Ik begrijp jullie reacties wel, dames, maar willen jullie wel weer on-topic gaan, aangezien deze reacties, begrijpelijk, verontwaardiging kunnen oproepen.
Iemand vroeg ons, eens de vinger te leggen bij het woord ‘hartstikke’. Het werd oorspronkelijk alleen gebruikt in de uitdrukking ‘hartstikke dood’: zo dood als iemand die door het hart gestoken is. Maar toen men die eigenlijke betekenis niet meer besefte, is men dit woord in allerlei verbanden gaan gebruiken. De klanken lenen zich er ook goed voor om zich lekker overdreven te uiten: hij is hartstikke doof, het is hier hartstikke donker, hartstikke bedankt! Het is een voorbeeld hoe wij een woord gedachteloos kunnen gebruiken. Daarom zullen wij er niemand hard om vallen. Maar zodra wij beseffen wat het woord betekent, zullen wij dat toch maar liever niet meer bezigen. Ten eerste vanwege de ernst van de dood, maar ook om onze Nederlandse taal zuiver te houden. Want het is goed beschouwd ook wartaal, om te zeggen ‘hartstikke bedankt’.
Er zijn nogal wat van zulke woorden, die wij zo onoplettend gebruiken. Neem het woord ‘doodgewoon’. De dood is niet gewoon. Verbindingen als doodeenvoudig, doodeerlijk, doodgemakkelijk, doodgoed, doodsimpel kunnen we ook bij enig nadenken beter niet meer in de mond nemen. Om nog maar te zwijgen van een uitdrukking als ‘om de dooie dood niet’ (bedoeld: in geen geval).
Zo langzamerhand is het wel tot ieder doorgedrongen, dat het niet past van een ‘jodenfooi’ te spreken, of als iemand ons bedrogen heeft, van een ‘jodenstreek’. Zoals het ook min is, iemand uit te maken voor ‘mongool’. Maar het lijkt wel, dat men eerst zelf in de familie of kennissenkring iemand met het syndroom van Down moet hebben, om te beseffen hoe kwalijk dat als scheldwoord is.
Ook uitdrukkingen die principieel niet direct verwerpelijk zijn, maar wel getuigen van taalbederf of taalvervuiling, zouden we niet in de mond moeten willen nemen. Neem nu eens een kreet als ‘doeg’, of ‘doei’. Wie denkt er bij dergelijke vervormingen nog aan de oorspronkelijke zinrijke betekenis van het elkaar bij het afscheid nemen een goede dag toewensen?
Er zou gemakkelijk een boek vol geschreven kunnen worden met woorden en termen die wij zo klakkeloos gebruiken. Reformatie van ons taalgebruik blijft steeds nodig. Taal is een kostelijk geschenk van de Schepper. Wanneer we dat beseffen, zullen wij onze taal met zorgvuldigheid gebruiken. Wat heeft de algehele verloedering al teweeggebracht in het taalgebruik! Denk alleen maar aan de doorwerking van de verseksualisering van de samenleving in de woordenschat.
Maar waar we ditmaal speciaal aandacht voor vragen, is de vrijpostige manier waarmee aan de Bijbel en aan de psalmberijming ontleende uitdrukkingen meer en meer misbruikt worden voor zogenaamde grappige conversatie, ook en juist in ‘refokringen’. Het geeft zo’n leuk ‘onderonsgevoel’.
Met name op verjaardagen kunnen er enkele gangmakers zitten, die leuk willen zijn, en voor men het weet wordt het een sport. ‘Kinderkens, hebt gij nog enige toespijs?’ ‘Ik ben al verzadigd met vet en smeer.’ ‘Geef mij maar het genot van de frisse waterstromen’ (bedoeld wordt een glaasje fris). ‘Opent uwen mond nog maar eens.’
Dit quasi-grappige, maar in wezen buitengewoon flauwe gepraat kan almaar uitgebreid worden. En als het eenmaal voet aan de grond gekregen heeft, kan het een werkelijke verslaving worden. ‘Leen mij een toegenegen oor.’ ‘Ik kreeg van mijn plicht een klaar bericht.’ ‘Ik vrees met een grote vreze’ (terwijl het om iets alledaags gaat). (Als de regen klettert tegen de ruiten): ‘Hoor al de stromen eens vrolijk zingen.’ Op school de leuke leraar, die de klas meedeelt dat zijn goedheid vandaag geen palen kent (niemand heeft een 1 voor zijn proefwerk). ‘Blij vooruitzicht dat mij streelt’ (bittere reactie op een tegenvallende mededeling van de dokter). ‘De geest is wel gewillig maar het vlees is zo zwak’ (als men bezwijkt voor de verleiding om iets te nuttigen dat niet goed voor de gezondheid is). Enzovoort, enzovoort, onuitputtelijk. Maar principieel volstrekt verwerpelijk.
De geciteerde woorden hebben stuk voor stuk in het verband waaruit ze gerukt zijn, een geheel andere, dikwijls dierbare inhoud en betekenis, en ook overigens is Gods Woord ons te heilig om het te misbruiken in dergelijke gemeenzaamheid. Ook onder ons vindt de verfoeilijke gewoonte ingang, om van iemand die 50 jaar is geworden, te zeggen: ‘Hij heeft Abram gezien’. Weten we dan echt niet, dat we daarmee despottaal der ongelovige Joden tot Christus (Joh. 8:57) overnemen? Ook onder ons wordt gesproken van ‘Abram spelen’ (de halve waarheid spreken, naar Gen. 12:13). Of er wordt gezegd: ‘Die of die zit in Abrahams schoot’, of ‘De snoeren zijn hem in lieflijke plaatsen gevallen’ (voor iemand die het goed heeft). Al heel wonderlijk is het, wanneer van iemand gezegd wordt: ‘Hij weet waar Abraham de mosterd haalt’. Vermoedelijk is dit gezegde ontstaan door verbastering van het niet meer begrepen woord ‘mustaard’, een hoop hout voor een brandoffer, en dan is dit gezegde dus ook niet zo onschuldig (Gen. 22:6).
Soms heeft men er niet eens erg in, dat men zich te buiten gaat aan profaan Bijbelgebruik. Daarom geven we nog een aantal gezegden, met daarbij de Bijbeltekst waaruit ze afkomstig zijn. ‘Al het goede komt van boven’ (scherts bij regen, Jak. 1:17). ‘Zij die geloven haasten niet’ (quasi-grappige verontschuldiging bij nalatigheid, Jes. 28 :16). ‘De schapen van de bokken scheiden’ (de mannen en de vrouwen aparte plaatsen geven op een verjaardag, Matth. 25:32). ‘De deugd in het midden’ (schertsend tot degene die van drie personen in het midden loopt of zit, maar het is wel ontleend aan Joh. 19:18). ‘En zie, het was Lea’ (uitroep van teleurstelling over een tegenvaller, Gen 29:25). ‘Het grondsop (ook wel: het overschot) is voor de goddelozen’ (bij het uitschenken van het laatste uit een fles; Ps. 75:9).
Laten we de wacht betrekken, en deze zuurdezem uitzuiveren. Er zullen wel mensen zijn die dit overdreven vinden, maar laat ons toch bedenken, waartoe de Heere ons Zijn Woord gegeven heeft. Niet voor deze grappenmakerij! Weten we wel wat we zeggen, wanneer we van iemand die nogal zeurt, zeggen dat hij zit te jeremiëren? Daarmee geven we dan te kennen, dat Jeremia ook maar zeurde.
Mag men dan nooit een aan de Schrift ontleende zegswijze gebruiken in alledaagse gesprekken? Dat willen we beslist niet zeggen. Wie leeft in de taal van de Bijbel, omdat Gods Woord dagelijks gelezen en gehoord wordt, komt er vanzelf toe, in bijbelse taal te spreken, bijbelse uitdrukkingen te gebruiken. Enkele eeuwen lang kon ons Nederlandse volk een volk met de Bijbel genoemd worden. Dat heeft sporen achtergelaten in de taal. Honderden bijbelse woorden en uitdrukkingen in de dagelijkse omgangstaal getuigen daar nog van.
‘Zijn voorstel viel in goede aarde.’ Die uitdrukking is genomen uit de gelijkenis van de zaaier. ‘In zak en as zitten’ komt uit Esth. 4:3. Zo zijn er veel gezegden op te sommen, die ontleend zijn aan de Bijbel: op rotsen ploegen (Amos 6:12), op zand bouwen (Matth. 7:26), geen kwaad met kwaad vergelden (Rom. 12:17), de harpen aan de wilgen hangen (Ps. 137:2), de arbeider is zijn loon waardig (Luk. 10:7), wat de mens zaait, zal hij ook maaien (Gal. 6:7), terugverlangen naar de vleespotten van Egypte (Ex. 16:3). Zo spreken we van Salomo’s wijsheid, een bedrijvige Martha, enzovoort. Tegen dit gebruik van bijbelse spreekwoorden en uitdrukkingen gaat ons bezwaar niet.
We hebben de vinger willen leggen bij een gebruiken van bijbelse door ze in heel ander verband aan te halen dan waarvoor ze gegeven zijn. Te denken valt in dit verband ook aan een bepaald soort raadsels in de trant van: Hoe laat gingen de kinderen Israels uit Egypteland? Bij vijven (Ex. 13:18). Trouwens, heel het verschijnsel van ‘bijbelse raadsels’, hoe algemeen ook in reformatorische bladen en blaadjes, vraagt om bezinning. Het is een uitnemende zaak om kinderen bijbelse vragen voor te leggen die tot nadenken over de Schrift stimuleren. Maar wanneer het puzzels worden die alleen afgestemd zijn op wat oppervlakkige kennis van bijbelse namen, zo van: een bijbelboek van vier letters met een j aan het begin en een a aan het eind, menen wij dat daarvoor Gods Woord te heilig is. Zoek voor zulke kruiswoordraadsels maar een ander object. Let wel: het gaat om de Heilige Schrift!
.....de deugd in het midden...
Ds Jaap Zijlstra preekte ooit over het gedeelte uit Joh. 19...'En Jezus in het midden'.
Vanzelfsprekend kwam het op de profane utdrukking.
Ds Jaap vroeg haast smekend aan zijn gehoor: 'U weet waar deze uitdrukking op slaat, maar zult u deze uitdrukkng nooit en te nimmer meer gebruiken?'
Het was adembenemend stil in de kerk, tijdens die dienst.
JolandaOudshoorn schreef:
ik heb me altijd afgevraagd hoe de engelsen het dan deden...
En ach ja, die TV en EO, wie weet wat je allemaal achter "Poel" kan zetten...
Een heleboel en hij zou je helemaal bijvallen want hij dacht niet hoog van zichzelf... maar hij wist zich ook gewassen door het bloed van de Heere Jezus Christus, en als er een was die wonderbaarlijke reddingen gehad heeft (alleen al in de oorlog zorgde hij dat het dorp waar hij herder was niet zonder eten zat), dan was hij dat wel. En de toon maakt de muziek zegt men wel eens, het is ook de manier hoe hij dat zei over TV en EO.
Om eerlijk te zijn vind ik de quote hatelijk overkomen.
De halve waarheid is funester dan de onjuistheid (E. von Feuchtersieben)
Dirk91 schreef:Ja dat stuk heb ik toentertijd gelezen.
Hij heeft op de meeste punten wel gelijk vind ik.
Op welke punten niet dan, volgens jou?
Nou ja, gewoon dat er soms wel heel nonchalant omgegaan wordt met het gebruik van bijbelteksten in het alledaagse leven. Dan lijkt het wel of je Gods Woord bespottelijk maakt.
Maar ja, om moeilijk te doen over het woord hartstikke... in wezen heeft hij gelijk dat als je het woord gaat onderzoeken, het woord minder fraai blijkt te zijn. Maar dat woord kun je nu gewoon goed gebruiken.
Dirk91 schreef:
Maar ja, om moeilijk te doen over het woord hartstikke... in wezen heeft hij gelijk dat als je het woord gaat onderzoeken, het woord minder fraai blijkt te zijn. Maar dat woord kun je nu gewoon goed gebruiken.
Maar dat geldt ook voor de meeste vloeken.
Uit een recent onderzoek is gebleken dat vloeken een zekere opluchting geeft.
Hartstikkedat was ons streng verboden te gebruiken en ik gebruik het ook niet. Maar elk woord uit gaan pluizen voor je het gebruikt gaat me wel wat te ver! Maar zonder dat te doen kun je toch best wat bewuster je woorden kiezen! Ook bijvoorbeeld "spastisch" word wel erg makkelijk gebruikt!!
Christian faith has to do less with what you know and more with whom you know, namely God and God in Christ. Rev. Martin E Marty
Zeker, maar daar heeft dit niets mee van doen Gijs. Een predikant spreekt niet (onfeilbaar) ex cathedra, dus ook zijn spreken is met zonden bevlekt, ook met missers. Ds. Joh. van der Poel had er wel een handje van . Zo beweerde hij dat het niet moeilijk was om te achterhalen waar de mode vandaan komt. "Draai dat woord maar eens om, gemeente." (Edom)
't Is wat flauw, maar je moet er maar opkomen.
ik heb me altijd afgevraagd hoe de engelsen het dan deden...
En ach ja, die TV en EO, wie weet wat je allemaal achter "Poel" kan zetten...
Volgens mij was die uitspraak over Edom van Ds.Fraanje of hij heeft het ook gezegd.
Nog even over het DV
Een vrouw gebruikte nog al eens de uitdrukking bij leven en welzijn.
Toen haar man overleed kocht ze een graf en zei: Bij leven en welzijn kom ik daar ook in te leggen."
Wij vertelde dit eens onder colleaga's een zei: daar is toch niets mis mee, dat hoor je toch te zeggen?
gr Samanthi
Laatst gewijzigd door samanthi op 17 jul 2009, 15:03, 2 keer totaal gewijzigd.
O HEERE, wat is de mens, dat Gij hem kent? Het kind des mensen, dat Gij het acht?
L.M.P. Scholten schreef:Ook uitdrukkingen die principieel niet direct verwerpelijk zijn, maar wel getuigen van taalbederf of taalvervuiling, zouden we niet in de mond moeten willen nemen. Neem nu eens een kreet als ‘doeg’, of ‘doei’. Wie denkt er bij dergelijke vervormingen nog aan de oorspronkelijke zinrijke betekenis van het elkaar bij het afscheid nemen een goede dag toewensen?
Dit vind ik dus je reinste flauwekul in het artikel waar ik het op zichzelf verder wel mee eens ben. Ik vraag me dan altijd af waarom dat dan altijd uitgebreid moet worden met een voorbeeld (zoals bovenstaand), waarvan ik kramp krijg in m'n lachspieren.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)