Maar aanvallen aan de Waarheid kan ik niet verdragen. En als je spreekt dat mensen een keuze kunnen maken dan is dat toch arminiaanse taal, zoals ook de DL dat getuigen. Lees dus de dwalingen van hoofdstuk 3/4 maar eens.
En als ik dan fout ben, dan moet je me maar eens aanwijzen waar het in de Bijbel staat. Zoals jij zegt: "Dat is snoeihard te onderbouwen met de bijbel".
Je doelt denk ik op deze:
3/4-9a. Die leren: Dat de genade en de vrije wil gedeeltelijke oorzaken zijn, die beide te zamen het begin van de bekering werken, en dat de genade in orde van werking niet gaat vóór de werking van den wil; dat is, dat God niet eer den wil des mensen krachtiglijk helpt tot de bekering, dan wanneer de wil des mensen zichzelven beweegt en daartoe bepaalt.
Want de Oude Kerk heeft deze leer al overlang in de Pelagianen veroordeeld, uit de woorden van den apostel: Zo is het dan niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods (Rom. 9:16). Insgelijks: Wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? (1 Kor. 4:7). En: Het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen (Filipp. 2:13).
Ik zei dit:
Ik toon aan dat God de keuze bij de mens legt, dus dat je niet kunt zeggen dat een mens geen keuze heeft.
En ik zal eerst aantonen dat in de bijbel God zeer veelvuldig de keuze bij de mens legt.
Eerst een inkopperdje:
Ez. 18 schreef:
Werpt van u weg al uw overtredingen, waardoor gij overtreden hebt, en maakt u een nieuw hart en een nieuwen geest; want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels?
Want Ik heb geen lust aan den dood des stervenden, spreekt de Heere HEERE; daarom bekeert u en leeft.
Jeremia 3:12 schreef:
Gij henen, en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Bekeer u, gij afgekeerde Israel! spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op ulieden niet doen vallen; want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal [den] [toorn] niet in eeuwigheid behouden.
Jeremia 18:11 schreef:
Nu dan, spreek nu tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik formeer een kwaad tegen ulieden, en denk tegen ulieden een gedachte; [zo] bekeert u nu, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw wegen en uw handelingen goed.
Jeremia 35:15 schreef:
En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen goed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd, en naar Mij niet gehoord.
Nog wat teksten:
Hosea 12:7 Gij dan, bekeer u tot uw God, bewaar weldadigheid en recht, en wacht geduriglijk op uw God.
Hosea 14:3 Neem [deze] woorden met u, en bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen.
Joel 2: 12 Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.
Joel 2: 13 En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.
Amos 4: 6 Daarom heb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
Amos 4: 8 En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
Amos 4: 9 Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
Amos 4: 10 Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
Amos 4: 11 Ik heb [sommigen] onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.
Jona 3: 10 En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet.
Zacharia 1: 4 Weest niet als uw vaderen, tot dewelke de vorige profeten riepen, zeggende: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Bekeert u toch van uw boze wegen, en uw boze handelingen; maar zij hoorden niet, en zij luisterden niet naar Mij, spreekt de HEERE.
Mattheus 3: 2 En zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Mattheus 4: 17 Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Markus 1: 15 En zeggende: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u, en gelooft het Evangelie.
Lukas 10: 13 Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaida, want zo in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren, die in u geschied zijn, zij zouden eertijds, in zak en as zittende, zich bekeerd hebben.
Lukas 11: 32 De mannen van Nineve, zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier!
Lukas 13: 3 Ik zeg u: Neen zij; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen desgelijks vergaan.
Lukas 13: 5 Ik zeg u: Neen zij; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen insgelijks vergaan.
Lukas 15: 7 Ik zeg ulieden, dat er alzo blijdschap zal zijn in den hemel over een zondaar, die zich bekeert, [meer] dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekering niet van node hebben.
Lukas 15: 10 Alzo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over een zondaar, die zich bekeert.
Handelingen 2:38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
Handelingen 3: 19 Betert u dan, en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewist worden; wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn van het aangezicht des Heeren,
2 Corinthiers 12: 21 Opdat wederom, als ik zal gekomen zijn, mijn God mij niet vernedere bij u, en ik rouw hebbe over velen, die te voren gezondigd hebben, en die zich niet bekeerd zullen hebben van de onreinigheid, en hoererij, en ontuchtigheid, die zij gedaan hebben.
Openbaring 2:5 Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal u haastelijk [bij] komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert.
Openbaring 2: 21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich niet bekeerd.
Openbaring 3: 3 Gedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen als een dief, en gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal.
Openbaring 3: 19 Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig, en bekeer u.
Openbaring 9: 20 En de overige mensen, die niet gedood zijn door deze plagen, hebben zich niet bekeerd van de werken hunner handen, dat zij niet zouden aanbidden de duivelen; en de gouden, en zilveren, en koperen, en stenen, en houten afgoden, die noch zien kunnen, noch horen, noch wandelen;
Openbaring 9: 21 En hebben zich [ook] niet bekeerd van hun doodslagen, noch van hun venijngevingen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen.
Openbaring 16: 9 En de mensen werden verhit met grote hitte, en lasterden den Naam Gods, Die macht heeft over deze plagen; en zij bekeerden zich niet, om Hem heerlijkheid te geven.
Openbaring 16: 11 En zij lasterden den God des hemels vanwege hun pijnen, en vanwege hun gezweren; en zij bekeerden zich niet van hun werken.
Uit de volgende teksten is af te leiden dat een mens keuze heeft:
Mattheus 11: 20 Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn krachten meest geschied waren, te verwijten, omdat zij zich niet bekeerd hadden
Mattheus 11:21 Wee u, Chorazin! wee u Bethsaida! want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben.
Mattheus 12: 41 De mannen van Nineve zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier!
Maar wat je nu misschien denkt is dat je altijd nog kan zeggen dat de mens die keuze van nature niet kan maken. Daar stem ik van harte mee in. Maar waarom dan het voorgaande zul je dan denken? Omdat dit zoals ik heb aangetoont een wezenlijk onderdeel is van de schrift die je niet kun wegdogmatiseren met de uitverkiezing, want anders had God het ons immers niet gevraagd?
Is het ons dan tot wanhoop gesteld zoals velen stellen? Zodat we onze zaligheid buiten ons zelf gaan zoeken? Ja, dat geloof ik, maar wel ten dele. Het is ons niet tot wanhoop gesteld dat we ons eerst moeten stuklopen in onszelf. Misschien zou de kromme prediking ons misschien zover proberen te krijgen dat we het eerst in onze werken zouden gaan zoeken, zodat we gaan wanhopen aan onszelf, maar dat doet de bijbel niet. De bijbel laat ons niet via omwegen naar Christus gaan. De bijbel is in feite 1 grote oproep om ons heil in Christus te zoeken. Zonder omwegen, zonder voorwaarden, zonder muren van uitverkiezing of 1 of andere dogmatie.
Heel mooi en begrijpelijk samengevat staat dit bijvoorbeeld in jacobus 4:
jac. 4 schreef:
4 Overspelers en overspeleressen, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld.
5 Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid?
6 Ja, Hij geeft meerdere genade. Daarom zegt [de Schrift]: God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade.
7 Zo onderwerpt u dan Gode; wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden.
8 Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen!
9 Gedraagt u als ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren, en [uw] blijdschap in bedroefdheid.
10 Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen.
De bijbel wil ons niet alleen hoorders laten, maar ons daders maken. De uitverkorene (die dit van zichzelf absoluut niet weet) hoort en het zaad valt in de goede aarde en de horende luisteraar draagt vrucht. Hij bekeerd zich. Hij ziet niet van zichzelf dat dit Gods werk is, maar zal het achteraf wel ondervinden en belijden. Wat jij in je echte leven moet doen is een knop omzetten en je verantwoordelijkheid onder ogen zien. Als jij niet op je knieën gaat, dan ga je verloren. De verloren zoon ging naar huis. De bloedvloeiende vrouw ging naar Christus. De Kanaanese vrouw ging heel ver om Christus op te zoeken. Het is allemaal niet om hun verdienste dat ze verlossing kregen, maar als ze bleven zitten waar ze zaten, dan zouden ze allen stuk voor stuk onverzoend zijn gestorven en dat is een feit. Ninevee is ook niet overeind gebleven door het wachten op de omkering. Ja, de bijbel beschrijft vele verhalen waar Christus de mensen opzocht, maar je neemt een groot risico als je daarom maar denkt: als ik uitverkoren ben, dan gebeurd het toch wel! Je bent dan bewust ongehoorzaam.
Een dominee vergeleek het eens met het volgende: Een vader vertelt zijn kind dat hij 1000 euro voor zijn verjaardag krijgt. Daar heeft hij niets voor hoeven doen, het is een cadeau. Hij hoeft alleen maar naar de bank te gaan om het op te eisen. Nu kan dat kind globaal 3 dingen doen.
1. Naar de bank gaan en het opeisen. Misschien rijd hij wel voor niets naar de bank en heeft zijn vader gelogen? Zou God dat doen?
2. Niet naar de bank gaan. Misschien als hij maar lang genoeg wacht haalt zijn pa het wel op en drukt het in zijn handen. Zou je zo'n houding tegen God willen opstellen? Misschien is het toch wel niet voor mij? Zou God je dan zoiets beloven? Beloofd God het mij dan wel? "Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen.", dat is net als de rest van de bijbel tegen jou gezegd. God spreekt door het gehele Woord tegen jou. Je mag de hele bijbel beschouwen als 1 grote boodschap van God naar jou persoonlijk toe. Je hebt zelfs het teken en zegel ontvangen dat God je dit beloofd heeft (bij de doop).
Dit topic gaat over de aanbieding van de genade en de zinloosheid daarvan aangezien niemand het van nature kan aannemen. Aanbod van genade is niet persé een bijbelse uitdrukking. Verkondiging van het evangelie met bevel van geloof en bekering is wél een bijbelse opdracht. De verkondiging van het evangelie is een opdracht (Markus 16:15 En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen.)(1 Cor. 9:18 En wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig!), maar ook het aannemen van het evangelie is een opdracht. (1 Corinthiers 14:1 Voorts, broeders, ik maak u bekend het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook staat.) Iemand die niet gehoor geeft aan dit gebod van God, is ongehoorzaam en kan zich niet verschuilen achter zijn onmacht. Je kunt dit lezen in bijv. Hebr. "4:6 Dewijl dan blijft, dat sommigen in dezelve [rust] ingaan, en degenen, dien het Evangelie eerst verkondigd was, niet ingegaan zijn vanwege de ongehoorzaamheid."
Hypercalvinisten ontkennen de eigen verantwoordelijkheid, maar ten diepste de wil van God om het evangelie werkzaam te maken, waardoor de doden horen. De uitwerking is dat men het evangelie presenteerd als object voor God's volk. God's volk die menselijk gefilterd worden door regels zoals ellendekennisdrempels en een modern traditioneel wettisisme. Het object evangelie is niet voor de gemiddelde luisteraar geschikt, maar enkel voor de uitverkorenen en mag daarom ook niet in dadelijke zin gepreekt worden. Ik vind het een onderschatting van God's eigen macht om Zelf het Woord als een scherp tweesnijdend zwaard door de gemeente te laten gaan. De dominee mag het zaad rijkelijk strooien. Het mag met bakken uitgestrooid worden over de gemeente. God regelt wel de grond om het te laten landen en vrucht te dragen. Het gevaar van een alverzoening is een onware reden om het graan niet rijkelijk uit te strooien. De bijbel zelf geeft ons goede toetsstenen om te onderscheiden of het goede vruchten zijn.
De schrijver van het stuk koppelt God's werk los van het werk van de bekeerling. Het werk van de bekeerling zou van zichzelf altijd zonder God's werk zijn, immers hij kan het evangelie niet aannemen en als hij het toch aanneemt, dan is dit eigen werk? Maar wat nu als God het willen en het werken heeft gewerkt? Voor het oog heeft de bekeerling het evangelie aangenomen. Voor het geestelijke oog is het God die de bekeerling heeft bekeerd. Maar het zijn geen tegenstellingen. Waarom worden die hier dan toch gemaakt? Ik heb die vraag hier al eerder in dit topic gesteld en ik weet nog steeds geen antwoord.