Wat gereformeerd is staat in de belijdenissen. Alles wat daarvan afwijkt (Steenblok of zelfs uitspraken van Ursinus) is dat niet.DDD schreef: ↑Gisteren, 22:34 Ik kan dat ook niet volgen. Maar dat geeft nog geen reden om daar zulke schandelijke dingen over te zeggen, alsof de leer van de veronderstelde wedergeboorte niet gereformeerd zou zijn. Want dat is natuurlijk geheel en al de zaken omdraaien.
De leer van de veronderstelde wedergeboorte is minstens even gereformeerd als de overtuigingen van dr. Steenblok.
De veronderstelde wedergeboorte is niet gereformeerd. Vraag maar aan alle mensen buiten de gereformeerde kerken (vrijgemaakt).
Ik lees van dr. J.J. van der Schuit:
Het zou niet alleen met de bedoeling van Ursinus zelf maar met heel de Gereformeerde leer in directen strijd zijn, wanneer men hierin ging lezen dat Ursinus leerde, alle bondskinderen zijn geloovigen en wedergeborenen of moeten daarvoor gehouden worden.
Ik zeg niet, dat men deze leer niet uit deze passage in zijn schatboek zou kunnen halen. Wanneer men uit 't oog verliest, dat Ursinus opponeert tegen de wederdoopers, die de kinderen des verbonds met Heidenkinderen gelijk stellen, die alle genade der wederbaring in 't kind miskennen, dan kan men triumfantelijk zeggen, ziet ge wel; ook Ursinus leerde de veronderstelde wedergeboorte, want hij zegt, dat men de kinderen niet voor ongeloovigen moet houden, en dat de kleine kinderen in de gemeente „voor geloovigen gedoopt worden”. Ja werkelijk, dat schrijft Ursinus, en nochtans vermeen ik hem onrecht aan te doen, door hem te plaatsen aan de zijde van hen, die de leer der veronderstelde wedergeboorte aanhangen. Wie oppervlakkig leest en oordeelt, zal uitroepen „maar het staat er toch, het staat er toch”. Op dezelfde manier kan ik beweren, dat Jacobus de rechtvaardigmaking niet uit het geloof maar uit de werken leerde, want hij zegt: „Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd? (Jac. 2 : 21). Ziet gij dan nu, dat een mensch uit de werken gerechtvaardigd wordt? (vers 24). En desgelijks Rachab, de hoer, is zij niet uit de werken gerechtvaardigd” (vers 25). Ook hier kan de oppervlakkigheid ons parten spelen, die zegt: „het staat er toch, het staat er toch, uit de werken gerechtvaardigd”.
Maar het is eisch van goede Schriftverklaring, ja van elke verklaring van iemands woorden, dat men vooral het oogmerk des schrijvers niet verwaarloost. En dan wil Jacobus aantoonen geen rechtvaardiging des zondaars zonder levens-vruchten en dan willen Ursinus en al de dogmatici uit den bloeitijd der Gereformeerde theologie betoogen, geen verwerping van den kinderdoop, omdat er geen geloof aanwezig kan zijn, want de kinderen kunnen bezitten de hebbelijkheid of het beginsel des geloofs. Wie iets meer in hunne sterke uitdrukkingen zoekt, doet onze Gereformeerde theologen onrecht aan.
En toch...ik weet niet of dr. Van der Schuit dit goed leest.