Ik reageer nu alleen op het tweede citaat. Dit is zeker herkenbaar. Dit betekent echter niet dat deze zaak verkeerd of schadelijk is, mits er ten slotte sprake is van een goede uitkomst. Wanneer je de levensbeschrijving van bv. David Brainerd leest of van Thomas Halyburton, worstelden zij een tijd lang vóór hun bekering met precies dezelfde vraag. Uiteindelijk bleven zij daar niet in 'hangen' omdat God hen genadig daaruit verloste.Johannes 3:16 schreef:Ds. Van den Brink: (...)Wat zouden jullie reacties zijn als jullie op beide citaten zouden moeten reageren? Of herkennen jullie niet wat ds. Van den Brink schrijft?De grote vraag van veel mensen is: “God geeft mij het bevel om te geloven, en ik ben schuldig als ik niet geloof. Maar ik kan niet geloven want het geloof is een gave Gods. Wat nu?” En in deze vraag blijven zij (zoals jijzelf ook schrijft) jarenlang hangen.
En Thomas Boston merkte als woordvoerder van de Marrow-men in 1719 op:
Wat dr. Van den Brink beschrijft als een kenmerk van een prediking met kleine lettertjes, is dus in werkelijkheid een zaak die zeer velen van de uitverkorenen ondervinden en ondervonden hebben, ook onder een zeer rechtzinnige Evangelieprediking. Het is helemaal niet een ongewenste zaak dat mensen met deze vragen worstelen; het is wel ongewenst dat zij het opgeven of tot een verkeerde keus komen. Maar het is niet ongewenst wanneer deze moeilijkheid uiteindelijk uitmondt in een zaligmakende bekering.Boston schreef:Naar onze mening bestaat de grote beklemming en moeilijkheid van een ontwaakt geweten niet in het geloven dat God het eeuwige leven aan de uitverkorenen heeft gegeven, maar in het geloof in Christus of het aannemen van Hem, zoals Hij ons in het Evangelie wordt aangeboden met bijzondere toepassing voor zichzelf, hetwelk in de Schrift genoemd wordt een eten van het vlees en drinken van het bloed van de Zoon des mensen. En toch, totdat deze grote moeilijkheid in meer of mindere mate is overwonnen, kan nooit van iemand gezegd worden dat hij in Christus gelooft, of Hem tot zijn behoud aanneemt en op Hem vertrouwt.
Terwijl ik dit schreef, moest ik ook denken aan de moeilijkheden die Christen ondervond vóórdat hij de enge poort bereikte en binnenging, bv. de poel Mistrouwen. Was deze poel het gevolg van een prediking die niet ruim genoeg is? Of is deze poel juist in zekere zin een deel van de weg die overtuigde zondaren gewoonlijk gaan vóórdat zij tot ruimte komen? Dit een retorische vraag, een vraag dus waarop het antwoord duidelijk is c.q. duidelijk zou moeten zijn.