Aanvullend op Valcke, die in lijn met het meerderheidsrapport van de CGK reageert, kortweg het volgende. De leesregel voor de Schrift is o.a. dat minder duidelijke teksten uit de duidelijke teksten verklaard moet worden. Uit de tekst zelf moet ook blijken dat men met een algemeen geldende regel van doen heeft.A_Huijgen schreef: ↑08 feb 2025, 18:09 De benadering van Valcke (en sommige anderen) is typerend voor wat in deze discussie vaak misgaat:
1. De ontkenning van taalkundige feiten. Febe was geen diacones. Zij wordt in Romeinen 16:1 'diakonos' genoemd. Dat is de mannelijke vorm, terwijl haar naam duidelijk vrouwelijk is. 'Diakonos' is hier kennelijk de aanduiding van een functie. Iets dergelijks gebeurt geregeld met de naam van Junia, verderop uit Romeinen 16, door te suggereren dat hier ook 'Junias' bedoeld zou zijn, wat een mannennaam zou zijn. Alleen is Junias helemaal geen bestaande naam. Waarom worden dit soort evidente feitelijkheden ontkend? Het logische antwoord is: omdat men niet wil dat het waar zou kunnen zijn...
2. Oneerlijke vergelijking van teksten over mannen en vrouwen. Valcke schrijft dat onzekerheid bestaat over de uitleg van allerlei teksten over vrouwen, en dat niet duidelijk is hoe een eventuele functie zich verhoudt tot wat wij 'ambt' noemen. Een dergelijke terughoudendheid legt hij niet aan de dag als het over mannen gaat: dan wordt ineens vrijmoedig gesproken over 'ambt', terwijl ook bij die teksten de term 'ambt' niet voorkomt. Ook over de interpretatie van teksten over mannelijke 'ouderlingen' (of 'oudsten' of 'bisschoppen') wordt nog altijd gediscussieerd, maar kennelijk wordt die onzekerheid niet in mindering gebracht op de zeggingskracht van teksten. Opnieuw is de vraag: waarom worden teksten over mannen en vrouwen verschillend benaderd? Het logische antwoord is: omdat men niet waar wil hebben dat vrouwen daadwerkelijk functies hadden die wij tegenwoordig 'ambtelijk' zouden noemen.
3. Verleggen van de discussie. Valcke doet dit niet, maar anderen wel - zie de discussie over de kanarie in de kolenmijn. Dit is een suggestief verhaal, waar niet over te discussiëren valt. Nogmaals - het kan niet vaak genoeg gezegd worden - je hoeft geen andere Schriftbeschouwing te hanteren of het Schriftgezag te laten varen om voor vrouwelijke ambtsdragers te zijn. Wat ik schreef, is gewoon eerlijke exegese in de lijn zoals Calvijn die voorstaat. Sterker nog: ik vrees dat het Schriftgezag op het spel staat als we niet meer bereid zijn eerlijk de Schrift te lezen, ook tegen onszelf in.
Een bijkomend probleem is dat dit soort gesprekken snel ontaardt in wantrouwen over en weer. Als je de ander niet vertrouwt, kun je heel moeilijk naar hem luisteren. Maar het is een zaak van christelijke nederigheid om bereid te zijn te overwegen wat de ander naar voren brengt. Daarmee beantwoord ik ook de vraag of ik me wel eens afvraag of ik het verkeerd zie. Dat doe ik - zonder overdrijving - elke dag. Je zou kunnen zeggen dat het mijn taak is als theoloog om voortdurend alles tegen het licht te houden met de vraag of het wel juist is. Al ons kennen is ten dele en wij struikelen allen in vele. Dat geldt voor ons allemaal.
Met dank voor de reacties wens ik iedereen alvast een goede zondag!
1. Dat ouderlingen mannen moeten zijn blijkt duidelijk uit 1 Tim. 3 en Titus 1. Man van een vrouw. Dat geldt nota bene algemene zendbrieven voor meerdere gemeenten.
2. Dat het een onveranderlijk gebod is en niet opgelegd vanwege de cultuur blijkt verder uit 1 Tim. 2, 1 Kor. 14 en 1 Kor. 11. Daar wordt gesproken over de schepping, de wet (Gen. 2) die ziet op de onderdanigheid van de vrouw. Dat is het argument dat ze in de kerk niet mogen leren/regeren. Onderdanigheid is geen lelijke term, want onderdanigheid is een deugd die in heel de christelijke gemeente gemeengoed zou moeten zijn (Efeze 5:21). Christus is onderdanig aan de Vader hoewel de Vader en Christus een zijn. Zo ook man en vrouw die gelijkwaardig zijn.
3. Alle voorbeelden in de Schrift (Febe, Junia(s), profetessen) zullen dus in overeenstemming moeten zijn met de duidelijke teksten over ouderlingen waarbij ze kennelijk dus iets anders doen dan leren en regeren. Anders is de Bijbel met zichzelf in tegenspraak. Het is dus niet zo omdat orthodoxen op voorhand gevoelsmatig tegen de vrouw in het ambt omdat het altijd al zo geweest is maar omdat die teksten uit Korinthe en Timotheus zo duidelijk zijn en zwaar worden aangezet door Paulus.
4. Wat dr. Huijgen doet met 1 Tim 2,3 en 1 Kor. 14 is me niet duidelijk. Maar ik ben benieuwd hoe hij dit leest. Alle voorstanders zeggen dat dit tijdgebonden voorschriften zijn terwijl dat niet uit de Bijbel blijkt. Als hij het niet tijdgebonden acht, wat maakt dan dat een vrouw in de ene tekst niet mag leren en regeren en nu wel als ouderling leren en regeren mag?