Herman schreef:memento schreef:
De psalmen gaan over de bevinding van Gods kinderen (na het komen tot geloof), niet over het komen tót geloof. We doen de Schrift niet recht als we haar gehele inhoud reduceren tot een bevindelijk praatje over hoe God zijn volk bekeerd. Nee, juist als het gaat over het komen tot geloof, over het bekeerd worden, spreekt de bijbel in gebiedende wijs, niet beschrijvend.
Even wat korte opmerkingen en vragen.
Waarom blijf je hier wel de vooronderstelling hanteren, dat de psalmen specifiek over de bevinding van Gods volk spreekt, en laat je het los als het gaat om dat deel van Gods volk, dat zich juist de taal van de Schrift eigen aan het maken is? Het is of alle twee waar, of alle twee niet, als ik het scherp stel.
De meeste bevindelijke preken gaan over
hoe God een mens bekeerd. De psalmen echter gaan daar niet over. Ik zie de bekering van de mens dus lós van zijn verdere geestelijke ontwikkeling, ondanks de raakvlakken. De reden om die scheiding te maken is, omdat ik tegen de prediking van kenmerken ben, waaraan een mens kan herkennen of hij in het geloof is. M.i. is dat gevaarlijk. We kunnen enkel en alleen weten dat wij een kind van God zijn, als wij Christus in het geloof hebben mogen omhelzen.
Ik zie de psalmen waarin gesproken wordt over strijd en aanvechting dan niet leerzaam in de zin van toetsing (ook een onbekeerd mens kan psychische gesteldheden meemaken waarin hij dingen ervaart die soms veel lijken op de gestalten van Gods volk), maar leerzaam in de de zin van bemoediging van de gelovigen die in aanvechting en strijd leven. Het klinkt dan door tot zo'n tobbende ziel: Ook al zie je geen uitweg meer, als heb je de moed opgegeven, al twijfel je of het ooit wel waar geweest is; zie: je bent niet de eerste en enige die het meemaakt. Heb vertrouwen en geloof in God, die het voor die psalmdichter, en ook voor jou, wel maken zal. Leer het te zingen:
Maar de Heer' zal uitkomst geven, ik zal in dit vertrouwen leven
Ik wil absoluut niet zeggen dat Schriftuurlijk-bevindelijk spreken geen plaats heeft in de prediking. Maar dan wel Schriftuurlijk. Dus niet van alles er bij trekken, wat niet in de Schrift voorkomt. En ook niet selectief en eenzijdig. Wie over Davids diepe zieleworstelingen spreekt (zoals in de psalmen voorkomen) moet ook spreken over de hoop en het vertrouwen wat diezelfde David in Zijn God had. En, tenslotte, de prediking moet ook heenwijzen. Het moet een praktisch woord bieden. De worstelende wijzen op Christus die gereed staat hen te redden, de in-zonde-gevallene dat God een veelvuldig vergever is, etc etc. Kortom, in de prediking worden handrijking gedaan waarmee de bevinding getoetst en gevormd kan worden naar Gods woord.
Het probleem is niet zozeer dat er onschriftuurlijke zaken naar voren komen, maar dat het lijkt alsof alle bevinding in de Schrift aan iedereen altijd normatief wordt gesteld, maar dit terzijde.
Hierin heb je misschien gelijk. Mijn bezwaar is:
1. Dat de bevinding als normatief gepredikt wordt - God is vrij (en Hij doet dat ook) om Zijn volk te bekeren zoals Hij dat wil (ook al Zijn er kruispunten)
2. Dat die bevinding gesystematiseerd wordt tot bepaalde kenmerken, waaraan we ons geloof zouden kunnen toetsen. Ik geloof daar niet in:
a) Ons hart is arglistig, dus zo'n toetsing kán niet (Gods volk rekent zich er dan altijd buiten, en de onbekeerde rekent zich er misschien wel in).
b) Het kan leiden tot een tevreden zijn met die bevinding, waardoor het streven naar groei in het geloof, in nadere kennis van de Heere Jezus Christus, stil komt te liggen. Zeker wanneer men Christus nog niet in het geloof het leren mijnen, is dit een zeer kwalijke en gevaarlijke zaak!
c) De focus van veel bevindelijk spreken ligt op de bekering, en komt zelden toe aan de heiligmaking. Alhoewel de dagelijkse bekering (heiligmaking) veel overeenkomsten vertoond met de eerste bekering (het is beiden een jezelf schuldig kennen, en een gaan tot Christus om verlossing), is er ook verschil (met name in het gaan tot Christus, waarin een verder-gevorderd kind van God, ondanks zijn zonde, toch met een zeker vertrouwen mag komen, ipv zoals de eerste keer, in vrees en beven. Maar ook heel praktisch: in het vormen van het karakter naar Gods woord, zoals zelfverloochening, naasteliefde, etc). Ik vrees dat door een focus op de eerste bekering er geen geestelijke leiding gegeven wordt aangaande de dagelijkse bekering. Zeker in een tijd waarin we klagen over weinig geestelijke groei, is dit iets om kritisch naar te kijken.
Het gevaar is namelijk zo groot dat de prediking verwordt tot een boodschap, die ongeacht de tekst, steeds weer is: Als God zijn volk bekeerd, dan komen ze zo en zo in de schuld, mocht dat u ook eens overkomen. Zo heb ik eens gehoord waar de prediker de wens uitsprak of wij allen nog eens in het wetshuis mochten komen. Wel, nu is het idd zo dat veel van Gods kinderen (maar vele anderen ook niet) in het wetshuis terecht komen. Alleen, het wetshuis, waarin wij zelf proberen onze zaligheid te verdienen, is wel ongeloof. Het is een gruwelijke zonde, die God beledigd, en Christus en Zijn verdienste veracht en vertrapt. Door dat zijn hoorders toe te wensen, gaat zo'n predikant wel lijnrecht tegen Gods heilige woord in. Daarnaast is het gevaar dat we tevreden worden gesteld in onze bevindelijke gevoelens, ipv in de Christus, buiten Wie geen (geestelijk) leven is!
Accoord, alhoewel ik tzt het voorbeeld nog eens zal proberen te verdedigen. In ieder geval spreken Owen en Witsius op dit punt op grond van bijbelteksten gefundeerd wn onbelemmerd over de schuld van de mens en de ervaring daarvan.
Ik ben me er van bewust dat sommige oudvaders wél zo spraken. Maar je moet hen wel in hun tijd zien. Een tijd waar praktisch iedereen ten avondmaal ging, zelfs zij die een kwalijk leven leden. Het was haast een vanzelfsprekendheid voor elk kerklid. In die tijd kwam de nadruk op het persoonlijke geloof, op de bevinding, op dat een verstandelijk kennen niet genoeg is. Dat is een andere situatie dan nu, waar juist sprake is van weinig avondmaalsgangers, en waar de grote massa vd hoorders rechtzinnig onbekeerd is.
Daarom ben ik voor een dicht bij de Schrift blijven, proberen niet meer en minder te zeggen dan Gods Woord. Dat Woord heeft in hetgeen ze zelf zegt, en aan de orde laat komen, al meer dan genoeg te zeggen. Laat de prediker dus dát Woord overbrengen, en daar zo min mogelijk van zichzelf aan toevoegen. Kortom, een preekstijl á lá Calvijn. Het is mijn ervaring, zowel persoonlijk als van anderen die ik gesproken heb, dat God meestal via Zijn woord werkt.
Dicht bij de Schrift blijven betekent een onbekommerd spreken vanuit de tekst, en niet al te zeer proberen op grond van detailexegese op alle slakken zout te leggen.
Ik ben ook geen voorstander van detail-exegese, maar van verband-exegese. Dus proberen te snappen wat een tekst in haar verband wil zeggen, zowel in het nauwe verband (het hoofdstuk waarin het staat), als het ruimere verband (het bijbelboek, en het geheel vd Schrift). En vanuit zó'n exegese een toepassing maken. Als je dat verstaat onder onbekommerd spreken, dan ben ik het helemaal met je eens.
Als je met onbekommerd spreken bedoel dat een prediker de vrijheid heeft om zijn tekst te gebruiken als kapstok van van alles waarover hij wil spreken, dan ben ik het niet met je eens. De woord-verkondiging moet een verkondiging van Gods woord blijven, niet van ons woord.
Nogmaals: Ik ben niet tégen bevinding. Sterker nog: Ik geloof dat er buiten het bevindelijk worstelen met de schuld van de zonde, en met de vraag 'hoe krijg ik een genadig God' geen zaligheid is. Zalig worden is puur genade, en dat wordt door elk kind van God ervaren tijdens de bekering. Alleen, wat betreft het spreken over die weg, buiten hetgeen de Schrift zeg om, zie ik alleen maar gevaren, en geen enkel nut.
En wat zou het betekenen, als niemand ooit meer deze woorden hoort?
In zekere zin blijven bij een rechte Schriftuurlijke prediking deze woorden altijd aan de orde komen. Waar Gods Geest werkt, wordt die boodschap van de Schrift (de afsnijdende wet en het inlijvende evangelie) tot bevinding. En daar hoort bevinding ook thuis: In het hart! Het moet beleefd worden! Erover spreken kunnen wij niet, we vervallen dan in een systematisch spreken wat nog niet half dekt wat de werkelijke ervaring is. God ervaren (en daar valt ook Gods afsnijdende, ontdekkende werk, het plaatsmaken voor Christus onder), is te groot voor woorden. Als de ervaring van aardse verliefdheid en liefde al niet goed onder woorden te brengen is, hoe kunnen wij dan ooit spreken over de ervaring van die hemelse liefde, ja van de liefde Gods? Het wonder dat God, heel persoonlijk, naar jou als zondaar omziet, is te groot voor woorden. Het enige juiste antwoord daarop is het grootmaken van God.