Democritus schreef:-DIA- schreef:
Zo'n mens wordt wel helwaardig, mens kan niet naar de hel, en daarom kan een mens die op dit plekje komt nooit verloren gaan in eeuwigheid.
Hij/Zij gaat AAN DEZE KANT van het graf de dood in, en Gods Recht toevallen.
En... Daar zullen we allemaal eens moeten komen, want God rekent AAN DEZE ZIJDE
VAN HET GRAF met Zijn volk af. Hij kan geen afstand doen van Zijn Recht, en ZIjn
Recht moet zijn loop hebben...
Blijven we hier vreemd van, dan... wat zal het zijn als er IN DE EEUWIGHEID AFGEREKEND
MOET WORDEN...
Beste Dia jij spreekt hier over de rechtvaardiging. Gods recht heeft nl alles te met de RECHTvaardiging. Echter de rechtvaardiging staat volledig buiten de mens.
God kan inderdaad geen afstand doen van zijn recht want er staat: Wie de goddeloze rechtvaardigt en de rechtvaardige verdoemt zijn de Heere een gruwel (Spr 17:15). Omdat God niet in tegenspraak met zichzelf kon zijn moest er iemand komen die de schuld zou betalen. Deze persoon moest zowel God als mens zijn omdat er anders voor de schuld niet betaald kon worden. Denk eens over de volgende elementen die met rechtvaardiging te maken hebben:
- Daarom worden wij gerechtvaardigd door het bloed van Christus. Niet het offer dat ik breng niet de tranen die ik pleng schoon ik ganse nachten ween Gij kunt redden Gij alleen.
- Wij worden rechtvaardig verklaart oftewel dat is een uitspraak van God op grond van het werk van zijn Zoon, oftewel zonder iets van ons.
- Rechtvaardiging wordt ontvangen uit het geloof. Het geloof is het instrument waardoor we gerechtvaardigd worden.
In dit hele stuk komt de mens en zijn belevingen niet voor.
Dat is toch de rechtvaardigmaking in de vierschaar Gods.
(Kom jij nog wel eens een mens tegen die dat doorleeft heeft?)
Dat is een mens, zoals Ds. Lamain het soms noemt, met
BEWUSTE genade... De zaak ligt vast. Niet dat het dan
van de kant van de mens altijd vastligt... maar
wel aan Gods kant.
Een parallel van de loop van Gods recht zie je in Ps. 76
Hier gaat het om het oordeel over de goddelozen.
Maar er is duidelijk wel een parallel hoe
God het recht afhandelt met Zijn volk, toch?
Gij, vreeslijk zijt Gij in 't gericht;
Wie zal bestaan voor Uw gezicht?
Zo ras Uw mond het vonnis streek,
Uw oordeel van den hemel bleek,
Toen vreesde d' aarde voor Uw ogen;
Toen werd ze stil door Uw vermogen.
(Of om het anders te zeggen:
Mijn ziel, gans neergebogen, schrikt voor Uw heilig ogen)
Als God ter hoge vierschaar steeg,
't Zachtmoedig volk verlossing kreeg;
Ontzette zich het gans heelal.
Gewis, der mensen gramschap zal,
Wanneer z' op 't hevigst is aan 't blaken,
Uw groten lof nog groter maken.
Deze verzen moet ik even aan denken.
Matthew Henry zegt:
Laat allen vrezen voor Zijn toorn tegen de vermetele goddeloosheid der
Zondaren.
Wie zal voor Uw aangezicht bestaan van den tijd Uws toorns af?
Als God een verterend vuur is, hoe kunnen dan kaf en stoppelen voor
Hem bestaan, al is het ook dat Zijn toorn maar een weinig ontbrandt?
(Psalm 2)
Toen vreesde de aarde…
Laat allen Zijn ijver vrezen voor de verdrukte onschuld en de benadeelde
zaak van Zijn volk:
Gij deed een oordeel horen uit den hemel, toen Gij opstond ten oordeel
om alle zachtmoedigen der aarde te verlossen (vers 9,10)
En toen de aarde vreesde en stil werd, wachtende op de uitkomst, het gevolg,
zou zijn van deze Uw glorierijke verschijningen.
Gods volk zijn de zachtmoedigen der aarde (Zef. 2 : 3) en de stillen in de
lande (Ps. 35 : 20)
Hoewel de zachtmoedigen der aarde door hun zachtmoedigheid blootgesteld
zijn aan de schade en nadeel, zal God toch vroeg of laat verschijnen ter hunner
verlossing en hun zaak voorstaan.
Als God komt om de zachtmoedigen der aarde te verlossen, dan zal Hij een oordeel
doen horen uit de hemel. Hij zal de wereld doen weten dat Hij toornig is op de
verdrukkers van Zijn volk. En hetgeen hun aangedaan wordt beschouwd Hij als
Hemzelf te zijn aangedaan…