Calvijn) te ontkennen.
Alleen in de weg van wedergeboorte en geloof komt deelt men wezenlijk in het genadeverbond; heeft men deel aan Christus en in Hem aan al de verbondsweldaden en beloften. En wie dat mist; mist alles. Dan kun je zo iemand een verbondskind noemen; maar zonder deel aan de Verbondsmiddelaar zullen deze kinderen des koninkrijks buiten geworpen worden.
Kijk met je hoofdstrekking ben ik het eens, laat dat duidelijk zijn. Als we buiten Christus zijn zal ook het bondeling zijn ons niet helpen, integendeel! Jezus zelf zei toch dat Hij kinderen uit stenen kon verwekken. Dus dan zal het ‘bondeling’ zijn geen grond zijn voor de zaligheid. Maar ook al zijn we in Christus wederomgeboren dan blijven we net als voorheen een bondeling, alleen en daar komt het verschil: We zijn in Christus een nieuw schepsel. Misschien voel je nu iets van ons verschil en begrijp je ook waarom ik in het begin zei, misschien moet ik wel naar de CGK toe. Toch heb ik ook daar grote moeite mee, al voel ik er wel meer affiniteit mee.
Zoals het water door de bedding van de rivier stroomt om te eindigen in de zee, zo zie ik het water als Gods verkiezende liefde en de bedding (het verbond) slechts als middel om dit te realiseren. (Het woordje slechts is niet bedoeld om dit te minachten!).
Wat betreft je discussie met Voorbijganger of Christus het Hoofd van het genadeverbond is; hoe interpreteer je dan de teksten waarbij de eerste Adam tegenover de tweede Adam gesteld word; m.i. beiden als verbondshoofd.
Wat bedoel je Zeeuw?
Groeten,
Niek Donselaar
Dit is voor mij op dit moment de enige mogelijke en wellicht te vrije exegese.
Jij vraagt je nu of je twijfel proeft bij mijn conclusie. Misschien wel Zeeuw, misschien ook niet.
Ik zie het verbond vooralsnog sterk zwart/wit. Dit betekent voor mij of we zien het als een genadeverbond met Christus als hoofd en dus alleen met de uitverkorenen als bondelingen, of we zien het als de bedding voor de verkiezing. Bij het eerste loop ik klem met bovengenoemde tekst, Gen. 17. Het tweede is op dit moment voor mij de enige uitleg die bijbels verantwoord is. Let wel ik zeg voor mij!
Deze reactie verklaart ook mijn reactie aangaande Thomas Boston. Trouwens ik heb toch al heel duidelijk gesteld in een andere reactie van mij dat ik dit wilde nuanceren. Ik zal, nee ik wil de laatste zijn om te stellen dat Thomas Boston geen onvoorwaardelijk en welmenend aanbod predikte! En inderdaad misschien maken we wel de fout door alles te willen beredeneren.
De grond van het aanbod stel je dus in de rijkwijdte van het verbond; weliswaar met de onderscheiding van 2-erlei kinderen; maar dan toch bondelingen.
Calvij deed dat ook; maar hield tevens duidelijk vast dat het onderscheid tussen de 2-erlei kinderen bepaald word door Gods genadige verkiezing. Het verband tussen verbond en verkiezing is niet los te maken.
Zeer zeker wil ik ook vasthouden dat het onderscheid tussen de twee-erlei kinderen bepaald wordt door Gods verkiezing. Daarom is het zoals Voorbijganger schreef: ze zijn wel onderscheiden echter niet te scheiden.
Kijk, het aanbod van genade en de verbondsbeloften rust niet op de breedte van het verbond; maar enkel en alleen op de algenoegzaamheid van het offer van Christus; de Verbondsmiddelaar. Dat Offer is van oneindige kracht en waardij; en genoegzaam voor geheel Adams geslacht. Dat en dat alleen is enige grond van het aanbod. Dat aanbod komt in de eerste plaats tot Adamskinderen en niet tot Abrahams kinderen.
Ja, Zeeuw het aanbod van genade vloeit voort uit de algenoegzaamheid van Christus offer. Dit offer is van zo’n grote kracht en waardij dat geheel Adams geslacht daardoor gezaligd zou kunnen worden. Maar dit aanbod moet een adres hebben oftewel aan wie dit gepredikt wordt en dat is aan de bondelingen. Dat dit komt tot Adamskinderen in de eerste plaats en niet tot Abrahamskinderen ben ik in zoverre met je eens dat we allen Adamskinderen zijn. Toch heeft het God goed gedacht om eerst aan het volk Israël zijn genade te verkondigen en later ook de heidenen. Dit te ontkennen is eigenlijk de bijzondere verkiezing (Calvijn) te ontkennen.
Alleen in de weg van wedergeboorte en geloof komt deelt men wezenlijk in het genadeverbond; heeft men deel aan Christus en in Hem aan al de verbondsweldaden en beloften. En wie dat mist; mist alles. Dan kun je zo iemand een verbondskind noemen; maar zonder deel aan de Verbondsmiddelaar zullen deze kinderen des koninkrijks buiten geworpen worden.
Kijk met je hoofdstrekking ben ik het eens, laat dat duidelijk zijn. Als we buiten Christus zijn zal ook het bondeling zijn ons niet helpen, integendeel! Jezus zelf zei toch dat Hij kinderen uit stenen kon verwekken. Dus dan zal het ‘bondeling’ zijn geen grond zijn voor de zaligheid. Maar ook al zijn we in Christus wederomgeboren dan blijven we net als voorheen een bondeling, alleen en daar komt het verschil: We zijn in Christus een nieuw schepsel. Misschien voel je nu iets van ons verschil en begrijp je ook waarom ik in het begin zei, misschien moet ik wel naar de CGK toe. Toch heb ik ook daar grote moeite mee, al voel ik er wel meer affiniteit mee.
Zoals het water door de bedding van de rivier stroomt om te eindigen in de zee, zo zie ik het water als Gods verkiezende liefde en de bedding (het verbond) slechts als middel om dit te realiseren. (Het woordje slechts is niet bedoeld om dit te minachten!).
Wat betreft je discussie met Voorbijganger of Christus het Hoofd van het genadeverbond is; hoe interpreteer je dan de teksten waarbij de eerste Adam tegenover de tweede Adam gesteld word; m.i. beiden als verbondshoofd.
Wat bedoel je Zeeuw?
Groeten,
Niek Donselaar
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Akkoord; in die zin kun je over Abrahamskinderen spreken; gezien het grote voorrecht dat hun de woorden Gods zijn toebetrouwd. Maar m.i. niet in de zin als verbondskinderen die reeds deel hebben aan de beloften enz.
Daarbij zouden de bondelingen reeds daadwerkelijk deel hebben aan het genadeverbond en dus al ontheven zijn van de vloek van het werkverbond.
Allemaal voorwerpelijk weliswaar; en afhankelijk van de voorwaarde geloof; maar toch; bondelingen.
Voel je wat ik als gevaar zie. Dat gevaar zit niet in het onvoorwaardelijk en welmenende aanbod; maar kan zitten in de stelling van het verbondskind zijn.
Dat bedoel ik.
Ben ik met je eens Zeeuw, ik voel het gevaar wel, maar het misbruik heft het recht gebruik niet op. Voor mij blijft recht overeind staan dat we krachtens doop/besnijdenis kinderen Abrahams naar het vlees zijn en dus bondelingen. Betekent dan dat we ook deel hebben aan de beloften? Nee, wel is het zo dat, omdat we bondeling zijn, ons de beloften gepredikt wordt/aangeboden wordt/voorgesteld wordt.
Dan blijven we net als voorheen; in dat zinnetje ligt mijn bezwaar; want er verandert wel degelijk wat; juist dan -in Christus- krijgen we daadwerkelijk deel aan het verbond in zaligmakende zin.
Dat is het centrale punt waar het om draait; en juist dat is waar het om gaat.
Ik zeg niet dat er niet verandert! Integendeel alles verandert, want we zijn een nieuw schepsel in Christus. Alleen en daar ligt ons verschil, jij spreekt over een wezen en een bediening van het verbond en ik spreek over het verbond waarin de verkiezing gestalte krijgt. Toch doet mijn opmerking meer recht aan ons beider onderschreven conclusie nl. de verkiezing vindt zijn bedding in het verbond.
Beste Voorbijganger,
Excuses voor de term. Kerugma betekent ‘boodschap’ oftewel de verkondiging van het Evangelie.
Lees ik hier een antwoord op je eigen vraag, of zie ik dat onjuist? Bovendien leidt dit tot de conclusie dat het verbond breder is dat de verkiezing. Immers ook Ezau is besneden geweest. Klopt dat tot zover met jouw gedachte?
Dan heb ik een probleem. Dit verbond wordt aangegaan tussen God en de mens (abraham). Hoe kan het dan zijn dat we uitverkoren zijn in Christus?
Ik weet niet of je een antwoord vindt op mijn eigen vraag. Waarom benadruk ik iedere keer het verbond der besnijdenis, ook uit Handelingen? Wel omdat sommigen denken dat als ik spreek over het genadeverbond het verbond bedoel wat God van eeuwigheid heeft gesloten tussen Christus en Zijn Kerk. Kijk dat is voor mij niet het genadeverbond. Kan ook niet, want het is juist zoals jij stelt, nl. het verbond is veel breder dan de verkiezing. Immers ook Ezau was besneden, maar Gods Woord leert ons ‘Ezau heb ik gehaat’. Toch was ook Ezau een bondeling naar de besnijdenis evenals zijn broeder Jakob. Echter Jakob was uitverkoren krachtens de verkiezende liefde Gods.
Jouw vraagstelling geeft exact de problemen weer rondom verbond en verkiezing die velen hebben.
Leidt dit tot de conclusie dat de verkiezing/verwerping afhankelijk wordt gesteld van het antwoord van de mens op de prediking? Of anders gesteld: wordt de verkiezing uitgewerkt in de tijd in plaats dat deze van eeuwigheid vastligt in het welbehagen van God drie-enig?
Ja en nee! God heeft Zijn Kerk verkoren van eeuwigheid. Niet op grond van voorgezien geloof of werken. Nee, alleen op grond van Christus offer. Echter het heeft God behaagd om de uitverkiezing te werken door de ‘dwaasheid der prediking’. Was het niet goed verwoordt door Dr. Kohlbrugge? De mens werkt zeker zijn verkiezing uit in de tijd, echter nogmaals dat betekent niet dat God die verkiezing heeft vastgesteld op grond van die uitwerking. Het ene is Gods verborgen raad (de verkiezing) en het andere is Gods geopenbaarde raad (de prediking). Zie de aanhaling uit de Reuver over Kohlbrugge:
De plaats waar de botsing tussen Gods lokkende liefde en de vermetelheid van de mens zich voltrekt, is bij uitstek de prediking. ‘Zal ik u zeggen hoe God verhardt? Door de prediking van Zijn heilig Woord.
Hartelijke groeten,
Daarbij zouden de bondelingen reeds daadwerkelijk deel hebben aan het genadeverbond en dus al ontheven zijn van de vloek van het werkverbond.
Allemaal voorwerpelijk weliswaar; en afhankelijk van de voorwaarde geloof; maar toch; bondelingen.
Voel je wat ik als gevaar zie. Dat gevaar zit niet in het onvoorwaardelijk en welmenende aanbod; maar kan zitten in de stelling van het verbondskind zijn.
Dat bedoel ik.
Ben ik met je eens Zeeuw, ik voel het gevaar wel, maar het misbruik heft het recht gebruik niet op. Voor mij blijft recht overeind staan dat we krachtens doop/besnijdenis kinderen Abrahams naar het vlees zijn en dus bondelingen. Betekent dan dat we ook deel hebben aan de beloften? Nee, wel is het zo dat, omdat we bondeling zijn, ons de beloften gepredikt wordt/aangeboden wordt/voorgesteld wordt.
Dan blijven we net als voorheen; in dat zinnetje ligt mijn bezwaar; want er verandert wel degelijk wat; juist dan -in Christus- krijgen we daadwerkelijk deel aan het verbond in zaligmakende zin.
Dat is het centrale punt waar het om draait; en juist dat is waar het om gaat.
Ik zeg niet dat er niet verandert! Integendeel alles verandert, want we zijn een nieuw schepsel in Christus. Alleen en daar ligt ons verschil, jij spreekt over een wezen en een bediening van het verbond en ik spreek over het verbond waarin de verkiezing gestalte krijgt. Toch doet mijn opmerking meer recht aan ons beider onderschreven conclusie nl. de verkiezing vindt zijn bedding in het verbond.
Beste Voorbijganger,
Excuses voor de term. Kerugma betekent ‘boodschap’ oftewel de verkondiging van het Evangelie.
Lees ik hier een antwoord op je eigen vraag, of zie ik dat onjuist? Bovendien leidt dit tot de conclusie dat het verbond breder is dat de verkiezing. Immers ook Ezau is besneden geweest. Klopt dat tot zover met jouw gedachte?
Dan heb ik een probleem. Dit verbond wordt aangegaan tussen God en de mens (abraham). Hoe kan het dan zijn dat we uitverkoren zijn in Christus?
Ik weet niet of je een antwoord vindt op mijn eigen vraag. Waarom benadruk ik iedere keer het verbond der besnijdenis, ook uit Handelingen? Wel omdat sommigen denken dat als ik spreek over het genadeverbond het verbond bedoel wat God van eeuwigheid heeft gesloten tussen Christus en Zijn Kerk. Kijk dat is voor mij niet het genadeverbond. Kan ook niet, want het is juist zoals jij stelt, nl. het verbond is veel breder dan de verkiezing. Immers ook Ezau was besneden, maar Gods Woord leert ons ‘Ezau heb ik gehaat’. Toch was ook Ezau een bondeling naar de besnijdenis evenals zijn broeder Jakob. Echter Jakob was uitverkoren krachtens de verkiezende liefde Gods.
Jouw vraagstelling geeft exact de problemen weer rondom verbond en verkiezing die velen hebben.
Leidt dit tot de conclusie dat de verkiezing/verwerping afhankelijk wordt gesteld van het antwoord van de mens op de prediking? Of anders gesteld: wordt de verkiezing uitgewerkt in de tijd in plaats dat deze van eeuwigheid vastligt in het welbehagen van God drie-enig?
Ja en nee! God heeft Zijn Kerk verkoren van eeuwigheid. Niet op grond van voorgezien geloof of werken. Nee, alleen op grond van Christus offer. Echter het heeft God behaagd om de uitverkiezing te werken door de ‘dwaasheid der prediking’. Was het niet goed verwoordt door Dr. Kohlbrugge? De mens werkt zeker zijn verkiezing uit in de tijd, echter nogmaals dat betekent niet dat God die verkiezing heeft vastgesteld op grond van die uitwerking. Het ene is Gods verborgen raad (de verkiezing) en het andere is Gods geopenbaarde raad (de prediking). Zie de aanhaling uit de Reuver over Kohlbrugge:
De plaats waar de botsing tussen Gods lokkende liefde en de vermetelheid van de mens zich voltrekt, is bij uitstek de prediking. ‘Zal ik u zeggen hoe God verhardt? Door de prediking van Zijn heilig Woord.
Hartelijke groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Beste Broeders,
Deze discussie volg ik met veel belangstelling. Zonder afbreuk te doen aan de ernst waarmee jullie met deze belangrijke vraag worstelen wil ik toch zeggen dat jullie m.i. proberen om met alle geweld de nieuwe wijn van het Nieuwe Verbond toch in die in oude zakken van het verbond van Gen. 17 te houden. In die gedachtegang komen elke keer weer nieuwe scheuren in die oude zak die met allerlei lapmiddelen zoals zelf-bedachte onderscheidingen en gradaties binnen het verbond gedicht moeten worden. En van de ene scheur komt weer de ander met alle gevolgen vandien. Kijk eens naar de scheuringen in de Refo gezindten juist om deze vraag!
Lees Gal. 3 :7 Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
14 Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, [en] opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof
16 Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Christus.
De enige geestelijke strekking die het verbond van Abraham inhield is in Christus vervuld. Alleen door geloof in Hem, oftewel wedergeboorte kunnen wij geestelijk kinderen van Abraham worden en nooit door natuurlijke geboorte. Voor de rest was en is het een puur aards verbond, net zoals dat van Noach met de regenboog b.v. Daar zou je ook allerlei eigenaardige geestelijke draaien aan kunnen geven, maar dan kom je vroeg of laat toch in de problemen.
"Voor mij blijft recht overeind staan dat we krachtens doop/besnijdenis kinderen Abrahams naar het vlees zijn en dus bondelingen." schrijft Niek. Waarom wil je zo graag deel hebben aan een leeg vleselijk verbond? Christus is al lang geboren, dus daar kom je niet meer voor in aanmerking. Wil je graag in Israel gaan wonen? Wil je graag een talrijk nageslacht hebben? Wil je dat je kleinkinderen een monarchie stichten? Verder ging het verbond van Gen 17 dat door de besnijdenis bevestigd werd niet. Om een geestelijk kind van Abraham te worden moet je wederom geboren worden. Dat staat duidelijk in Gal 3. De Galaten wilden ook al zo graag naar het vlees Abraham's kinderen zijn maar daarmee verlochenen wij Christus!
Galaten 5:2 Ziet, ik Paulus zeg u, zo gij u laat besnijden, (of dopen in het kader van het verbond) dat Christus u niet nut zal zijn.
Om op de oorspronkelijke vraagstelling in te gaan: Uitverkiezing tot zaligheid heeft niets te maken met het verbond met Abraham. Galaten 6:15 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.
Deze discussie volg ik met veel belangstelling. Zonder afbreuk te doen aan de ernst waarmee jullie met deze belangrijke vraag worstelen wil ik toch zeggen dat jullie m.i. proberen om met alle geweld de nieuwe wijn van het Nieuwe Verbond toch in die in oude zakken van het verbond van Gen. 17 te houden. In die gedachtegang komen elke keer weer nieuwe scheuren in die oude zak die met allerlei lapmiddelen zoals zelf-bedachte onderscheidingen en gradaties binnen het verbond gedicht moeten worden. En van de ene scheur komt weer de ander met alle gevolgen vandien. Kijk eens naar de scheuringen in de Refo gezindten juist om deze vraag!
Lees Gal. 3 :7 Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
14 Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, [en] opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof
16 Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Christus.
De enige geestelijke strekking die het verbond van Abraham inhield is in Christus vervuld. Alleen door geloof in Hem, oftewel wedergeboorte kunnen wij geestelijk kinderen van Abraham worden en nooit door natuurlijke geboorte. Voor de rest was en is het een puur aards verbond, net zoals dat van Noach met de regenboog b.v. Daar zou je ook allerlei eigenaardige geestelijke draaien aan kunnen geven, maar dan kom je vroeg of laat toch in de problemen.
"Voor mij blijft recht overeind staan dat we krachtens doop/besnijdenis kinderen Abrahams naar het vlees zijn en dus bondelingen." schrijft Niek. Waarom wil je zo graag deel hebben aan een leeg vleselijk verbond? Christus is al lang geboren, dus daar kom je niet meer voor in aanmerking. Wil je graag in Israel gaan wonen? Wil je graag een talrijk nageslacht hebben? Wil je dat je kleinkinderen een monarchie stichten? Verder ging het verbond van Gen 17 dat door de besnijdenis bevestigd werd niet. Om een geestelijk kind van Abraham te worden moet je wederom geboren worden. Dat staat duidelijk in Gal 3. De Galaten wilden ook al zo graag naar het vlees Abraham's kinderen zijn maar daarmee verlochenen wij Christus!
Galaten 5:2 Ziet, ik Paulus zeg u, zo gij u laat besnijden, (of dopen in het kader van het verbond) dat Christus u niet nut zal zijn.
Om op de oorspronkelijke vraagstelling in te gaan: Uitverkiezing tot zaligheid heeft niets te maken met het verbond met Abraham. Galaten 6:15 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.
Onderstaande staat deze week in het blad "Bewaar het Pand"
TWEE OF DRIE?
Enige tijd geleden was er in bepaalde kerkelijke bladen opnieuw een discussie over de vraag of er twee of drie verbonden zijn. De aanleiding lag allereerst in het gebeurde in Alphen aan den Rijn en de berichtgeving die daarover plaats vond. Daar was deze vraag aan de orde gesteld in verband met de prediking van de plaatselijke predikant en dat was op zo'n manier gebeurd, dat ook de Classis 's Gravenhage er mee te maken kreeg. Of de problematiek in Alphen alleen te maken had met de vraag naar twee of drie verbonden, is weer een andere vraag, die we hier laten rusten. Maar het punt van het aantal verbonden is met name naar buiten gekomen.
Dit gaf Prof. Maris aanleiding om in "De Wekker" een aantal artikelen te schrijven over de vraag of er twee of drie verbonden zijn en het was te voorzien dat hij in die artikelen het standpunt van de drie verbonden zou verdedigen. De manier waarop hij dat deed gaf vervolgens ds. Moerkerken aanleiding om in "De Saambinder" ook op de kwestie in te gaan en hij kwam - zoals te verwachten was - bij twee verbonden uit. De argumenten voor beide standpunten zijn nog weer eens uiteen gezet en daarmee is ook voor deze tijd herhaald wat in het verleden ook al zo vaak aan de orde is gesteld en waar kennelijk geen overeenstemming over te bereiken is.
Echt belangrijk?
De vraag laat zich niet onderdrukken wat het nut van dergelijke discussies is. Wat ik ervan kan zien is dat zij die al op het standpunt van twee verbonden stonden door de argumenten van Moerkerken nog weer eens bevestigd werden. Zij die geloven dat we van drie verbonden moeten spreken zijn door de uiteenzetting van Maris nog eens bevestigd. Maar dat er door de argumenten die aangevoerd zijn mensen van twee naar drie of van drie naar twee zijn verhuisd geloof ik niet. Wat er verder wel gebeurd is - en daar heb ik persoonlijk de bewijzen voor - is dat er heel wat zijn die door deze discussie in verwarring zijn geraakt en nu nog altijd met de vraag lopen: Hoe zit het nu eigenlijk? En zo loop je als pastor gevaar om meegetrokken te worden in een discussie die mijns inziens echt niet zo zinvol is. Bij zo'n vraag heb ik in ieder geval de neiging om eerst maar eens diep te zuchten. En dan is mijn volgende reactie: Mensen, tob daar nu toch niet zo over.
Mag ik dat niet zeggen? Moeten we allemaal dan doen alsof we in deze materie met zaken te doen hebben die van levensbelang zijn; zaken waarmee onze zaligheid heel direct gemoeid is? Zeker, ik weet ook wel, dat er zaken zijn waarin het heel precies moet toegaan, omdat daar heel direct de eer van God mee gemoeid is of ook wel onze zaligheid van afhankelijk is. Het kan zelfs gaan om één letter, zoals het voorbeeld van 'omdat' en 'opdat', of het voorbeeld van 'homo-ousios' of 'homoi-ousios'.
Met 'omdat' of 'opdat' wordt gedoeld op de vraag of God verkiest op grond van een vooruitgezien geloof of alleen op grond van Zijn soevereine wil: verkiest Hij omdat een mens gaat geloven, of opdat hij dat zal doen? En met 'homo-ousios' (= van hetzelfde wezen) en 'homoi-ousios' (= van een gelijk wezen) wordt gedoeld op de vraag of Christus de goddelijke natuur deelachtig is of alleen maar iets wat op die goddelijke natuur lijkt. Daarmee hangt natuurlijk samen de hele leer van de Drieëenheid en in verband daarmee wordt gezegd in de Geloofsvorm van Athanasius, dat degene die zalig wil worden het algemeen geloof dient te behouden en dat algemeen geloof is dat we de Eenheid in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid eren. Wie dat geloof niet geheel en ongeschonden bewaart zal zonder twijfel eeuwig verloren gaan. Welnu, dat is dan een zaak van levensbelang. Dat de kerk zich daarover druk gemaakt heeft en nog dient te maken staat dan ook buiten kijf. Maar geldt dit nu ook van de kwestie van twee of drie verbonden?
Om eerlijk te zeggen: Dat vermag ik niet in te zien. Kennelijk heeft het gereformeerde protestantisme uit de Schrift zowel de ene als de andere conclusie kunnen trekken. Op grond van de gegevens die Gods Woord ons biedt kan inderdaad gezegd worden: Er zijn drie verbonden. Dat is ook mijn eigen standpunt. Maar is dit nu zo absoluut het enige antwoord? Kunnen anderen op grond van diezelfde Schrift niet tot de huns inziens eerlijke conclusie komen dat er maar twee verbonden zijn? Als we dat ontkennen, moeten we hele delen van het gereformeerde protestantisme afschrijven. Maar dat doet toch ook weer niemand?
Spraakverwarring
Het is te vrezen dat er op dit terrein een hopeloze spraakverwarring is ontstaan. En ook, dat er zijn, die zonder de nodige kennis van zaken al heel snel anderen veroordelen. Het is bovendien te vrezen dat beide standpunten door de vaak felle discussies erover, getrokken worden in de sfeer van extremisme. En dat men dan vanuit het beeld dat de standpunten in hun extreme vormen vertonen, erover gaat oordelen. Zo gebeurt het hier en daar onder het kerkvolk en dan is de juiste toon natuurlijk helemaal zoek.
Wat die extreme toespitsingen dan zijn? Staande op het standpunt van de twee verbonden vergeet men dan dat Gods armen wijd uitgestrekt zijn en dat de Heere Zijn heil aanbiedt aan de hele wereld en zondaren zonder onderscheid roept en nodigt tot de zaligheid met bevel van bekering en geloof. Het aanbod van genade en de prediking van de beloften wordt verengd en mensen krijgen de indruk dat het in de prediking niet over hen gaat en dat de boodschap ook niet voor hen bedoeld is. Maar zo hebben zij die de Twee-verbonden-leer beleden (mensen zoals de schotse predikers Ralph en Ebenezer Erskine en Thomas Boston om er slechts een paar te noemen) nooit gepreekt. Integendeel. En wie hun leerling wil zijn, zij dat dan ook ten volle.
En staande op het Drie-verbondenstandpunt doet men het dan voorkomen alsof we met het zijn-in-het-verbond eigenlijk de zaligheid al in handen hebben en tot kinderen Gods zijn gepromoveerd zonder dat benadrukt wordt dat ook binnen het verbond nog altijd de noodzaak van wedergeboorte en bekering geldt, omdat de relatie met Adam door het verbond niet teniet gedaan is. Dat leidt dan weer tot een grote veroppervlakkiging van het leven; er wordt een geslacht gekweekt dat rein is in eigen ogen.
Wie een van deze conclusies meent te moeten trekken uit de twee- of drie verbonden leer komt tot onschriftuurlijke voorstellingen. En waar dan dergelijke consequenties worden getrokken is het te verstaan dat men fel op elkaar gaat reageren. Dan beweert de aanhanger van 'Drie": Zie je wel dat zij geen enkele waarde zien in Gods beloften? En de "Twee"-man zegt: Zie je wel dat ze denken dat er niets meer met een mens hoeft te gebeuren? Helaas laat de kerkelijke praktijk zien, dat er voor dergelijke reacties aanleiding is. Er is een prediking waarbij het heil des Heeren wel wordt voorgesteld, maar niet wordt aangeboden. Er is ook een prediking waarbij de noodzaak van wedergeboorte verzwegen wordt en het onderscheid wordt verdoezeld tussen belofte en vervulling van de belofte. Anders en vereenvoudigd gezegd: je zit in de boot; zorg ervoor datje erin blijft.
Zo doorgaan?
En dan gaat men het eigen gelijk zoeken te bevestigen door het standpunt van de ander te veroordelen en te weerleggen. Maar wie komt er dan ooit nog uit? Moeten we op die manier doorgaan? Of zou het misschien tijd worden om de zaak maar eens te laten rusten en ieder de ruimte te geven die hij wenst?
Laat degene die tot de eerlijke overtuiging gekomen is, dat er maar twee verbonden zijn, zijn overtuiging behouden. Maar laat hij de zaak niet op de spits drijven. En laat hij wel met grote vrijmoedigheid de ruimte die er in God is aanwijzen en alle mensen zonder onderscheid Gods heil aanbieden en de beloften voorstellen. Dan zegt een argeloze kerkganger, die het erom te doen is Gods Evangelie te horen, wellicht: Hij leert de twee verbonden, maar hij preekt de drie (!?).
En laat degene die tot geen andere conclusie kan komen dan dat er drie verbonden zijn, zijn mening behouden, maar die al evenmin op de spits drijven En laat hij wel bij de aanbieding van het heil des Heeren beseffen en sterk benadrukken: Gijlieden moet wederom geboren worden! Van het brengen van die boodschap mag hij nooit moe worden, net zo min als indertijd George Whitefield. Toen hem eens gevraagd werd waarom hij die boodschap zo vaak bracht, antwoordde hij: Omdat gijlieden wederom geboren moet worden! Gebeurt dat dan zal wellicht een andere argeloze kerkganger, die eerlijk uit Gods Woord wil worden onderwezen, zeggen: Hij leert de drie verbonden, maar hij preekt de twee (!?).
Is dit een versimpeling van de zaak? Toegegeven, dergelijke conclusies zijn dogmatisch niet waar te maken. Maar is elke kerkganger daar op uit? Misschien moeten we weer wat eenvoudiger worden. Zeker als het gaat om zaken die niet zo definitief worden beslist in de Schrift, zodat elk ander standpunt regelrecht kan worden afgewezen.
ds. P. den Butter
TWEE OF DRIE?
Enige tijd geleden was er in bepaalde kerkelijke bladen opnieuw een discussie over de vraag of er twee of drie verbonden zijn. De aanleiding lag allereerst in het gebeurde in Alphen aan den Rijn en de berichtgeving die daarover plaats vond. Daar was deze vraag aan de orde gesteld in verband met de prediking van de plaatselijke predikant en dat was op zo'n manier gebeurd, dat ook de Classis 's Gravenhage er mee te maken kreeg. Of de problematiek in Alphen alleen te maken had met de vraag naar twee of drie verbonden, is weer een andere vraag, die we hier laten rusten. Maar het punt van het aantal verbonden is met name naar buiten gekomen.
Dit gaf Prof. Maris aanleiding om in "De Wekker" een aantal artikelen te schrijven over de vraag of er twee of drie verbonden zijn en het was te voorzien dat hij in die artikelen het standpunt van de drie verbonden zou verdedigen. De manier waarop hij dat deed gaf vervolgens ds. Moerkerken aanleiding om in "De Saambinder" ook op de kwestie in te gaan en hij kwam - zoals te verwachten was - bij twee verbonden uit. De argumenten voor beide standpunten zijn nog weer eens uiteen gezet en daarmee is ook voor deze tijd herhaald wat in het verleden ook al zo vaak aan de orde is gesteld en waar kennelijk geen overeenstemming over te bereiken is.
Echt belangrijk?
De vraag laat zich niet onderdrukken wat het nut van dergelijke discussies is. Wat ik ervan kan zien is dat zij die al op het standpunt van twee verbonden stonden door de argumenten van Moerkerken nog weer eens bevestigd werden. Zij die geloven dat we van drie verbonden moeten spreken zijn door de uiteenzetting van Maris nog eens bevestigd. Maar dat er door de argumenten die aangevoerd zijn mensen van twee naar drie of van drie naar twee zijn verhuisd geloof ik niet. Wat er verder wel gebeurd is - en daar heb ik persoonlijk de bewijzen voor - is dat er heel wat zijn die door deze discussie in verwarring zijn geraakt en nu nog altijd met de vraag lopen: Hoe zit het nu eigenlijk? En zo loop je als pastor gevaar om meegetrokken te worden in een discussie die mijns inziens echt niet zo zinvol is. Bij zo'n vraag heb ik in ieder geval de neiging om eerst maar eens diep te zuchten. En dan is mijn volgende reactie: Mensen, tob daar nu toch niet zo over.
Mag ik dat niet zeggen? Moeten we allemaal dan doen alsof we in deze materie met zaken te doen hebben die van levensbelang zijn; zaken waarmee onze zaligheid heel direct gemoeid is? Zeker, ik weet ook wel, dat er zaken zijn waarin het heel precies moet toegaan, omdat daar heel direct de eer van God mee gemoeid is of ook wel onze zaligheid van afhankelijk is. Het kan zelfs gaan om één letter, zoals het voorbeeld van 'omdat' en 'opdat', of het voorbeeld van 'homo-ousios' of 'homoi-ousios'.
Met 'omdat' of 'opdat' wordt gedoeld op de vraag of God verkiest op grond van een vooruitgezien geloof of alleen op grond van Zijn soevereine wil: verkiest Hij omdat een mens gaat geloven, of opdat hij dat zal doen? En met 'homo-ousios' (= van hetzelfde wezen) en 'homoi-ousios' (= van een gelijk wezen) wordt gedoeld op de vraag of Christus de goddelijke natuur deelachtig is of alleen maar iets wat op die goddelijke natuur lijkt. Daarmee hangt natuurlijk samen de hele leer van de Drieëenheid en in verband daarmee wordt gezegd in de Geloofsvorm van Athanasius, dat degene die zalig wil worden het algemeen geloof dient te behouden en dat algemeen geloof is dat we de Eenheid in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid eren. Wie dat geloof niet geheel en ongeschonden bewaart zal zonder twijfel eeuwig verloren gaan. Welnu, dat is dan een zaak van levensbelang. Dat de kerk zich daarover druk gemaakt heeft en nog dient te maken staat dan ook buiten kijf. Maar geldt dit nu ook van de kwestie van twee of drie verbonden?
Om eerlijk te zeggen: Dat vermag ik niet in te zien. Kennelijk heeft het gereformeerde protestantisme uit de Schrift zowel de ene als de andere conclusie kunnen trekken. Op grond van de gegevens die Gods Woord ons biedt kan inderdaad gezegd worden: Er zijn drie verbonden. Dat is ook mijn eigen standpunt. Maar is dit nu zo absoluut het enige antwoord? Kunnen anderen op grond van diezelfde Schrift niet tot de huns inziens eerlijke conclusie komen dat er maar twee verbonden zijn? Als we dat ontkennen, moeten we hele delen van het gereformeerde protestantisme afschrijven. Maar dat doet toch ook weer niemand?
Spraakverwarring
Het is te vrezen dat er op dit terrein een hopeloze spraakverwarring is ontstaan. En ook, dat er zijn, die zonder de nodige kennis van zaken al heel snel anderen veroordelen. Het is bovendien te vrezen dat beide standpunten door de vaak felle discussies erover, getrokken worden in de sfeer van extremisme. En dat men dan vanuit het beeld dat de standpunten in hun extreme vormen vertonen, erover gaat oordelen. Zo gebeurt het hier en daar onder het kerkvolk en dan is de juiste toon natuurlijk helemaal zoek.
Wat die extreme toespitsingen dan zijn? Staande op het standpunt van de twee verbonden vergeet men dan dat Gods armen wijd uitgestrekt zijn en dat de Heere Zijn heil aanbiedt aan de hele wereld en zondaren zonder onderscheid roept en nodigt tot de zaligheid met bevel van bekering en geloof. Het aanbod van genade en de prediking van de beloften wordt verengd en mensen krijgen de indruk dat het in de prediking niet over hen gaat en dat de boodschap ook niet voor hen bedoeld is. Maar zo hebben zij die de Twee-verbonden-leer beleden (mensen zoals de schotse predikers Ralph en Ebenezer Erskine en Thomas Boston om er slechts een paar te noemen) nooit gepreekt. Integendeel. En wie hun leerling wil zijn, zij dat dan ook ten volle.
En staande op het Drie-verbondenstandpunt doet men het dan voorkomen alsof we met het zijn-in-het-verbond eigenlijk de zaligheid al in handen hebben en tot kinderen Gods zijn gepromoveerd zonder dat benadrukt wordt dat ook binnen het verbond nog altijd de noodzaak van wedergeboorte en bekering geldt, omdat de relatie met Adam door het verbond niet teniet gedaan is. Dat leidt dan weer tot een grote veroppervlakkiging van het leven; er wordt een geslacht gekweekt dat rein is in eigen ogen.
Wie een van deze conclusies meent te moeten trekken uit de twee- of drie verbonden leer komt tot onschriftuurlijke voorstellingen. En waar dan dergelijke consequenties worden getrokken is het te verstaan dat men fel op elkaar gaat reageren. Dan beweert de aanhanger van 'Drie": Zie je wel dat zij geen enkele waarde zien in Gods beloften? En de "Twee"-man zegt: Zie je wel dat ze denken dat er niets meer met een mens hoeft te gebeuren? Helaas laat de kerkelijke praktijk zien, dat er voor dergelijke reacties aanleiding is. Er is een prediking waarbij het heil des Heeren wel wordt voorgesteld, maar niet wordt aangeboden. Er is ook een prediking waarbij de noodzaak van wedergeboorte verzwegen wordt en het onderscheid wordt verdoezeld tussen belofte en vervulling van de belofte. Anders en vereenvoudigd gezegd: je zit in de boot; zorg ervoor datje erin blijft.
Zo doorgaan?
En dan gaat men het eigen gelijk zoeken te bevestigen door het standpunt van de ander te veroordelen en te weerleggen. Maar wie komt er dan ooit nog uit? Moeten we op die manier doorgaan? Of zou het misschien tijd worden om de zaak maar eens te laten rusten en ieder de ruimte te geven die hij wenst?
Laat degene die tot de eerlijke overtuiging gekomen is, dat er maar twee verbonden zijn, zijn overtuiging behouden. Maar laat hij de zaak niet op de spits drijven. En laat hij wel met grote vrijmoedigheid de ruimte die er in God is aanwijzen en alle mensen zonder onderscheid Gods heil aanbieden en de beloften voorstellen. Dan zegt een argeloze kerkganger, die het erom te doen is Gods Evangelie te horen, wellicht: Hij leert de twee verbonden, maar hij preekt de drie (!?).
En laat degene die tot geen andere conclusie kan komen dan dat er drie verbonden zijn, zijn mening behouden, maar die al evenmin op de spits drijven En laat hij wel bij de aanbieding van het heil des Heeren beseffen en sterk benadrukken: Gijlieden moet wederom geboren worden! Van het brengen van die boodschap mag hij nooit moe worden, net zo min als indertijd George Whitefield. Toen hem eens gevraagd werd waarom hij die boodschap zo vaak bracht, antwoordde hij: Omdat gijlieden wederom geboren moet worden! Gebeurt dat dan zal wellicht een andere argeloze kerkganger, die eerlijk uit Gods Woord wil worden onderwezen, zeggen: Hij leert de drie verbonden, maar hij preekt de twee (!?).
Is dit een versimpeling van de zaak? Toegegeven, dergelijke conclusies zijn dogmatisch niet waar te maken. Maar is elke kerkganger daar op uit? Misschien moeten we weer wat eenvoudiger worden. Zeker als het gaat om zaken die niet zo definitief worden beslist in de Schrift, zodat elk ander standpunt regelrecht kan worden afgewezen.
ds. P. den Butter
Zo, héhé, Rouwendal heb ik eindelijk kunnen lezen. Interessante studie, degelijk stuk werk. Inderdaad komt in dit werk de vraag waarmee ndonselaar deze tread begon (verbond-verkiezing) bovendrijven als heel bepalend voor de wijze waarop het aanbod gepredikt wordt. In theorie dan, in de praktijk bleek er bij Steenblok nogal een verschil tussen de leer zoals hij die beschreef en de leer zoals die in zijn prediking naar voren kwam.
Voor wat betreft het verbond, ik ga uit van twee verbonden. In het genadeverbond vinden we zowel uitverkorenen als niet-uitverkorenen. In het zoeken naar allerlei "handige" omschrijvingen en termen (in- en uitwendig, wezen en bediening, meerdere verbonden) zie ik niet zoveel.
Het verbond staat naast de trits verkiezing-geloof-zaligheid, niet ertussen. Dat we, als we waarlijk geloven, deel uitmaken van het genadeverbond is wel waar maar op zich niet zaligmakend, het geloof is de spil waar het om draait. Daarnaast zullen er zijn die wel de doop als zegel van het verbond ontvangen hebben maar toch verloren gaan. Wie gedoopt is, heeft daarmee een verbond der genade met God, da's in zichzelf niet zaligmakend maar wel een zeer grote genade! Op dat verbond mogen we pleiten als we vragen om geloof en bekering. God wil van alle goed ons verzorgen, en alle kwaad van ons weren, of ten onzen beste keren, wat een genade. Maar wat zal het verschrikkelijk tegen ons pleiten als we als gedoopten, en daarmee in het genadeverbond verkerend, toch onbekeerd sterven, als we zonder waar geloof in Zijn Zoon onze Zaligmaker voor God moeten verschijnen. Deze vorm laat naar mijn idee alle ruimte voor een prediking van de beloften van het Evangelie aan alle hoorders.
Om aan te haken bij de post van ndonselaar van 23/09/02-16:27 waarin je schrijft Zoals het water door de bedding van de rivier stroomt om te eindigen in de zee, zo zie ik het water als Gods verkiezende liefde en de bedding (het verbond) slechts als middel om dit te realiseren. (Het woordje slechts is niet bedoeld om dit te minachten!). zou ik daar tegenover willen zetten de idee dat
het verbond niet de bedding is waarin het water van de verkiezende liefde Gods stroomt want naar mijn idee is de verkiezing van eeuwigheid de uiteindelijke grond van onze zaligheid en die laat zich niet sturen door bedding van wat dan ook. Daarom kan ik me in dit beeld niet goed vinden. Misschien wil je hier eens over nadenken: het water van Gods liefde/genade stroomt door een bedding die wij niet kennen, de verkiezing van eeuwigheid. Nu zijn er langs die bedding wel stranden waar de uitverkorenen hun dorst lessen met het water van Gods genade en gerechtvaardigd worden door het geloof in Jezus Christus. De niet-bondelingen nu staan ver weg, weten van geen water of moeten een lange weg gaan om er te komen (maar 't is niet onmogelijk). De bondelingen staan alreeds aan de bedding, weten zij dat ze uitverkoren zijn? Nee dat weet niemand, maar zij hebben een verbond waarop ze mogen pleiten en ze mogen vragen of God ze met Zijn levende water wil laven. Te staan aan de bedding waarin het water van Gods genade stroomt en toch in ongeloof voortleven, wat een hemelhoge schuld zal dat geven.
Met de idee dat het verbond staat naast de trits verkiezing-geloof-zaligheid wil ik bepaald niet de kracht van het verbond onderschatten. Mijn worsteling zit er in dat ik geloof (zoals ook in de DL hoofdstuk 1 punt 17 beschreven) dat de kinderen van Godzalige ouders die in hun kindsheid uit dit leven worden weggenomen heilig zijn uit kracht van het genadeverbond. Maar goed, we moeten ook niet alles willen begrijpen / beschrijven / systematiseren. Hecht ook maar niet teveel waarde aan de vergelijkingen, hoewel ze soms verhelderen kunnen ze ook (soms ongemerkt) beperken. Joh. 3:18 Die in Hem gelooft wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, laat ik daarmee maar eindigen . . .
limosa
Voor wat betreft het verbond, ik ga uit van twee verbonden. In het genadeverbond vinden we zowel uitverkorenen als niet-uitverkorenen. In het zoeken naar allerlei "handige" omschrijvingen en termen (in- en uitwendig, wezen en bediening, meerdere verbonden) zie ik niet zoveel.
Het verbond staat naast de trits verkiezing-geloof-zaligheid, niet ertussen. Dat we, als we waarlijk geloven, deel uitmaken van het genadeverbond is wel waar maar op zich niet zaligmakend, het geloof is de spil waar het om draait. Daarnaast zullen er zijn die wel de doop als zegel van het verbond ontvangen hebben maar toch verloren gaan. Wie gedoopt is, heeft daarmee een verbond der genade met God, da's in zichzelf niet zaligmakend maar wel een zeer grote genade! Op dat verbond mogen we pleiten als we vragen om geloof en bekering. God wil van alle goed ons verzorgen, en alle kwaad van ons weren, of ten onzen beste keren, wat een genade. Maar wat zal het verschrikkelijk tegen ons pleiten als we als gedoopten, en daarmee in het genadeverbond verkerend, toch onbekeerd sterven, als we zonder waar geloof in Zijn Zoon onze Zaligmaker voor God moeten verschijnen. Deze vorm laat naar mijn idee alle ruimte voor een prediking van de beloften van het Evangelie aan alle hoorders.
Om aan te haken bij de post van ndonselaar van 23/09/02-16:27 waarin je schrijft Zoals het water door de bedding van de rivier stroomt om te eindigen in de zee, zo zie ik het water als Gods verkiezende liefde en de bedding (het verbond) slechts als middel om dit te realiseren. (Het woordje slechts is niet bedoeld om dit te minachten!). zou ik daar tegenover willen zetten de idee dat
het verbond niet de bedding is waarin het water van de verkiezende liefde Gods stroomt want naar mijn idee is de verkiezing van eeuwigheid de uiteindelijke grond van onze zaligheid en die laat zich niet sturen door bedding van wat dan ook. Daarom kan ik me in dit beeld niet goed vinden. Misschien wil je hier eens over nadenken: het water van Gods liefde/genade stroomt door een bedding die wij niet kennen, de verkiezing van eeuwigheid. Nu zijn er langs die bedding wel stranden waar de uitverkorenen hun dorst lessen met het water van Gods genade en gerechtvaardigd worden door het geloof in Jezus Christus. De niet-bondelingen nu staan ver weg, weten van geen water of moeten een lange weg gaan om er te komen (maar 't is niet onmogelijk). De bondelingen staan alreeds aan de bedding, weten zij dat ze uitverkoren zijn? Nee dat weet niemand, maar zij hebben een verbond waarop ze mogen pleiten en ze mogen vragen of God ze met Zijn levende water wil laven. Te staan aan de bedding waarin het water van Gods genade stroomt en toch in ongeloof voortleven, wat een hemelhoge schuld zal dat geven.
Met de idee dat het verbond staat naast de trits verkiezing-geloof-zaligheid wil ik bepaald niet de kracht van het verbond onderschatten. Mijn worsteling zit er in dat ik geloof (zoals ook in de DL hoofdstuk 1 punt 17 beschreven) dat de kinderen van Godzalige ouders die in hun kindsheid uit dit leven worden weggenomen heilig zijn uit kracht van het genadeverbond. Maar goed, we moeten ook niet alles willen begrijpen / beschrijven / systematiseren. Hecht ook maar niet teveel waarde aan de vergelijkingen, hoewel ze soms verhelderen kunnen ze ook (soms ongemerkt) beperken. Joh. 3:18 Die in Hem gelooft wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, laat ik daarmee maar eindigen . . .
limosa