Refojongere schreef: ↑Gisteren, 00:44
Arja schreef: ↑28 okt 2025, 13:56
Hoi @refojongere, als ik dat zo lees, blijf ik bij één ding hangen. Er wordt gezegd dat verbondskinderen kinderen van God genoemd worden. Dat ken ik natuurlijk wel uit de Catechismus. Maar als ik het Nieuwe Testament lees, hoor ik telkens dit: kinderen van God, dat wordt gezegd bij wie Christus aannemen, geloven en door de Geest geleid worden (Joh. 1:12; Gal. 3:26; Rom. 8:14). Ik leerde dat ook in de Gereformeerde Gemeente en ik denk dat dat bijbels is.
Ik snap dit helemaal. Wie wordt er volgens het NT een kind van God genoemd. Welnu, dat is hetzelfde als te zeggen: wie is er in Christus, wie een lid van Zijn Lichaam, wie is ingeplant in de wijnstok,
wie is een verbondskind, Abrahams kind. Dat zijn toch synoniemen? Eens?
Jezus noemt de ongelovigen Joden weldegelijj Abrahams zaad (Joh 8, 37) en toch kinderen van de duivel vanwege hun ongeloof (8,44).
Het geloof is bepalend of iemand in waarheid Abrahams zaad is (Rom. 9:8).
Ds. Kievit zegt hierover:
"Voor allen gemeenschappelijk was de belofte, waardoor de Heere hen tot kinderen had aangenomen. Het kan niet ontkend worden of daarin wordt de eeuwige zaligheid aan allen aangeboden. Wat betekent het dan anders dat Paulus ontkent dat enkelen met recht als kinderen der belofte worden beschouwd dan dat hij niet meer redeneert over de uitwendig aangeboden genade maar over die welke de uitverkorenen alleen krachtdadig ontvangen?
Hier ontstaat dus een dubbele reeks kinderen in de Kerk. Omdat het hele lichaam van het volk door een en hetzelfde woord tot de schaapskooi Gods wordt geroepen, worden in dit opzicht allen zonder uitzondering als kinderen beschouwd en slaat de naam Kerk op allen gemeenschappelijk. Ten opzichte van het verborgen heiligdom Gods worden geen anderen als kinderen Gods beschouwd dan zij in wie de belofte door het geloof verwerkelijkt is.
Je kan dus tegelijk kind Gods, volk Gods, heilig heten en... geen volk, onbesneden van hart en dus onheilig."
Laten we dit staan. Zie de gelijkenis van de ware wijnstok, wijze en dwaze maagden. Allen waren rank, allen waren maagd.
Met twee woorden spreken: je bent Gods aangenomen kind, maar ben je een wegloper, dan zul je als kind van het Koninkrijk buitengeworpen worden (Matth. 8:13). Ten diepste was zo iemand geen Koninkrijkskind in diepste zin van het woord.
Ik denk dat we het bijna hetzelfde zien maar op één belangrijk punt toch niet helemaal. Die laatste term, verbondskind, wordt door de apostelen nergens gebruikt voor niet-Joodse mensen die de Heere nog niet aangenomen hebben.
De apostolische lijn is:
Abrahams zaad
door geloof, niet door natuurlijke afkomst
(Galaten 3:7, 29)
Kind van God:
door aanneming in Christus, niet door geboorte of kerkelijke positie
(Johannes 1:12; Galaten 3:26)
In Christus / Lichaam:
door de Geest ingevoegd
(1 Korinthe 12:13)
De taal van de Schrift blijft helder:
"Gij zijt kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus."
(Galaten 3:26)
"Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods."
(1 Johannes 3:2)
En de bron van dat kind-zijn is niet geboorte in een gelovig huis, maar: "Zie, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods zouden genoemd worden."
(1 Johannes 3:1)
Dat is aanneming als kind. Als kind-zijn via natuurlijke geboorte zou gaan, zou adoptie geen adoptie meer zijn. Daarom blijf ik bij dit eenvoudige punt: de apostelen noemen niemand kind van God zonder aanneming in Christus. Ik denk dat de dominee die jij aanhaalt niet dezelfde dingen zegt die ik bij John Owen lees. Hoewel zij beiden de kinderdoop praktiseerden, dachten ze hierover niet hetzelfde.
Men is hier intern verdeeld over.
Citaat John Owen:
Er is een andere familie waarnaar zij overgebracht moeten worden, en waar zij van zichzelf geen recht of titel hebben. Dit is die familie in hemel en op aarde die naar de naam van Christus genoemd wordt (Efeze 3:15) – de grote familie van God. God heeft een huis en familie voor zijn kinderen; van wie Hij sommigen onderhoudt uit de rijkdom van Zijn genade, en anderen ontvangt met de volheid van Zijn heerlijkheid. Op dit geslacht hebben zij zelf geen recht of aanspraak; zij zijn er volledig van vervreemd (Efeze 2:12), en kunnen er geen aanspraak op maken. God verdreef de gevallen Adam uit de hof en sloot alle wegen terug af met een vlammend zwaard, klaar om hem af te snijden als hij het zou proberen, en verklaart overvloedig dat hij, en alles in hem, elk recht had verloren om tot God te naderen in welke familierelatie dan ook. Een verdorven, vervloekte natuur heeft niet het minste recht op iets van God. Daarom worden zij overgebracht van het ene geslacht naar het andere, zodat deze adoptie volkomen wettig is. Dit gebeurt niet op een slinkse, onderhandse manier, maar bij gezag. “Zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden” (Johannes 1:12). Hen uitrusten met de macht, de volwaardigheid en het recht van kinderen Gods te worden, is een wettige handeling. Zo worden zij geschikt gemaakt om deel te hebben aan de erfenis der heiligen in het licht (Kolossenzen 1:12). Zo worden zij door een rechtelijk oordeel verheven tot lid van het gezin waar God de Vader is, Christus de oudste Broeder, alle heiligen en engelen broeders en kinderen, en zo verkrijgen zij tevens de erfenis die bestaat uit een onsterfelijke, onvergankelijke kroon, die nimmer zijn glans verliest.
Wat wij in NL kennen als “tweeërlei kinderen van het verbond” vind je dus niet op die manier bij Owen en de Puriteinen. Zij koppelen ‘kind-zijn’ aan aanneming door Christus niet aan geboren worden binnen de zichtbare kring. Dat maakt hun taal strakker. Maar niet minder bijbels.