Even nu niet een discussie hoe het zou moeten zijn. Maar hoe ik het moet begrijpen. Hoewel ik een belijdend lid ben begrijp ik nog steeds niet veel over de visie op het verbond binnen de gereformeerde kerken.Dit keer wil ik de deze rubriek een klein stukje schrijven over de 2 en 3 verbondenleer. Dit mede in verband met vragen van catechisanten. Hoewel van belijdende leden verwacht mag worden dat zij het verschil weten. Blijkt het in de praktijk toch niet altijd even helder te e zijn. Wat is precies het verschil. Eerst geef ik een kort schematisch overzicht van de 3 verbonden leer. Het verschil zit niet in de leer over het werkverbond. In het onderstaande schema kun u zien dat het Verbond der Verlossing en het Genadeverbond in deze opvatting worden gezien als twee aparte verbonden, met een eigen verbondshoofd. Vandaar is er sprake van drie verbonden: Het werkverbond, Verbond der Verlossing en Genadeverbond. Het Verbond der Verlossing staat in deze visie onder beheersing van de uitverkiezing, maar het Genadeverbond niet. Alle gedoopten zijn in het Genadeverbond opgenomen. De verbondsbeloften zijn reeds aan hen geschonken, maar moeten nog deelachting worden gemaakt. Er wordt dus een scheiding gemaakt tussen schenking en deelachtigmaking. Zonder deelachtigmaking heeft de schenking geen kracht. Het grote probleem dat ds Kersten met deze verbonds opvatting had, is dat het genadeverbond verbrekelijk wordt. Hij schrijft daarom dat deze verbondsleer het verbond geheel ontzenuwt.
Nu iets over de twee verbondenleer. Volgens onze leeruitspraken van 1931 is het Genadeverbond een en het zelfde verbond als het Verbond der Verlossing. Er zijn niet drie, maar twee verbonden met betrekking tot des mensen eeuwige staat. Er zijn niet drie verbondshoofden, maar slechts twee, namelijk Adam en Christus. Lees Romeinen 5.
Adam vertegenwoordigde alle mensen als hoofd van het Werkverbond. Christus vertegenwoordigt alle uitverkorenen als Hoofd van het Genadeverbond. Het Genadeverbond staat daarom onder beheersing van de uitverkiezing. In het Genadeverbond Zijn alleen degenen opgenomen die Christus zijn ingeli.jfd. Wij noemen dat het wezen van het Verbond. De bediening van het genadeverband is echter breder dan alleen Gods kinderen. God gebruikt de bediening van het verbond om zijn Kerk te bouwen. Wij moeten door wedergeboorte en geloof het in het Genadeverbond worden ingelijfd. Alleen dan krijgen we deel aan de weldaden en beloften van het genadeverbond. Het onderstaande schema moge dit verduidelijken.
Gaarne blijven we in het spoor van onze gemeenten en naar we gloen ook het spoor van de Schrift. Vanzelfsprekend heeft een verbondsopvatting gevolgen voor d e prediking en de wijze waarop de gemeente wordt aangesproken. Het is een voorrecht te mogen leven onder de bediening van het Gandeverbond en het teken daarvan te mogen dragen. Het is ook een grote verantwoordelijkheid. Waar brengt ons dat? Allen van harte Gode bevolen.
In de eerste plaats heb ik een vragende opmerking.
Is het verschil tussen de christelijk gereformeerde kerk en de gereformeerde gemeente niet een definitie kwestie?
Het genade verbond (CG) en de uitwendige bediening van het genade verbond (GG) zijn 2 woorden van dezelfde betekenis
Het Verbond der Verlossing (CG) is het zelfde als het wezen van het genade verbond (GG)
Het zal ongetwijfeld niet zo zijn, anders hadden ze elkaar al lang gevonden, maar wat is dan het verschil?
Een andere vraag is de volgende.
Als de GG zegt dat er maar een verbond is en geen 2 hoe lezen ze dan het doopformulier. Daar staat in het tweede gedeelte het volgende: Want als wij gedoopt worden in de naam van de Vader…….. dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt, en daarom van alle goed ons verzorgen, en alle kwaad van ons weren of ten onze beste keren wil.
Ik kan dat niet vatten. Is dit dan een voorstelling van zo als het zou moeten zijn maar het in werkelijkheid niet is? Kan iemand mij dit nou eens goed uitleggen.
(soms denk ik weleens, de doop is slechts een voorstelling van zaken hoe het de gene die werdergeboren zullen worden omwille van hun verkiezing het zal vergaan. In dat geval wordt de dopeling gebruikt om het werk van God aan de uitverkoren zichtbaar te maken. De dopeling is dan alleen maar een voorwerp en neemt dus aan het wezenlijke geen deel. Ik denk dat het wel ongeveer zou moeten zijn. Maar ik heb het daar persoonlijk erg moeilijk mee. Ik heb vroeger mijn ouders verweten dat ze me hadden gedoopt, want als ik niet uitverkoren zou zijn, zou dat mijn oordeel in de hel alleen maar verzwaren. Was mijn visie toen der tijd niet gewoon juist?
Hoe gebruikt de Heere de bediening van het verbond om zijn Kerk te bouwen. Is dat alleen voor opbouw van de uitverkoren? Of heeft de dopeling er zelf ook nog wat aan?
Het lijkt dat de auteur van dit stuk (ds uit de GG) vind dat de dopeling hier wat aan heeft en wat aan kan doen. Die dopeling heeft namelijk een verantwoordelijkheid en het zou ons ergens (waar?) moeten brengen. Maar waarom hangt het dan onder de uitverkiezing? Want daar hebben we toch helemaal geen inbreng in? Dus ergens maakt de doop wel een verschil tussen heidenen en mensen onder de bediening van het genade verbond. Maar wat is dat dan precies. Verzwaring van het oordeel als je achteraf toch niet bent uitverkoren?
Maar het zou juist een voorrecht moeten zijn. Wat is dat voorrecht dan precies?
Wie kan mij de verschillen haarfijn uitleggen. Ik ben niet al te snugger, want na jaren dit te hebben aangehoord snap ik er nog steeds niet veel van.