Eeuwig leven verwerven
Geplaatst: 05 dec 2003, 12:48
Eeuwig leven verwerven
'Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven? Deze vraag van de rijke jongeman in Matteüs 19 stellen we wanneer het gaat om de verhouding tussen genade en vrije wil. Maarten Luther (1483-1546) heeft op zijn manier getracht deze paradox op te lossen.
Maarten Luther is de man van de drie "sola's": sola Scriptura, sola gratia, sola fide ("alléén de Schrift, alléén de genade, alléén het geloof). Over het "alléén de Schrift" kom ik nog te spreken. Met de woorden "sola gratia, sola fide" streed hij in de 16e eeuw tegen de katholieke Kerk die hij van (semi-)pelagianisme beschuldigde. Ten onrechte.
We hebben immers eerder al gezien dat de katholieke Kerk het pelagianisme altijd heeft veroordeeld: de mens kan onmogelijk op eigen kracht, op grond van zijn goede werken zalig worden. Maar ook het zogeheten semi-pelagianisme (semi = half) vond geen genade in de ogen van de Kerk. De semi-pelagianen zeiden: weliswaar hebben we de genade nodig om zalig te worden, maar de mens kan althans een begin maken, een eerste stap zetten. Als de eerste stap is gezet, komt God met zijn genade die mens te hulp. Op deze manier probeerden de monniken van St. Victor te Marseille als reactie op St. Augustinus diens strenge predestinatieleer te omzeilen. Want als God iedereen voorbestemt, is er geen eigen verantwoordelijkheid meer. Dan kun je dus doen wat je wilt, alles is toch van tevoren al bepaald. Nee, zeggen de semi-pelagianen: het ontvangen of weigeren van Gods genade is het werk van de vrije wil. En God antwoordt daar dan op met zijn uitverkiezing of verdoeming, al naar gelang de instemming of weigering van de mens.
In weerwil van Luthers beschuldigingen aan het adres van de katholieken, heeft de Kerk ook dit gematigde pelagianisme verworpen: "Los van Mij kunt gij niets", leerde Jezus immers zijn apostelen. En niet: "Los van Mij kunt gij een beetje." Anders gezegd: ook de beweging van onze vrije wil, ook het willen ontvangen van Gods genade is al de vrucht van de genade in ons. Ik heb eerder geschreven dat dit gelijktijdig gebeurt: er is geen sprake van een voorwetenschap van God in de zin dat God "van tevoren" al wist wat ik zou doen met zijn genadegave. Ieder moment is voor God een "nu". Er is bij Hem geen voor of na. Daarom kan ik volkomen vrij zijn en toch onder de invloed staan van die genade. In de liefdesband die ik met God heb, kan ik ieder moment openstaan voor of mij afkeren van zijn genade. Je ziet dat we geen mysterieuze en altijd onbevredigende predestinatietheorie nodig hebben om te begrijpen hoezeer genade en vrije wil met elkaar samenwerken.
Voor Luther wel. Kenmerkend voor hem is dat "sola"-denken: het is een "of-of"-theologie: of je wordt gered op grond van je geloof, of het is op basis van goede werken. Beide samen gaat volgens hem niet. Ons heil is alléén uit genade, alléén uit geloof, concludeert hij dan. Toch ontkent ook Luther niet dat je het geloof ook moet uiten in goede werken. Maar hij slaagt er niet in die goede werken een plaats te geven in ons christelijk leven. Uiteindelijk hangen ze er maar een beetje bij. Het gaat er tenslotte om dat we geloven in de belofte van eeuwig heil die ons is toegezegd. Dát maakt ons zalig.
Natuurlijk heeft Luther daar gelijk in. Maar het is slechts de halve waarheid. En hij gaat de mist in, als hij beweert dat onze goede daden niet verdienstelijk zouden zijn. De gelijkenissen van Jezus over de barmhartige Samaritaan, over de talenten, over het glas water dat wij geven aan de minste onzer broeders enzovoort, zeggen dat de hemelse Vader ons beloont. En waar loon is, daar is verdienste. Toch zal de katholiek niet beweren dat die verdiensten geen werken van genade zijn. Maar God rekent ze ons toe: "Zo groot is de goedheid van God voor alle mensen, dat Hij wil dat onze verdiensten zijn eigen gaven zouden zijn, en dat Hij ons een eeuwige beloning zal geven voor wat Hij ons zelf heeft geschonken" (uit een aan paus Celestinus I [5e eeuw] toegeschreven decreet,
'Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven? Deze vraag van de rijke jongeman in Matteüs 19 stellen we wanneer het gaat om de verhouding tussen genade en vrije wil. Maarten Luther (1483-1546) heeft op zijn manier getracht deze paradox op te lossen.
Maarten Luther is de man van de drie "sola's": sola Scriptura, sola gratia, sola fide ("alléén de Schrift, alléén de genade, alléén het geloof). Over het "alléén de Schrift" kom ik nog te spreken. Met de woorden "sola gratia, sola fide" streed hij in de 16e eeuw tegen de katholieke Kerk die hij van (semi-)pelagianisme beschuldigde. Ten onrechte.
We hebben immers eerder al gezien dat de katholieke Kerk het pelagianisme altijd heeft veroordeeld: de mens kan onmogelijk op eigen kracht, op grond van zijn goede werken zalig worden. Maar ook het zogeheten semi-pelagianisme (semi = half) vond geen genade in de ogen van de Kerk. De semi-pelagianen zeiden: weliswaar hebben we de genade nodig om zalig te worden, maar de mens kan althans een begin maken, een eerste stap zetten. Als de eerste stap is gezet, komt God met zijn genade die mens te hulp. Op deze manier probeerden de monniken van St. Victor te Marseille als reactie op St. Augustinus diens strenge predestinatieleer te omzeilen. Want als God iedereen voorbestemt, is er geen eigen verantwoordelijkheid meer. Dan kun je dus doen wat je wilt, alles is toch van tevoren al bepaald. Nee, zeggen de semi-pelagianen: het ontvangen of weigeren van Gods genade is het werk van de vrije wil. En God antwoordt daar dan op met zijn uitverkiezing of verdoeming, al naar gelang de instemming of weigering van de mens.
In weerwil van Luthers beschuldigingen aan het adres van de katholieken, heeft de Kerk ook dit gematigde pelagianisme verworpen: "Los van Mij kunt gij niets", leerde Jezus immers zijn apostelen. En niet: "Los van Mij kunt gij een beetje." Anders gezegd: ook de beweging van onze vrije wil, ook het willen ontvangen van Gods genade is al de vrucht van de genade in ons. Ik heb eerder geschreven dat dit gelijktijdig gebeurt: er is geen sprake van een voorwetenschap van God in de zin dat God "van tevoren" al wist wat ik zou doen met zijn genadegave. Ieder moment is voor God een "nu". Er is bij Hem geen voor of na. Daarom kan ik volkomen vrij zijn en toch onder de invloed staan van die genade. In de liefdesband die ik met God heb, kan ik ieder moment openstaan voor of mij afkeren van zijn genade. Je ziet dat we geen mysterieuze en altijd onbevredigende predestinatietheorie nodig hebben om te begrijpen hoezeer genade en vrije wil met elkaar samenwerken.
Voor Luther wel. Kenmerkend voor hem is dat "sola"-denken: het is een "of-of"-theologie: of je wordt gered op grond van je geloof, of het is op basis van goede werken. Beide samen gaat volgens hem niet. Ons heil is alléén uit genade, alléén uit geloof, concludeert hij dan. Toch ontkent ook Luther niet dat je het geloof ook moet uiten in goede werken. Maar hij slaagt er niet in die goede werken een plaats te geven in ons christelijk leven. Uiteindelijk hangen ze er maar een beetje bij. Het gaat er tenslotte om dat we geloven in de belofte van eeuwig heil die ons is toegezegd. Dát maakt ons zalig.
Natuurlijk heeft Luther daar gelijk in. Maar het is slechts de halve waarheid. En hij gaat de mist in, als hij beweert dat onze goede daden niet verdienstelijk zouden zijn. De gelijkenissen van Jezus over de barmhartige Samaritaan, over de talenten, over het glas water dat wij geven aan de minste onzer broeders enzovoort, zeggen dat de hemelse Vader ons beloont. En waar loon is, daar is verdienste. Toch zal de katholiek niet beweren dat die verdiensten geen werken van genade zijn. Maar God rekent ze ons toe: "Zo groot is de goedheid van God voor alle mensen, dat Hij wil dat onze verdiensten zijn eigen gaven zouden zijn, en dat Hij ons een eeuwige beloning zal geven voor wat Hij ons zelf heeft geschonken" (uit een aan paus Celestinus I [5e eeuw] toegeschreven decreet,