Wat Lewis betreft, de gedachte komt uit
Onversneden Christendom. Ik blijk het al eerder op het forum te hebben gezet, dat scheelt me weer overtiepen.
C.S. Lewis schreef:Op de plaats waar in het Nieuwe Testament staat dat iedereen moet werken wordt een reden genoemd: 'opdat hij iets kan mededelen aan de behoeftigen.' Liefdadigheid - aan de armen geven - is een wezenlijk onderdeel van de christelijke moraal. In die angstwekkende parabel van de schapen en de bokken schijnt dit het punt te zijn waar alles om draait. Er zijn tegenwoordig wel mensen die zeggen dat liefdadigheid niet nodig zou moeten zijn en dat we in plaats van aan de armen te geven maar een maatschappij moeten opbouwen waarin helemaal geen armen zijn. Ze hebben misschien groot gelijk als ze zeggen dat we zo'n maarschappij zouden moeten opbouwen. Maar wie denkt dat je dus intussen al kunt stoppen met geven, heeft alle christelijke moraal vaarwel gezegd. Hoeveel je moet geven valt geloof ik niet te bepalen. Ik vrees dat de enige veilige regel is dat je meer geeft dan je kunt missen. Met andere woorden, wanneer je uitgaven aan luxe, comfort, amusement en dergelijke op het gebruikelijke niveau liggen van mensen met jouw soort inkomen, dan geef je waarschijnlijk te weinig weg. Kunnen we het geld voor goede doelen zonder een centje pijn missen, dan is het, zou ik zeggen, te weinig. Er moeten dingen zijn die we wel zouden willen maar niet kunnen doen omdat de geldbesteding aan goede doelen dat onmogelijk maakt. Ik spreek nu over 'goede doelen' in de gangbare betekenis. In bijzondere gevallen van nood bij eigen verwanten, vrienden, buren of werknemers, die God als het ware aan je aandacht opdringt, wordt wellicht veel meer verlangd, misschien zelfs dat je je eigen positie ondergraaft en in gevaar brengt. Wat bij de meeste mensen de liefdadigheid vooral in de weg staat is niet een luxe levensstijl of hang naar meer geld, maar angst - de angst voor het verlies van vastigheid. Deze angst dient ook als een verzoeking te worden onderkend. Soms is ook trots een obstakel voor liefdadigheid: dan laat je je verleiden om meer dan goed is te spenderen aan opzichtige vormen van vrijgevigheid (fooien, gastvrijheid) en minder aan mensen die je hulp werkelijk nodig hebben.
Verder houdt armoede niet op bij het gemeentelid. Mara noemt terecht de voedselbank, ik ben er ook vrijwilliger. Ik heb al heel erg veel schrijnende verhalen gehoord. Met name veel allochtoonse moeders met hele grote gezinnen waarvan de vader is vertrokken.
En dan nog: armoede houdt ook niet op bij de landsgrenzen. Wat onze bezittingen betreft, geldt:
De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid. De gemeenten in het NT verzorgden elkaar met de gaven. Onze rijkdom is gegroeid, maar ook het zendingsterrein is enorm gegroeid. Ik denk dat we echt niet ver hoeven te zoeken naar mensen die het geld heel goed kunnen gebruiken.
Je ziet in de Bijbel rijkdom wel voorkomen. Al zie ik in het Nieuwe Testament dat deze dingen wel een heel andere plaats hebben gekregen.
Het boekje van dr. Teeuw heet 'Oog om oog'.