memento schreef:Ik heb er nog eens goed over nagedacht. Het grote probleem met deze heldere visie is, dat het m.i. geen recht doet aan het verbond. Als we het verbond van God met Israël als voorbeeld nemen, dan zien we dat God Zijn verbondstrouw blijft betonen, zelfs als het volk het verbond breekt, door bv andere goden naast YHWH te vereren.
Kortom, nemen we het verbond wel serieus, als we zeggen dat de geldigheid er van afhangt van onze (geloofs)keuze? Ik wil daarmee niet zeggen dat verbondskinderen (gedoopte kinderen) niet achter de broek gezeten moet worden om te komen tot geloof, ja met drang en waarschuwingen achtevolgd moeten worden. Alleen, ik geloof dat een gedoopte 80-jarige onbekeerde even zeer in het verbond is, als een 12-jarige onbekeerde. Voor beiden heeft de doop wat te zeggen: namelijk dat het betuigd/heenwijst naar Christus, en Zijn vergeving bezegeld/garandeerd/beloofd bij geloof en bekering.
Om met dat laatste te beginnen: De doop blijft altijd heenwijzen naar Christus. Levenslang. Maar wie zich niet tot Christus keert, is een vijand van Hem, en hoort dus niet thuis in de kerk.
Het verbond heeft een belofte en een eis. De eis is dat je in Christus gelooft als je enige zaligmaker, en alles van hem verwacht. Doe je dat niet, dan breek je het verbond.
Je moet in dit opzicht niet te gemakkelijk Israël als voorbeeld nemen. Dat was in de oude bedeling. Voor ons geldt dat wij weten dat er takken afgehaald zijn van de stam om ons er op te enten. Dat beeld komt met een waarschuwing: Als de natuurlijke takken al weggehaald zijn, dan kan dat met de geënte takken ook.
Voor de verbondsbreker geldt dus, dat die de belofte én de eis heeft. Hij weet, en dat geldt voor het leven, dat hij zich tot God kan wenden, en daarbij heeft hij de garantie dat God hem zal verhoren als hij om vergeving vraagt.
In de tussentijd moet aan hem verkondigd worden dat hij geen deel heeft aan het rijk van Christus. En moet hij inderdaad met waarschuwingen achtervolgd worden. Maar dat ís de tucht: aan iemand vertellen dat hij geen deel heeft aan het rijk van Christus, als hij zich niet bekeerd en oproepen tot bekering.
Voor de 12-jarige kan jeugdige 'onschuld' ('je kunt de wet niet houden als je de wet niet kent'), minderjarigheid worden aangevoerd. Die moet onderwezen worden, maar je kunt hem niet op dezelfde manier op zijn keuzes aanspreken als een volwassene. De 80-jarige die weigert te geloven kan zich niet beroepen op onvolwassenheid. Die heeft een keus te maken. En de keus uitstellen is geen optie (niet op je 80ste, maar ook niet op je 20ste).