MGG schreef: ↑01 apr 2025, 21:40
Refojongere schreef: ↑01 apr 2025, 20:43
MGG schreef: ↑01 apr 2025, 09:19
Refojongere schreef: ↑01 apr 2025, 09:07
Jezus kwam ook in de tempel waar de leidslieden menigmaal een loopje namen met de interpretatie van de Schriften. Wat dacht je van de Sadduceen die de opstanding der doden niet geloofden?
Ergens komen en lid zijn is wel wat anders he. Sowieso is de tempel heel wat anders dan een kerk. Jezus zuiverde ook de tempel. Vind je dat wij eigenlijk terug moeten naar de RK?
Jezus was er ook besneden en was dus "lid" van de gemeenschap. Hij vierde het Pascha en de andere feesten. Dus Hij was niet bepaald slechts een voorbijganger maar volbloed Joods in alle uitingen.
Waarom kun je de tempel niet met de kerk vergelijken? De gemeente wordt niet voor niets de tempel genoemd.
Nee, ik vind niet dat wij terug moeten naar de RKK. Maar Calvijn ontkende niet dat er onder dat juk ware kerken zich bevonden.
Gezien het unieke van de Tempel. De vergelijking met een synagoge lijkt mij een stuk beter.
In een ander draadje verwijs je naar de kanttekening Judas 1 vers 23. Hoe zie jij dit in verhouding tot het gesprek in dit draadje?
Waarom niet terug naar de RK en wel naar de opvolger van de HK?
Je maakt je er wel makkelijk vanaf zo. Je onderbouwt niet waarom je de tempel niet met de kerk mag vergelijken. Terwijl de Bijbel dat wel doet.
Ik antwoord met een citaat uit de Institutie wat al je vragen beantwoord:
"Welaan nu, laat de pausgezinden ontkennen, als ze kunnen, om hun gebreken zoveel mogelijk te verkleinen, dat de staat der religie bij hen evenzo verdorven en geschonden is, als in het koninkrijk Israël onder Jerobeam. Ja, ze hebben een veel grover afgoderij, en in de leer zijn zij geen haartje zuiverder; als ze juist daarin nog niet onzuiverder zijn. God, ja allen, die met een middelmatig verstand zijn toegerust, zullen mijn getuigen zijn, en ook de zaak zelf toont aan, hoezeer ik hier geenszins overdrijf. Wanneer ze ons dan tot de gemeenschap van hun kerk willen dwingen, eisen zij twee dingen van ons; in de eerste plaats, dat wij deel hebben aan al hun gebeden, heilige handelingen en ceremoniën, en verder dat wij aan hun kerk toekennen alle eer, macht en rechtspraak, die Christus aan zijn kerk heeft toegedeeld. Wat het eerste betreft, erken ik, dat alle profeten, die te Jeruzalem geweest zijn, toen de zaken daar zeer verdorven waren, niet afzonderlijk hebben geofferd en geen van anderen afgescheiden vergaderingen hebben gehad om te bidden. Want zij hadden het bevel Gods, waardoor hun geboden werd in de tempel van Salomo samen te komen; en zij hadden de Levitische priesters, en wisten, dat die, omdat ze door de Heere tot voorgangers van de heilige dingen waren verordineerd en nog niet afgezet, ook al waren ze die eer onwaardig, die plaats met recht nog bezetten. Maar, wat het voornaamste is van alles, zij werden tot geen superstitieuze dienst gedwongen, ja, zij namen niets aan, dat niet door God ingesteld was. Maar wat is er bij de pausgezinden, dat daarop lijkt? Want wij kunnen ternauwernood enige samenkomst met hen hebben, zonder dat wij ons daarin met openlijke afgoderij besmetten. Ongetwijfeld is de voornaamste band van hun gemeenschap gelegen in de mis, die wij als de grootste heiligschennis verfoeien. Of dit terecht, of lichtvaardig door ons geschiedt, zullen we elders zien. Nu is het voldoende aan te tonen, dat het in dit opzicht anders met ons staat dan met de profeten, die, ook al waren ze aanwezig bij de godsdienstoefening der goddelozen, niet gedwongen werden andere ceremoniën te zien of te verrichten dan die door God waren ingesteld. En, wanneer we een in alle opzichten gelijk voorbeeld willen hebben, laat ons dat dan nemen uit het Israëlitische koninkrijk. Volgens de instelling van Jerobeam bleef de besnijdenis, hadden de offers plaats, werd de wet heilig geacht, werd die God aangeroepen, die ze van hun vaderen ontvangen hadden; maar God keurde al wat daar gedaan werd af en veroordeelde het wegens de verzonnen en verboden ceremoniën. Noem mij een profeet, of een ander vroom man, die éénmaal in Bethel aangebeden heeft, of geofferd heeft. Want zij wisten, dat ze dat niet zouden doen, zonder dat ze zich met enige heiligschennis zouden bezoedelen. We hebben dus gezien, dat de gemeenschap der kerk bij anderen niet zoveel betekenis moet hebben, dat, wanneer zij tot onheilige en bevlekte ceremoniën zou ontaarden, men haar terstond moet volgen.