Gelezen (geloofsopbouwend)
-
- Berichten: 5616
- Lid geworden op: 14 sep 2018, 08:49
- Locatie: bertiel1306@gmail.com
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Het recht en gebod om te geloven.
Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? Jesaja 53:1.
De meeste mannen en vrouwen waarderen het gepredikte Evangelie niet erg. Maar als er bedacht werd welke bedoeling de Heere hiermee heeft, dan zou dit het heugelijkste nieuws zijn dat een volk ooit gehoord heeft, namelijk de boodschap van een Zaligmaker. Dit zijn - en dit zouden moeten zijn - grote en blijde tijdingen van grote vreugde voor alle volken. Het is een wonder dat God zo’n prediking aan mensen gezonden heeft en daarin Christus zo nabij hen gebracht heeft, dat Hij Hem aan hen voorstelt en Hem als het ware voor hun voeten legt. Het is een even groot wonder dat de Heere tot ons afgedaald is om zulk een Zaligmaker te schenken en Hem zo nabij te brengen, en dat het enige wat Hij eist, is dat wij deze prediking geloven, of liever, dat wij geloven in Hem over Wie de prediking gaat.`
Het is de plicht van allen die het Evangelie horen, om de boodschap die het Evangelie van Christus brengt, te geloven, en om Hem, Die in het Evangelie voorgesteld wordt, door het geloof aan te nemen. Dit wordt hier duidelijk bedoeld. Jesaja en alle andere leraars worden gezonden om over Hem te prediken, en van Hem te getuigen, en het is de plicht van alle hoorders om het te geloven.
Mensen aan wie Christus aangeboden wordt in het Evangelie, hebben een recht om Christus aan te nemen. Anders zou er geen rechtvaardige grond voor bestraffing en klacht zijn geweest vanwege het ongeloof. Want hoewel uit de klacht niet afgeleid kan worden dat zij macht hadden om te geloven, volgt er toch wel uit dat zij een recht hadden om te geloven. Want de klacht wordt geuit vanwege het verzuim van de plicht waartoe ze geroepen werden. Allen aan wie Christus aangeboden wordt in het Evangelie, worden geroepen te geloven, en dit is ook hun plicht.
Het zaligmakende geloof is de weg en het middel waardoor zij aan wie Christus in het Evangelie aangeboden wordt, een recht krijgen op Hem en op de weldaden, waarvan verkondigd wordt dat ze bij Hem te krijgen zijn. Dus is te geloven noodzakelijk als een middel teneinde Christus en alles wat in Hem is te verkrijgen. Dit wordt ook ingesloten in de klacht over het gemis van het geloof, dat de mensen van Christus en de weldaden van het Evangelie verstoken doet blijven. Dit dient tot een nuttig gebruik voor degenen die er aan twijfelen of ze een grond hebben om te
geloven, of die dat tegenspreken. Dit is de weg die tot vergeving van zonde en tot verkrijging van vrede voorgesteld wordt.
De Heere doet de aanbieding, en Hij heeft een sterke brug gelegd over de grote kloof tussen God en zondaars, al zou u er nooit voordeel door verkrijgen of er een stap op zetten. Niemand hoeft bang te zijn om naar voren te komen. Zijn roeping geeft recht genoeg om te komen. De prediking van dit Evangelie maakt een einde aan alle twistgesprekken over deze zaak, en ze roept al de hoorders en geeft hun een recht om naar voren te komen. En het is een zodanig recht, dat allen, voor wie de deur geopend geweest is maar niet gekomen zijn, als verachters van de grote aangeboden zaligheid aangemerkt zullen worden. Velen ontvangen het recht en het paspoort om tot Christus te komen, maar zij steken die als het ware in hun zak en maken er geen gebruik van, zoals de dienstknecht die zijn talent in een zweetdoek verborgen had. De huwelijkse voorwaarden worden afgekondigd, het recht om te komen wordt voorgesteld, en toch blijven ze staan en komen ze niet tot de bruiloft.
Auteur: James Durham (1622-1658)
Titel: Christus gekruist of het merg van het Evangelie, pg. 69-73
Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard? Jesaja 53:1.
De meeste mannen en vrouwen waarderen het gepredikte Evangelie niet erg. Maar als er bedacht werd welke bedoeling de Heere hiermee heeft, dan zou dit het heugelijkste nieuws zijn dat een volk ooit gehoord heeft, namelijk de boodschap van een Zaligmaker. Dit zijn - en dit zouden moeten zijn - grote en blijde tijdingen van grote vreugde voor alle volken. Het is een wonder dat God zo’n prediking aan mensen gezonden heeft en daarin Christus zo nabij hen gebracht heeft, dat Hij Hem aan hen voorstelt en Hem als het ware voor hun voeten legt. Het is een even groot wonder dat de Heere tot ons afgedaald is om zulk een Zaligmaker te schenken en Hem zo nabij te brengen, en dat het enige wat Hij eist, is dat wij deze prediking geloven, of liever, dat wij geloven in Hem over Wie de prediking gaat.`
Het is de plicht van allen die het Evangelie horen, om de boodschap die het Evangelie van Christus brengt, te geloven, en om Hem, Die in het Evangelie voorgesteld wordt, door het geloof aan te nemen. Dit wordt hier duidelijk bedoeld. Jesaja en alle andere leraars worden gezonden om over Hem te prediken, en van Hem te getuigen, en het is de plicht van alle hoorders om het te geloven.
Mensen aan wie Christus aangeboden wordt in het Evangelie, hebben een recht om Christus aan te nemen. Anders zou er geen rechtvaardige grond voor bestraffing en klacht zijn geweest vanwege het ongeloof. Want hoewel uit de klacht niet afgeleid kan worden dat zij macht hadden om te geloven, volgt er toch wel uit dat zij een recht hadden om te geloven. Want de klacht wordt geuit vanwege het verzuim van de plicht waartoe ze geroepen werden. Allen aan wie Christus aangeboden wordt in het Evangelie, worden geroepen te geloven, en dit is ook hun plicht.
Het zaligmakende geloof is de weg en het middel waardoor zij aan wie Christus in het Evangelie aangeboden wordt, een recht krijgen op Hem en op de weldaden, waarvan verkondigd wordt dat ze bij Hem te krijgen zijn. Dus is te geloven noodzakelijk als een middel teneinde Christus en alles wat in Hem is te verkrijgen. Dit wordt ook ingesloten in de klacht over het gemis van het geloof, dat de mensen van Christus en de weldaden van het Evangelie verstoken doet blijven. Dit dient tot een nuttig gebruik voor degenen die er aan twijfelen of ze een grond hebben om te
geloven, of die dat tegenspreken. Dit is de weg die tot vergeving van zonde en tot verkrijging van vrede voorgesteld wordt.
De Heere doet de aanbieding, en Hij heeft een sterke brug gelegd over de grote kloof tussen God en zondaars, al zou u er nooit voordeel door verkrijgen of er een stap op zetten. Niemand hoeft bang te zijn om naar voren te komen. Zijn roeping geeft recht genoeg om te komen. De prediking van dit Evangelie maakt een einde aan alle twistgesprekken over deze zaak, en ze roept al de hoorders en geeft hun een recht om naar voren te komen. En het is een zodanig recht, dat allen, voor wie de deur geopend geweest is maar niet gekomen zijn, als verachters van de grote aangeboden zaligheid aangemerkt zullen worden. Velen ontvangen het recht en het paspoort om tot Christus te komen, maar zij steken die als het ware in hun zak en maken er geen gebruik van, zoals de dienstknecht die zijn talent in een zweetdoek verborgen had. De huwelijkse voorwaarden worden afgekondigd, het recht om te komen wordt voorgesteld, en toch blijven ze staan en komen ze niet tot de bruiloft.
Auteur: James Durham (1622-1658)
Titel: Christus gekruist of het merg van het Evangelie, pg. 69-73
Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
- J.C. Philpot
- Berichten: 10011
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Justified freely by His grace (Romans 1)
Freely is the ancient Greek word dorean. The way this word is used in other New Testament passages helps us understand the word. Matthew 10:8 (Freely you have received, freely give) and Revelation 22:17 (And whoever desires, let him take the water of life freely) show that the word means truly free, not just “cheap” or “discounted.” Perhaps the most striking use of the ancient Greek word dorean is in John 15:25: They hated me without a cause (dorean). Even as there was nothing in Jesus deserving of man’s hatred, so there is nothing in us deserving of justification – all the reasons are in God.
Ds. D. Guzik
Freely is the ancient Greek word dorean. The way this word is used in other New Testament passages helps us understand the word. Matthew 10:8 (Freely you have received, freely give) and Revelation 22:17 (And whoever desires, let him take the water of life freely) show that the word means truly free, not just “cheap” or “discounted.” Perhaps the most striking use of the ancient Greek word dorean is in John 15:25: They hated me without a cause (dorean). Even as there was nothing in Jesus deserving of man’s hatred, so there is nothing in us deserving of justification – all the reasons are in God.
Ds. D. Guzik
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Gisteren gelezen:
Petrus Immens schreef:
En dit is het tweede stuk, dat we moeten aanmerken, wat eigenlijk God de Heilige Geest doet als Hij zulke onmachtigen, onwilligen, zorgelozen en weerstrevenden, die evenwel tot het getal van Zijn keurlingen behoren, bewerkt om te komen onder de band des verbonds, door een oprechte toestemming daaraan te geven.
Dit zullen wij tot deze volgende stukken brengen.
1. God de Heilige Geest, vindende de zondaar dood, stort in hem het beginsel des geestelijken levens. En hetgeen de ziel is voor het lichaam, dat wordt de Geest voor de ziel, een Fontein van leven. Door dat leven komen er andere bewegingen, aandoeningen en werkzaamheden, zoals er nooit geweest zijn. Maar dit geestelijke leven wordt niet aanstonds zo onderscheiden gekend of het van de Geest is, of dat het maar vonken zijn van een overtuigde consciëntie. Dat wordt eerst in het vervolg openbaar wanneer het gepaard gaat met die dingen, die wij nader zullen tonen.
2. Want de Heilige Geest, dit leven verwekt hebbende, maakt het werkzaam. Hij begint aandacht en opmerking in de ziel verwekken, en dat is als de eerste sprank van het geestelijk leven: de zondaar begint met de verloren zoon tot zichzelf te komen. Komt hij onder de bediening, hij begint met een ander oor te luisteren. Hij begint vooral acht te geven op die waarheden, die zijn eeuwig heil raken. Op hetgeen God ontdekt in het Woord van des zondaars ellende, en van het heil dat in God en Christus is. Ik weet, dat Gods kinderen en de overtuigden hun hart hierbij neerleggende, zullen moeten zeggen: Och ja dat is zo, tevoren las ik Gods Woord, ik ging ter kerk, maar sloeg er geen acht op, ik stond er niet eens bij stil. Maar sedert God mijn hart heeft aangeraakt, begin ik op te merken, de waarheden komen mij nu veel klaarder en levendiger voor; ja het is alsof de leraars heel anders preken dan tevoren.
3. Heeft de Geest de zondaar zo opmerkende gemaakt, Hij doet hem nu zien zijn verloren, ellendige en rampzalige staat, waarin hij van nature is buiten Christus. Hij ontdekt hem aan zichzelf. Daar hij tevoren rijk was, begint hij nu uit te roepen: Nu zie ik, dat ik arm, ellendig, jammerlijk, blind en naakt ben en aan alle dingen gebrek heb! Openb. 3:17. Nu zie ik en geloof dat ik nooit geloofd had, dat ik vol wonden, striemen en etterbuilen ben, en buiten God en Jezus voor eeuwig rampzalig. Nu word ik in staat om met mijn hart en hand te onderschrijven, dat al wat God getuigt in Zijn Woord van een zondaar, dat hij zo vuil, zo walgelijk, zo boos en vijandig is, dat het getuigenis van God waarachtig is. Ik dacht tevoren wel eens: Ik ben zo ellendig niet. Ik was rijk en verrijkt, maar nu zie ik, dat mijn ellende zo groot is, dat ze niet kan worden uitgedrukt. Ik ben de grootste der zondaren. En dit gezicht maakt hem bedroefd, verlegen, beschaamd, ootmoedig voor God, zodat hij wel eens smelt in tranen en uitroept: Ik verga! Wat moet ik doen om zalig te worden? Blijf ik zó, ik ben eeuwig verloren!
4. Dan doet de Heilige Geest de ziel zien de volheid, algenoegzaamheid en dierbaarheid, die er in Jezus is. Hoewel dit niet altijd met zoveel licht aanstonds wordt gezien. Want terwijl zij door het gezicht en gevoel van haar ellende gedrukt wordt, kan ze de volheid, die in Jezus is, zo ras niet in het oog krijgen. Maar de Geest doet het haar zien als door een reet en spleet, om zo te spreken, opdat de ziel niet moedeloos zou worden en in vertwijfeling en wanhoop vallen. Dan doet Hij haar zien, dat er gedachten des vredes bij God zijn, dat er een genadeverbond is, en dat het is voor zondaren, voor grote zondaren, ja voor de allergrootsten, en dat het ook aan hem in het bijzonder wordt aangeboden. Dat het er maar alleen op aankomt of hij gewillig en genegen is om de weg van God, zoals Hij die in het Evangelie voorstelt, te kiezen, zonder uitbeding; dat God aan Zijn zijde genegen is hem in die liefde aan te nemen.
5. Hieruit vloeit nu voort, dat de Geest dan in de ziel verwekt een wonderlijke, nederige, ootmoedige en onlesbare honger en dorst naar God en Christus en het verbond. Een honger en dorst, die wel zó hoog gaan, dat de ziel uitroept: Mijn ziel dorst naar U, mijn vlees verlangt naar U! Ja, gelijk een hert schreeuwt naar de verse waterstromen, alzo en nog veel meer schreeuwt mijn ziel naar God, naar de levende God! Die honger en dorst wordt zo sterk, hevig en krachtig, dat hij de ziel gedurig biddende, begerende en uitziende maakt naar de Heere. Ik weet niet, zegt ze wel eens, waar het vandaan komt, maar mijn hart gaat gedurig naar God uit, zelfs onder mijn bezigheden. En daar ik niet wist wat bidden was, kan ik nu liggen worstelen om genade, om deel aan Jezus te hebben. Echter is dit niet zonder tegenstand van de zijde van de satan, die gedurig zegt: uw werk deugt niet, het is niet oprecht, het is niet uit God! Maar al die kommer werkt voor haar weer ten goede, het drijft de ziel te vaardiger naar God en in het eenzame op de knieën. Zij legt die kommer voor Hem neer en, hoe zeer bestreden, ze neemt wel eens vrijmoedigheid om hikkende en snikkende met tranen te zeggen: Heere, Gij weet dat het mij om U te doen is; ik kan het zonder u niet stellen. O, mijn hart is zo gewillig om mij aan U op te dragen, dat niets in de wereld mij zo dierbaar is als Uw gemeenschap.
6. Dan begint de Geest de ziel zo krachtig, met zulk een zielsinnemend, dwingend en dringend geweld, te klemmen en haar wil te buigen, dat ze niet alleen hongerig en dorstig wordt naar God en Christus, maar daar komt zo'n hartelijke, zo'n overredende en krachtige liefdedrang, dat zij loopt, vliedt en vlucht naar God. Ze ziet zo veel waardigheid en dierbaarheid in God, in de Heere Jezus, in het verbond, dat ze zich niet langer wil of kan onttrekken, maar ze vindt zich opgewekt om het Verbond in te willigen, om 'ja en amen' te zeggen. O, zegt ze, is dát inwilligen, een genegen hart te hebben, dat amen zeggen op het getuigenis Gods? Mij dunkt, ik zal ook zeggen met Rebekka: "ik zal trekken". Ik ben genegen met de koningin Esther tot de Koning in te gaan en het uiterste van de scepter aan te roeren. En kom ik dan om, dan kom ik om. Ik zal het op die weg evenwel wagen. Dit is eigenlijk het toestemmen en inwilligen, dat we in vervolg nog nader zullen uitbreiden.
7. Als de ziel zo heeft ingewilligd, gaat de Geest haar ook eens verzekeren, dat zij waarlijk met God in het verbond staat en dat haar werkzaamheden oprecht zijn. En dat doet Hij tweeërlei wijze:
a. Middellijk, wanneer Hij licht geeft om te zien, als de ziel zich bij de kentekenen die in het Woord zijn, neerlegt, dat haar werkzaamheden daarmede overeenkomen en daarom oprecht zijn.
b. Maar omdat de Geest zo rijk is in Zijn genadewerkingen, zegt Hij als het ware wel eens onmiddellijk: "Mijn kinderen, Ik wil u niet alleen doen zien door geloof, maar doen proeven en smaken door bevinding en levendige aandoeningen, wat het is deel te hebben aan zo'n Verbondsgod, aan zo'n dierbare Middelaar, aan zo'n verbond, dat zo zalig en heerlijk is. Wilt ge eens bij voorsmaak eten en drinken van die druiftrossen en granaatappelen, de eerstelingen van de hemel? Ziedaar, Ik geef u de witte keursteen, het verborgen manna. En het volzalige is nog voor u weggelegd in de hemel: gij zijt kinderen van God en daarom erfwachters van de eeuwige heerlijkheid". En dit gaat gepaard met zo veel nederigheid, ootmoed, blijdschap, verwondering en dankzegging in hen, dat het beter ondervonden dan uitgedrukt kan worden.
8 Als nu de Geest de ziel zo verzekerd heeft van haar deel aan God, dan gaat Hij haar ook opsieren en opschikken, opdat ze een aangename bruid voor Christus worde. Hij gaat Zijn heerlijkheid op haar leggen, haar de Goddelijke natuur deelachtig maken, door het inwerken van zulke deugden, waardoor ze God gelijk wordt en volmaakt in schoonheid, wegens Gods heerlijkheid, die Hij op haar legt, Ezech. 16:14. Zodat Jezus haar noemen kan: Mijn zuster, Mijn bruid, Mijn duive, Mijn volmaakte; ja wel eens zegt: "Wend uw ogen van Mij af, want zij doen mij geweld aan. Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en daar is geen gebrek aan u", Hoogl. 4:7.
9 Dan geeft de Heilige Geest de ziel vrijmoedigheid om als een bondgenoot met de Bondsgod die wonderlijke gemeenzaamheid te onderhouden. Hij doet haar zien, dat God genegen is Zijn verborgenheden bekend te maken aan die Hem vrezen; dat Hij Zich in liefde wel eens uitlaat en het licht van Zijn aangezicht over haar verheft. En de ziel aan haar zijde gaat gemeenzaam met God om, zij opent voor Hem haar ganse hart; zij belijdt Hem haar afwijkingen, zij pleit op het verbond en maant God op de beloften. Dat is dat nabij God te zijn, dat de ziel zo goed is. En zij ondervindt, dat de Naam des Heeren een sterke toren is, dat de rechtvaardige daarheen lopende, in een hoog Vertrek gesteld wordt Spr. 18:10.
10 Als de Geest het werk tot die hoogte gebracht heeft, laat Hij het nog niet varen, maar houdt er gedurig de hand aan. En dat zo vaderlijk, zo vriendelijk, zo minzaam. Al heeft de bondeling gezondigd, Hij betuigt, dat Hij hem daarom niet verlaten zal, dat hij maar zal wederkeren en in schuldbekentenis op zijn aangezicht vallen, en dat God hem weder zal aannemen. En al is het dat Hij wel eens de weg van kastijding inslaat, het werkt mee ten goede en is ten nutte, om daardoor nader tot God gebracht te worden.
11 Eindelijk is het de Heilige Geest, Die de bondgenoot niet alleen leidt hier in de tijd tot de dood, maar Die ook op Zich heeft genomen om hem te brengen over de dood en in te leiden in heerlijkheid, in het volle bezit van al de verbondsgoederen.
Ziedaar, dat alles doet de Geest. Doch gij ziet wel, dat ik hier ook dingen genoemd heb, die niet alleen behoren tot de eerste overgang in het verbond, maar ook tot het ganse leven, ja de dood van de bondgenoten zelf. Maar ik wilde het werk van de Geest hier in het kort eens samentrekken en u voorhouden.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Mag ik vragen wat hier er nu geloofsopbouwend is aan deze samenvatting? Dat is niet uit kritiek, maar uit oprechte belangstelling. Ik dacht: het is van Immens, dus laat ik het eens helemaal lezen.
Maar ik zie er niets bijzonders in staan. Zelfs een beetje eenzijdig als het gaat om het benoemen van de vruchten.
Maar ik zie er niets bijzonders in staan. Zelfs een beetje eenzijdig als het gaat om het benoemen van de vruchten.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Wat mij betreft is het allemaal Geest en leven. Dat is toch opbouwend?
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Geen idee. Ik begrijp niet waarom. Het was nu juist mijn vraag. Maar jouw antwoord vind ik niet heel helder.
Bedoel je dat je het opbouwend vindt als je het ook zelf had kunnen schrijven?
Bedoel je dat je het opbouwend vindt als je het ook zelf had kunnen schrijven?
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Ik vind het opbouwend omdat er ( voor mij) onderwijs in ligt aangaande het geestelijke leven.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Welk onderwijs? We draaien een beetje in een cirkel rond, en dat is niet onaardig bedoeld, maar ik heb nog steeds geen idee.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Nou, dat lijkt me niet zo moeilijk. Het is als het ware een spiegel. Wat ken ik daarvan en wat is er nog meer te verkrijgen?
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Ik begrijp de vraag van DDD wel. Maar ik zach niet zo gauw waar anders het te plaatsen.
En het is geestelijk onderwijs en dat is voor sommigen opbouwend en voor anderen niet. Voor sommigen kan het zelfs een ergernis zijn.
En het is geestelijk onderwijs en dat is voor sommigen opbouwend en voor anderen niet. Voor sommigen kan het zelfs een ergernis zijn.
Laatst gewijzigd door KDD op 31 jul 2023, 16:54, 1 keer totaal gewijzigd.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Dank voor het delen, bemoedigend!KDD schreef: ↑31 jul 2023, 10:58 Gisteren gelezen:
Petrus Immens schreef:
En dit is het tweede stuk, dat we moeten aanmerken, wat eigenlijk God de Heilige Geest doet als Hij zulke onmachtigen, onwilligen, zorgelozen en weerstrevenden, die evenwel tot het getal van Zijn keurlingen behoren, bewerkt om te komen onder de band des verbonds, door een oprechte toestemming daaraan te geven.
Dit zullen wij tot deze volgende stukken brengen.
1. God de Heilige Geest, vindende de zondaar dood, stort in hem het beginsel des geestelijken levens. En hetgeen de ziel is voor het lichaam, dat wordt de Geest voor de ziel, een Fontein van leven. Door dat leven komen er andere bewegingen, aandoeningen en werkzaamheden, zoals er nooit geweest zijn. Maar dit geestelijke leven wordt niet aanstonds zo onderscheiden gekend of het van de Geest is, of dat het maar vonken zijn van een overtuigde consciëntie. Dat wordt eerst in het vervolg openbaar wanneer het gepaard gaat met die dingen, die wij nader zullen tonen.
2. Want de Heilige Geest, dit leven verwekt hebbende, maakt het werkzaam. Hij begint aandacht en opmerking in de ziel verwekken, en dat is als de eerste sprank van het geestelijk leven: de zondaar begint met de verloren zoon tot zichzelf te komen. Komt hij onder de bediening, hij begint met een ander oor te luisteren. Hij begint vooral acht te geven op die waarheden, die zijn eeuwig heil raken. Op hetgeen God ontdekt in het Woord van des zondaars ellende, en van het heil dat in God en Christus is. Ik weet, dat Gods kinderen en de overtuigden hun hart hierbij neerleggende, zullen moeten zeggen: Och ja dat is zo, tevoren las ik Gods Woord, ik ging ter kerk, maar sloeg er geen acht op, ik stond er niet eens bij stil. Maar sedert God mijn hart heeft aangeraakt, begin ik op te merken, de waarheden komen mij nu veel klaarder en levendiger voor; ja het is alsof de leraars heel anders preken dan tevoren.
3. Heeft de Geest de zondaar zo opmerkende gemaakt, Hij doet hem nu zien zijn verloren, ellendige en rampzalige staat, waarin hij van nature is buiten Christus. Hij ontdekt hem aan zichzelf. Daar hij tevoren rijk was, begint hij nu uit te roepen: Nu zie ik, dat ik arm, ellendig, jammerlijk, blind en naakt ben en aan alle dingen gebrek heb! Openb. 3:17. Nu zie ik en geloof dat ik nooit geloofd had, dat ik vol wonden, striemen en etterbuilen ben, en buiten God en Jezus voor eeuwig rampzalig. Nu word ik in staat om met mijn hart en hand te onderschrijven, dat al wat God getuigt in Zijn Woord van een zondaar, dat hij zo vuil, zo walgelijk, zo boos en vijandig is, dat het getuigenis van God waarachtig is. Ik dacht tevoren wel eens: Ik ben zo ellendig niet. Ik was rijk en verrijkt, maar nu zie ik, dat mijn ellende zo groot is, dat ze niet kan worden uitgedrukt. Ik ben de grootste der zondaren. En dit gezicht maakt hem bedroefd, verlegen, beschaamd, ootmoedig voor God, zodat hij wel eens smelt in tranen en uitroept: Ik verga! Wat moet ik doen om zalig te worden? Blijf ik zó, ik ben eeuwig verloren!
4. Dan doet de Heilige Geest de ziel zien de volheid, algenoegzaamheid en dierbaarheid, die er in Jezus is. Hoewel dit niet altijd met zoveel licht aanstonds wordt gezien. Want terwijl zij door het gezicht en gevoel van haar ellende gedrukt wordt, kan ze de volheid, die in Jezus is, zo ras niet in het oog krijgen. Maar de Geest doet het haar zien als door een reet en spleet, om zo te spreken, opdat de ziel niet moedeloos zou worden en in vertwijfeling en wanhoop vallen. Dan doet Hij haar zien, dat er gedachten des vredes bij God zijn, dat er een genadeverbond is, en dat het is voor zondaren, voor grote zondaren, ja voor de allergrootsten, en dat het ook aan hem in het bijzonder wordt aangeboden. Dat het er maar alleen op aankomt of hij gewillig en genegen is om de weg van God, zoals Hij die in het Evangelie voorstelt, te kiezen, zonder uitbeding; dat God aan Zijn zijde genegen is hem in die liefde aan te nemen.
5. Hieruit vloeit nu voort, dat de Geest dan in de ziel verwekt een wonderlijke, nederige, ootmoedige en onlesbare honger en dorst naar God en Christus en het verbond. Een honger en dorst, die wel zó hoog gaan, dat de ziel uitroept: Mijn ziel dorst naar U, mijn vlees verlangt naar U! Ja, gelijk een hert schreeuwt naar de verse waterstromen, alzo en nog veel meer schreeuwt mijn ziel naar God, naar de levende God! Die honger en dorst wordt zo sterk, hevig en krachtig, dat hij de ziel gedurig biddende, begerende en uitziende maakt naar de Heere. Ik weet niet, zegt ze wel eens, waar het vandaan komt, maar mijn hart gaat gedurig naar God uit, zelfs onder mijn bezigheden. En daar ik niet wist wat bidden was, kan ik nu liggen worstelen om genade, om deel aan Jezus te hebben. Echter is dit niet zonder tegenstand van de zijde van de satan, die gedurig zegt: uw werk deugt niet, het is niet oprecht, het is niet uit God! Maar al die kommer werkt voor haar weer ten goede, het drijft de ziel te vaardiger naar God en in het eenzame op de knieën. Zij legt die kommer voor Hem neer en, hoe zeer bestreden, ze neemt wel eens vrijmoedigheid om hikkende en snikkende met tranen te zeggen: Heere, Gij weet dat het mij om U te doen is; ik kan het zonder u niet stellen. O, mijn hart is zo gewillig om mij aan U op te dragen, dat niets in de wereld mij zo dierbaar is als Uw gemeenschap.
6. Dan begint de Geest de ziel zo krachtig, met zulk een zielsinnemend, dwingend en dringend geweld, te klemmen en haar wil te buigen, dat ze niet alleen hongerig en dorstig wordt naar God en Christus, maar daar komt zo'n hartelijke, zo'n overredende en krachtige liefdedrang, dat zij loopt, vliedt en vlucht naar God. Ze ziet zo veel waardigheid en dierbaarheid in God, in de Heere Jezus, in het verbond, dat ze zich niet langer wil of kan onttrekken, maar ze vindt zich opgewekt om het Verbond in te willigen, om 'ja en amen' te zeggen. O, zegt ze, is dát inwilligen, een genegen hart te hebben, dat amen zeggen op het getuigenis Gods? Mij dunkt, ik zal ook zeggen met Rebekka: "ik zal trekken". Ik ben genegen met de koningin Esther tot de Koning in te gaan en het uiterste van de scepter aan te roeren. En kom ik dan om, dan kom ik om. Ik zal het op die weg evenwel wagen. Dit is eigenlijk het toestemmen en inwilligen, dat we in vervolg nog nader zullen uitbreiden.
7. Als de ziel zo heeft ingewilligd, gaat de Geest haar ook eens verzekeren, dat zij waarlijk met God in het verbond staat en dat haar werkzaamheden oprecht zijn. En dat doet Hij tweeërlei wijze:
a. Middellijk, wanneer Hij licht geeft om te zien, als de ziel zich bij de kentekenen die in het Woord zijn, neerlegt, dat haar werkzaamheden daarmede overeenkomen en daarom oprecht zijn.
b. Maar omdat de Geest zo rijk is in Zijn genadewerkingen, zegt Hij als het ware wel eens onmiddellijk: "Mijn kinderen, Ik wil u niet alleen doen zien door geloof, maar doen proeven en smaken door bevinding en levendige aandoeningen, wat het is deel te hebben aan zo'n Verbondsgod, aan zo'n dierbare Middelaar, aan zo'n verbond, dat zo zalig en heerlijk is. Wilt ge eens bij voorsmaak eten en drinken van die druiftrossen en granaatappelen, de eerstelingen van de hemel? Ziedaar, Ik geef u de witte keursteen, het verborgen manna. En het volzalige is nog voor u weggelegd in de hemel: gij zijt kinderen van God en daarom erfwachters van de eeuwige heerlijkheid". En dit gaat gepaard met zo veel nederigheid, ootmoed, blijdschap, verwondering en dankzegging in hen, dat het beter ondervonden dan uitgedrukt kan worden.
8 Als nu de Geest de ziel zo verzekerd heeft van haar deel aan God, dan gaat Hij haar ook opsieren en opschikken, opdat ze een aangename bruid voor Christus worde. Hij gaat Zijn heerlijkheid op haar leggen, haar de Goddelijke natuur deelachtig maken, door het inwerken van zulke deugden, waardoor ze God gelijk wordt en volmaakt in schoonheid, wegens Gods heerlijkheid, die Hij op haar legt, Ezech. 16:14. Zodat Jezus haar noemen kan: Mijn zuster, Mijn bruid, Mijn duive, Mijn volmaakte; ja wel eens zegt: "Wend uw ogen van Mij af, want zij doen mij geweld aan. Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en daar is geen gebrek aan u", Hoogl. 4:7.
9 Dan geeft de Heilige Geest de ziel vrijmoedigheid om als een bondgenoot met de Bondsgod die wonderlijke gemeenzaamheid te onderhouden. Hij doet haar zien, dat God genegen is Zijn verborgenheden bekend te maken aan die Hem vrezen; dat Hij Zich in liefde wel eens uitlaat en het licht van Zijn aangezicht over haar verheft. En de ziel aan haar zijde gaat gemeenzaam met God om, zij opent voor Hem haar ganse hart; zij belijdt Hem haar afwijkingen, zij pleit op het verbond en maant God op de beloften. Dat is dat nabij God te zijn, dat de ziel zo goed is. En zij ondervindt, dat de Naam des Heeren een sterke toren is, dat de rechtvaardige daarheen lopende, in een hoog Vertrek gesteld wordt Spr. 18:10.
10 Als de Geest het werk tot die hoogte gebracht heeft, laat Hij het nog niet varen, maar houdt er gedurig de hand aan. En dat zo vaderlijk, zo vriendelijk, zo minzaam. Al heeft de bondeling gezondigd, Hij betuigt, dat Hij hem daarom niet verlaten zal, dat hij maar zal wederkeren en in schuldbekentenis op zijn aangezicht vallen, en dat God hem weder zal aannemen. En al is het dat Hij wel eens de weg van kastijding inslaat, het werkt mee ten goede en is ten nutte, om daardoor nader tot God gebracht te worden.
11 Eindelijk is het de Heilige Geest, Die de bondgenoot niet alleen leidt hier in de tijd tot de dood, maar Die ook op Zich heeft genomen om hem te brengen over de dood en in te leiden in heerlijkheid, in het volle bezit van al de verbondsgoederen.
Ziedaar, dat alles doet de Geest. Doch gij ziet wel, dat ik hier ook dingen genoemd heb, die niet alleen behoren tot de eerste overgang in het verbond, maar ook tot het ganse leven, ja de dood van de bondgenoten zelf. Maar ik wilde het werk van de Geest hier in het kort eens samentrekken en u voorhouden.
Zalig is de mens, welken de Heere de zonden niet toerekent.
-
OnlineMaanenschijn
- Berichten: 5207
- Lid geworden op: 01 jan 2016, 14:33
Gelezen (geloofsopbouwend)
Als het niet opbouwt, komt dat omdat je waarschijnlijk verstandelijk en geestelijk geen nieuwe dingen leest, of reeds bestaande kennis en bevinding vernieuwt. Voor een ander kan dat natuurlijk anders liggen. Die kan iets nieuws lezen of herinnerd worden aan weggezakte kennis, of zelfs in het hart geraakt worden door de Heilige Geest.DDD schreef:Geen idee. Ik begrijp niet waarom. Het was nu juist mijn vraag. Maar jouw antwoord vind ik niet heel helder.
Bedoel je dat je het opbouwend vindt als je het ook zelf had kunnen schrijven?
Zo kan een tekst (of preek, of..) verschillend worden ervaren.
Het zou natuurlijk aardig zijn om bij het plaatsen kort aan te geven wat je raakt of opbouwt.
Wie lege handen heeft, kan ze altijd vouwen.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Daarbij geldt dat dit draadje (bij uitzondering) gewoon bedoeld is om teksten door te geven en niet om alle teksten te bevragen. Dat in tegenstelling tot het plaatsen van links en citaten in een lopende discussie.Maanenschijn schreef: ↑31 jul 2023, 15:16 Het zou natuurlijk aardig zijn om bij het plaatsen kort aan te geven wat je raakt of opbouwt.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Dat is weliswaar niet moeilijk, maar het spreekt niet vanzelf. Toetsing en zelfonderzoek zijn niet hetzelfde als onderwijs. Maar zoals Maanenschijn reeds meldt: er zijn allerlei manieren van onderwijs en daar was ik benieuwd naar.
Wat KDD schrijft, begrijp ik hopelijk verkeerd. Ik stoor mij in het geheel niet aan deze tekst. Ik ben meer benieuwd waarom je een zo ingewikkeld geformuleerde tekst zou gebruiken om op zich niets opzienbarends te lezen.
Mocht de laatste opmerking bedoeld zijn om de discussie af te ronden: een nieuw draadje over "Wat zijn opbouwende teksten?" zou ik wel boeiend vinden. Want dat ligt erg persoonlijk. Dat is op zich een open deur, maar de formulering van Thea had ik niet zelf kunnen bedenken.
- J.C. Philpot
- Berichten: 10011
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Maar met de vreugde is er de smart. Hij mist de negen. Zijn niet de tien gereinigd geworden en waar zijn de negen? En zijn er ook andere gevonden, die wederkeren, om God de eer te geven dan deze vreemdeling? Het smart Jezus, dat zijn broeders naar 't vlees, de Joden ontbraken. Daarover trilt zijn hart. Ondankbaarheid, hoe pijnlijk. Velen onzer vinden dat gewoon: Wat zou u van een mens anders verwachten? Jezus vindt het niet gewoon en zegt Jeruzalem wenende het oordeel aan. Waar zijn de negen? Waar bent u, die op allerlei wijzen beweldadigd werd maar nimmer terugkeerde om God de eer te geven? Denkt u soms, dat u te verontschuldigen bent? Nee, u wordt verantwoordelijk gesteld voor uw gruwelijke ondankbaarheid, waarmee u voortgaat al Gods gaven als van zelfsprekend te aanvaarden en de hoogste gave Christus Jezus te verwerpen. Daarom wordt u nog in het heden der genade het oordeel aangezegd, omdat u nimmer terugkeerde om God alleen de eer te geven.
Ds. G. Boer
Ds. G. Boer
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield