De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegen zijn...
Geplaatst: 09 okt 2009, 01:40
Om te doen gedenken….
Wie nog wat over het oude volk van God heeft kan het hier tot stichting en mocht het zijn tot onderwijzing, plaatsen…
Dit is een vrij lang stuk, maar het is wel waard om gelezen te worden.
MIENTJE VRIJDAG
Levensschets door de heer Bart Roest
Wij lezen in Spreuken 10:7: "De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn". De waarheid daarvan is bevestigd in Gods dierbaar Woord. In Hebr. 12 vers 1 staat het met gouden letteren: Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggen. Denk eens aan Henoch en zijn wandel met God. Aan Noach en zijn veiligheid in de ark. Ja, denk aan de aartsvaderen Abraham, Izaäk en Jacob, hun geloofswandel en het einde huns geloofs. En Lot werd uitgeleid uit Sodom. Ziet een Mozes' keus, leven en einde. Geheel Hebreeën 11 zegt het ons, dat de gedachtenis des rechtvaardigen tot zegen zijn geweest.
In deze wolk der getuigen was ook besloten onze geliefde zielsvriendin M. Vrijdag. In haar is vervuld dat zij in het geloof en de hoop standvastig en lijdzaam heeft volhard. Zij heeft door genade volhard tot het einde toe. Zij is in 1943 ingegaan in de eeuwige heerlijkheid. Met Paulus mocht zij getuigen: Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden, voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij, de Heere, de Rechtvaardige Rechter in dien dag geven zul, en niet alleen mij, maar ook allen die zijn verschijning liefgehad hebben. O, wat een verlossing, overgegaan vanuit de strijdende, naar de triomferende Kerk. Haar wens verkregen om zonder zonde, God eeuwig te verheerlijken.
Van onze vriendin, die nu verheerlijkt is, mogen wij met vrijmoedigheid getuigen wat Paulus van Timothéüs getuigde, als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunice, en ik ben verzekerd, dat het ook in u woont. Zij heeft menigmaal van haar grootmoeder en haar moeder gesproken, die beiden, volgens haar getuigenis, God vreesden.
Mientje Vrijdag werd geboren te Rijssen in het jaar onzes Heeren 1884 op 11 Januari.
Haar vader is 87 jaar oud (1946) en leeft nog. Haar moeder is gestorven in 1890. Dus was zij met haar enige broer vroeg haar moeder kwijt. Zeer jeugdig riep God haar door Woord en Geest uit de wereld. Hij trok en overtuigde haar. Zij werd geheel omgezet en zaligmakend overwonnen. Haar ziel werd wonder krachtig zichtbaar ingewonnen voor de dienst van de Volzalige Verbonds God. Met veel droefheid betreurde zij haar zonden tegen een goeddoend God misdreven. O, hoe kon zij met veel ootmoed en aanbidding van haar opzoeking vertellen. Zeer helder ging dit haar in vervulling: Wat wilt Gij dat ik doen zal?
Vroeg en jeugdig werkte de Heere met Zijn Geest in haar door. Helder van begin tot het einde was haar weg die God met haar gehouden heeft. Klaar was zij in de opzoekende liefde Gods. Die Geest des Vaders en des Zoons overtuigde haar diep van de val en haar Godsgemis. Niet lang stond zij in de eerste toeleiding. Spoedig werd de Zone Gods in de beloften aan haar ziel geopenbaard. Zij mocht Hem als een verloren ziel in het Evangelie der beloften, in het geloof omhelzen door een geschonken toevluchtnemend geloof. Krachtig werd zij tot God bekeerd. Steeds dieper werd zij ontdekt aan haar schuld en onverzoende staat met God. Diep werd zij in het Christus‑gemis ingezet. En al had zij in al de toeleidende wegen veel geloofsoefeningen, op Gods tijd werd zij met alles ingezet tot een totale verlorenheid. Zij werd daartoe naakt uitgestroopt en ontbloot en in het Godsgemis ingezet, haar werd buiten Christus alle grond van zaligheid ontnomen. Eindelijk bracht de Heere haar ziel in een afgesneden weg. Met David uitroepende Och Heere, och werd mijn ziele door U gered, enz. Zij werd in haar erf- en dadelijke zonden teruggebracht in het Paradijs. Daar is vervuld:
'k Wou vluchten, maar kon nergens heen,
zodat mijn dood voorhanden scheen,
en alle hoop mij gans ontviel,
daar niemand zorgde voor mijn ziel.
Zij mocht door genade door God, onder God vallen en buigen onder dat heilige recht Gods en met David getuigen:
'k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog,
Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.
Daar werd zij in de Vierschaar Gods vrij en soeverein gerechtvaardigd van de zonde, zodat Zondag 23 in haar vervuld werd. O, wat was zij als een gewaterde hof, als zij dit mededeelde, hoe dat tussen een rechtvaardig Goddelijk Rechter, de Middelaar en Borg Jezus Christus tussentrad. Dat zij met een Heilig en Rechtvaardig God in Christus werd verzoend. Dat zij in dat bloed gereinigd werd. Hem als een gegeven Zaligmaker en Verlosser, als haar Bloedbruidegom mocht eigenen. Al haar zonden voor eeuwig uitgedelgd en verzoend werden. Menigmaal was zij dan als boven het stof, als zij dit mededeelde dat zij Zondag l geheel mocht beleven. De Vader haar Zijn Zoon gaf en de Zoon als Borg haar tot de Vader bracht. Ja, dan kon zij zo smakelijk getuigen:
Zijn goedheid steeg ten top,
Hij nam zijn Israël op.
En de Vader haar overnam uit de hand van de Borg. Zo kreeg zij een plaats in het eeuwig liefdehart Gods des Vaders. De Geest heeft dit verzegeld en getuigde met haar geest dat zij een kind Gods was.
Zo had zij de ganse Middelaarsverdienste tot haar deel en was zeer jong toen zij zich verliezen mocht in God Drieënig als haar Bondsgod. O, wat kon zij eerbiedig van die Goddelijke Personen spreken. Al Gods volk en knechten zijn daar getuigen van, dat ik dit maar stamelen kan van haar weg en leven. Zo had zij een thuiskomen in het hart des Vaders. Die overwint, zegt Christus, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten keursteen en op den keursteen enen nieuwen naam geschreven, welke niemand kent, dan die hem ontvangt.
O, dat kindsschap Gods is zo dierbaar. En wat de zaak voortreffelijker maakte was, dat zij er de genade bij had, van nederigheid en eenvoud. Laag in zelfverfoeiing, werkzaam door het geloof, als vrucht van doorgaande zelfontdekkingen en ontblotingen. De Vader had haar met al de weldaden weer gebracht door Zijn Geest tot Christus, om uit Hem bediend en onderhouden te worden. Ja uit Hem en door Hem te leven. Zonder Hem kon zij niets doen. Zij verstond door genade die kunst: hoe lager bij de grond, hoe dichter bij 't verbond. Om uit dat eeuwige Verbond te leven, uit de God des Verbonds, door de Verbonds Middelaar, in de bediening van Geest en Woord. Zo had zij overal de grond uit verloren. Ook had zij een uitvallend vermogen in de weg der heiligmaking. Daar was zij zeer Evangelies in, om buiten haar zelfs te werken.
Zij ging in het huwelijk met Jan ter Haar, een kind des Heeren. Dit was nu een Godvrezend echtpaar. Met dubbele banden aan elkander en God Drieënig verbonden. Ook haar man was zeer bevoorrecht op de weg des levens. Zo waren zij tot Gods eer. Zij leefden zo in de echt, enige maanden gelukkig. Helaas, daar werd haar man krank en na een korte tijd stierf hij. Door bloedspuwingen werd zijn leven gesloopt. Op zijn ziek- en sterfbed heeft hij vrij en blij getuigd van de hoop die in hem was voor de eeuwigheid. Zijn ziekbed was Hemels en met ruimte en blijdschap verliet hij deze aarde en was thuis. Dit heb ik veel gehoord uit de mond van onze geliefde Mientje in haar leven.
Zeer kort geleden waren zij in dit Heilig Huwelijk bevestigd door den Weleerw. Heer Ds. van Neerbosch naar aanleiding van Zondag 9. Ja, Zondag 9 had zij als een reispas op haar huwelijksweg van haar hemelse Vader ontvangen. O, dit zou haar zo te pas komen in de verdrukking. Zo jong weduwe in dit zo droeve jammer‑ en tranendal.
Haar man was kort weg en daar werd een mannelijk zaad geboren, dat nu al 32 jaar oud is. O, wat zou het eeuwig groot zijn als de Heere zich zijner mocht ontfermen, om hem te arresteren en te bekeren Dan zou er een wandelen zijn in de voetstappen van zijn nu Godzaligen vader en moeder. O, dat er geen eeuwige scheiding mocht blijven. Vader heeft hij niet gekend, maar moeder heeft veel vermaand en haar knieën gebogen om haar hart en smart uit te storten. O, zoon van zulke ouders, en gij kinderen van zulke ouders, o waar zult gij aanlanden dit heil te moeten missen. Ook mijn zaad en het zaad van alle Gods kinderen, eens zult gij hen zien verheerlijkt aan de rechterhand in die grote oordeelsdag. Och, dat uw hart met heilige jaloersheid mogen vervuld worden. Roep toch zeer sterk tot de God van uw ouders, wandelt door genade in hun voetstappen. Straks komen wij samen voor Die ontzaggelijke Heere Jezus, voor Zijn geduchte troon. De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden en zij zullen uit Zijn koninkrijk vergaderen al de ergernissen en degenen die de ongerechtigheid doen. En zullen hen in de vurige oven werpen, daar zal wening zijn en knersing der tanden. Dan zullen de rechtvaardigen blinken gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. O kinderen, wendt u toch tot de God van uw ouders. Wie weet wat er gebeurt. Hij mocht zich wenden om, uit genade, u dit voorrecht uwer ouders te schenken. Daar zijn zij boven, verlost en in God verblijd. Denkt u wel aan hun vermaningen en gebeden en opvoeding? Dit komt alles terug . . . Maar ik zou afwijken. Die gelukkige zielen, wat zijn zij eeuwig gelukzalig. Maar nu komen we weer op Mientje terug.
Het was een zware slag voor haar, zo jong en zo spoedig haar man kwijt te raken. Toen heeft zij een tijd gehad, dat ze veel te diep in het zwart ging. Zij was vol smart en diep treurende. Ze verloor er de zo zoete gemeenschap Gods mede. Enige maanden kon zij niet onder God komen. Haar vlees verteerde van vleselijke smart en droefheid. Eindelijk behaagde het den soevereine God om Christus wil, haar te vernederen door Woord en Geest. Zij mocht door God onder God bukken en buigen met zelfverfoeiing. Zij werd weer in de stand van het leven in de vrijheid gesteld en door de voorbidding van haar oudste Broeder, in dat bloed, van zonde van opstand gewassen worden; en mocht het verzoenende aangezicht Gods des Vaders weer zien en ontmoeten. Daarop volgde vanzelf dat zij mocht wandelen in de vertroosting des Heiligen Geestes. Zo werd zij opnieuw gelouterd en gereinigd. Nooit is deze opstand teruggekomen, maar wel had zij gedurig gemeenschap met haar man boven en verlangde zij om samen te zijn, zonder vlees, om God te verheerlijken. Vandaar had zij het veel over haar man.
Dat alles gaf haar vroeg een plaats in Gods Kerk. In geheel Rijssen en later in Nederland werd deze weduwe in het werk der genade, hoog geacht. Altijd had zij de minste plaats, in haar schatting onder Gods gunstgenoten. Het waren haar de Heiligen van hoge plaatsen. Zij was een planting en een hoeksteen in Gods huis. Zij was geoefend in, veel strijd, maar ook in het Woord der gerechtigheid. Meer en meer werd zij verdiept in den Rotssteen Jezus Christus. Het vuur des Geestes wat gedurig in haar harte brandende. Zij had veel vrijmoedigheid in het geloof. Ook was zij een diep‑ingeleide ziel in de Gods‑ en Verbondsgeheimen. Zeer klaar was zij in de geloofsoefening. Haar geloofskennis was zeer onderscheiden en practikaal. Zij was diep bekend geworden in de wettische gronden en ook in den weg der verzoening en Godzaligheid. Zij had grote lust tot onderzoek van Gods Woord en een liefhebster van de van God ingestelde middelen. Het was voor haar een verlustiging onder de waarheid te mogen neder zitten. Haar grootheid bestond in haar lage nietigheid. En dan die nauwe geloofsvereniging met Christus, Zij was gesteld om in Hem vrucht te dragen. Zo wandelde zij door geloof en liefde met haar Goël. Dit wandelen met Hem was een wandelen in den Geest. Zo was zij een geoefende ziel in het doden van de werking des vleses, door de kracht van Christus' bloed. Dit vloeide weer voort uit de gebruikmaking van Christus Middelaarsverdienste.
Dit gaf haar grote vrijmoedigheid met een diepe ootmoed. Zo was zij steeds vermanende, opwekkende of bestraffende.
Zeer diep inzicht had zij in de diepe val van Adam en in haar hart. Doch daar tegenover ook heldere openbaring van de diepten Gods.
Zo had zij een helder inzicht in de breuk der kerk en haar verval, alsmede diep blikkend in de oordelen Gods, zowel Vaderlijk als richtelijk. Helder liet de Heere haar gedurig zien de aanstaande Godsgerichten die gekomen zijn en nog komen zullen. Zeer ernstig was zij daarin om te waarschuwen. Haar klederen waren door genade onbesmet van haar geslacht en afval. Zij zag de verleidende verdorven tijdgeest, die zo diep van de God der vaderen afgeweken was. Als zij daarvan sprak en in het gebed was, dan was zij een gewaterde hof gelijk. Nooit schudde zij het oordeel der Kerk en Natie af, maar zij was dan door Gods Geest zo diep vernederd, dat zij als een zeer schuldig mens onder de oordelen was bukkende. Niemand durfde haar dan tegen te komen, daar er zoveel van afvloeide, dat ze de gewetens mede had. Zij stond niet boven de breuk maar in de breuk, aldus sprak zij er niet over, maar uit de breuk. Zij droeg de schuld uit haar harte voor God.
En zij had de genade en deugd dat zij rond oprecht was. Zij sprak nooit achter iemands rug maar sprak medelijdend in het aangezicht, Zij kon niet door onvlakke wegen, dan was zij een bestraffende mond. Met lof en achting sprak zij over Gods knechten en volk, als zij daar niet bij waren. Scherp was zij in het waarschuwen tegen achterklap of dwalingen, maar ook voor doorvloeiingen. Er ging stichting van haar uit. Zij sprak, laag van haar zelf, maar hoog van God. In gezelschappen en in sterfhuizen was zij tot stichting met diepgaande verootmoediging.
Vele van Gods kinderen werden door deze ziel vertroost en gesterkt. Men kon haar de geheimen en de lasten toevertrouwen, zij ging er mee tot God. Is dit niet waar, kinderen Gods, die haar gekend hebben en nog leven. Zeg ik er teveel van? Is dit niet tot lof van Gods genade in haar zo rijkelijk verheerlijkt? Zij was de blinde tot ogen en een stut voor Gods Kerk op aarde. Er ging een goede reuk van Christus van haar uit. Zij liet waar zij was geweest, altijd wat achter. In de leer helder en ongeveinsd, daardoor was zij geliefd onder Gods oprechte volk. Dit vloeide voort uit vrije genadebediening Gods. Want dit schrijf ik niet om haar te vergoden, maar om God te verheerlijken in en door haar.
Het vrije welbehagen Gods, de soevereine genade Gods, was haar spijs en drank. Als haar Drieënig Verbonds God maar verheerlijkt werd, dan blonk haar aangezicht. De ere Gods woog haar zwaar op het hart. O, wat was zij een worstelares voor huis, gemeente, land, volk en overheid. Nooit kon er een van Gods knechten in Rijssen het Woord uitdragen of zij had in het openbaar of in het verborgen, hen opgedragen. Dit kwam dikwijls uit, in de mededelingen over haar zielservaringen. De ambtsdragers en de gemeente kunnen dit zeer wel weten. Ja, o dienaren des Woords en ambtsdragers, moeten wij dit niet tot Gods eer vermelden, wat God ons in haar gegeven heeft? Menigmaal zijn zij door haar woord bemoedigd de kansel opgegaan. Voor de noden der tijden lag zij gedurig, in de eenzaamheid, op de knieën te worstelen. Ja, menigmaal, als Daniël, met open vensteren. Dan goot zij haar hart zo uit, met zulk een Goddelijke eerbied en aandrang, zodat alles zat te wenen als zij amen zeide. Ook viel zij gedurig aan de zijde Gods met de schuld van land, volk en kerk. Dan kon zij Gods handelingen zo rechtvaardigen.
Ook moet ik nog mededelen, dat zij onder de zeldzaamsten was, dat de Heere haar des nachts uit de slaap wekte, om uit haar bed te gaan, om met de menigvuldige noden te worstelen en tot God te gaan. Zij had nachtelijke gebedsoefeningen. Gedurig is haar dan, gelijk Esther, de gouden scepter toegereikt. Ja, dat met God worstelen, was in haar niet zeldzaam. Veel Godsgeheimen zijn haar in den nacht geopenbaard. Van de velen zal ik er sommigen noemen.
Lang voor de oorlogen en verwoestingen kwamen heeft zij met een Jeremia, beluisterd op een nacht, duidelijk het grote krijgsrumoer. Zij was dan zo ontroerd en bevende, dat zij op haar aangezicht des nachts lag te wenen. Eenmaal bepaalde de Heere haar uit Jeremia 25 van vers 15 tot het einde, bijzonder; lees dit eens aandachtig. Nu vraag ik, is dat niet vervuld? Heeft de ganse aarde, alle volkeren der aarde, niet uit deze beker gedronken? Is dit ook niet in deze grote wereldoorlog vervuld? En zal dit niet verder worden vervuld?
Dan weer werd zij bepaald bij de verschrikkingen en verderfenis des Almachtigen.
De hongersnood is haar in 1936 zeer krachtig bekend gemaakt. Is de honger niet op aarde geweest?
In die nacht kreeg zij een Verbondsbelofte van haar hemelse Vader door Christus uit Spreuken 27 vers 26 en 27. Dit is in haar gezin vervuld.
Veel andere zaken moet ik voorbijgaan, welke meer personen betreffen die nog in leven zijn en andere zaken die nog vervuld moeten worden. Grote voorzichtigheid is hier nodig.
Wat de Kerk aangaat, heeft zij ook veel van Godswege ervan gezien uit Jeremia 12 vers 7. Ook heeft zij de Kerk ontmoet in Jona 1 vers 11, 12 en 13. Jona overboord en hoe de Kerk probeerde met roeien het schip aan wal te krijgen, doch de storm hoe langer hoe onstuimiger werd en dat eindelijk Jona bereidt was om overboord geworpen te worden. Ook heeft zij de ganse Kerk ontmoet in de verloren zoon, hoe dat de ganse Kerk op Gods tijd met de verloren zoon, met schuldbelijdenis zou wederkeren tot Sion met grote ontfermingen zodat zij uit het Verbond Gods het toegebrachte zaad heeft omhelsd en ook de wederkerende Kerke Gods. Ja zelfs het oude Bondsvolk Israël daarin ontmoet, dat God Almachtig dit volk zal doen wederkeren. En dit ging met grote eenvoud en de diepste afhankelijkheid gepaard, met aanbidding.
Wat zal ik meer van dit alles getuigen? Veel lasten van Gods knechten zijn door haar gedragen voor de troon Gods. Ook mijn gezin en persoon droeg ze. Zeer nauw in God was zij aan mijn echtgenote verbonden. (Liesje van Rooijen te Scherpenzeel) En ook na de dood van mijn geliefde gade, heeft zij getrouw onze lasten en droefheid gedragen. Dit was ik gans onwaardig en deed mij gedurig uitwenen van verwondering.
Zo was haar leven als een vreemdeling op aarde. Zij was hier niet thuis. Wat verlangde zij innig naar de aflossing van haar post, met lijdzaamheid en waking. Gedurig waren haar genegenheden en ook meditatiën Boven. Zij heeft menigmaal met haar geest Boven mogen vertoeven. Zo sprak zij veel uit dagelijkse leven met haar God. Al langer hoe zwakker werd haar aardse tabernakel. Eindelijk openbaarde zich de verborgen kwaal, de kanker in haar lichaam. Nu kwam aan het licht waaruit de verborgen pijnen en steken vandaan kwamen. Dit sloopte haar lichaam, zij sleepte zich voort. Was haar natuur niet zo opgewekt en ijverig geweest, dan had zij al langer op bed gelegen. Maar de laatste maanden kwam zij geheel te liggen. Onder de grootste smarten, was zij zeer gelaten. Wat kon zij dan getuigen van de heilzame lessen, voortspruitende uit de gedurige Vaderlijke kastijdingen. En veel sprak zij over het bitter lijden van haar Bruidegom en de vertroostingen des Geestes. Dan sprak zij allen die haar bezochten nog moed in, of waarschuwde, en zo prees zij de zo zalige dienst van God aan.
Zij sprak veel over haar aanstaande adres, namelijk dat toekomstig Hemelleven, om ongestoord, zonder zonden, in de zalige gemeenschap met God te verkeren. In Gods kracht mocht zij de vijand op haar Borg wijzen, zodat hij gedurig wegsloop als een dief. In haar ziek‑ en sterfbed had zij een tere omgang met haar Hoofd en Borg. Haar ziekbed was een predikstoel. Niemand ging er zonder indruk vandaan. Vol was zij van de inwoning Gods en des Geestes. En was zij onder verlating, of onder afdruk van den ouden mens en haar verdorvenheden, dan kwam zij zo laag in de schuld, dan kon zij het uitwenen. Dan kon zij het niet dragen, indien daar enige verwijdering was gekomen. Onder aanhoudende pijnen werd zij tot den dood bereid. Eindelijk werd het aardse huis dezes tabernakels verbroken.
Op 27 juli 1943 ging zij de eeuwige Heerlijkheid in. De poorten van het Hemels Paradijs gingen ver open op grond van het ganse Borgwerk van Immanuël. Het leven was haar Christus en het sterven gewin. De dood was geen betaling voor de zonde, maar alleen een afsterving van de zonde en een doorgang tot het eeuwige leven.
Zij liet achter haar vader, nu oud 87 jaar, haar oude 80-jarige tante, en een gelukkige ook Godvrezende broeder, tevens ambtsdrager in Gods Kerk. En dan haar zoon 32 jaar.
Let op den vrome en zie naar den oprechte, want het einde van dien man zal vrede zijn. Alzo ook deze gelukkige weduwe oud 59 jaar. Christus getuigt: Vader, Ik wil, dat waar Ik ben ook die bij mij zijn, die Gij mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. De Vader verkoor haar daartoe, de Zoon kocht haar daartoe, en de Heilige Geest bewerkte haar daartoe, als een vat ter heerlijkheid. Zo was dit Koningskind voor eeuwig thuis. Nu mag zij zich verblijden, met al de gezaligden, in God Drieënig om Hem eeuwig te verheerlijken. Die in Christus gelooft, sterft niet in der eeuwigheid.
Zaterdag, van diezelfde week, werd zij begraven. Het sterfhuis zat van achter tot voren vol met de bloedverwanten en de vriendenkring. De Eerw. ds. Fraanje had de leiding. En daar het huis te klein was om de grote scharen te bevatten, was er naast ook een huis vol met vrienden, waar Ds. Heikoop de leiding had. Alle waren vervuld met het geluk der ontslapene en van al Gods volk.
De monden van de leeraars vloeiden daarvan over en er was een aangename vrede. God gaf getuigenis van Zijn werk tot Zijn eer. De mens werd vernederd en God werd verhoogd. Laat ik dit er bij zeggen, dat het van Godswege werd vergund. Hij gaf daar opening en vrijheid toe. Gods eer was het hoogst doel, daar gaat alles om. Dit volk heb Ik mij geformeerd, opdat het Mijn lof zou vertellen. Daar werd dat grote licht uitgedragen, Gods raad uitgediend.
Daar liep haar enigst kind achter de lijkstatie met de andere bloedverwanten. Ook de enige broeder, een dubbele broeder, naar het vlees en naar de geest. Voor hem zal het geen eeuwige scheiding zijn. Zeer nauw waren de banden tussen zus en broer geweest en die zullen eeuwig blijven. Op de dodenakker had zich een grote schare opgesteld. Dit is altijd zeer opvallend. Als er een kind Gods begraven wordt is er meestal een grote schare bijeen. Daar gaat wat vanuit. Daar stonden wij aan het graf dezer geliefde dode, met ontroering en blijdschap.
De eerste spreker was ds. Fraanje. Met grote vrijmoedigheid gaf hij getuigenis van de grote genade Gods aan de overledene verheerlijkt. Hij schetste haar leven, daar spreker ook zo nauw aan haar verbonden was. Ook de tweede spreker, ds. Heikoop was met hetzelfde vervuld. Zoo spraken zij met een vaardige tong tot Gods eer. De hemel daalde af. De Heere was met Zijn Woord en Geest tegenwoordig. Daarna sprak ouderling A. Ligtenberg uit ervaring en omgang met de overledene. En eindelijk sprak schrijver dezes een woord, op aandrang. Samen is daar gestameld over het zaligen van zondaren, het geluk van Gods volk en het ongeluk der onbegenadigden, zo zij in die staat blijven.
Wat is het dan een vlotte Evangelieprediking aan zo een open groeve van zulk een kind Gods, als de Heere opening geeft! Wat een zalige vrede en onderlinge gemeenschap was er die dag aan het sterfhuis en aan het graf. Wat een grote genade is ons toch bewezen eertijds waren wij kinderen der duisternis, nu zijn wij kinderen des lichts. Vroeger kinderen des doods, der hel, en nu kinderen des Heeren, des hemels! O, vergeten wij nooit, tot welk een prijs dit is geschied. Het vloeit alles uit de eeuwige soevereine liefde des Drieënigen Gods.
Wat zijn er al veel vromen heengegaan, ook te Rijssen. Denk eens aan de geliefde A. Baan, en broeder van Noord en de oude Dieke en zoveel anderen. Nederland heeft ten allen tijde veel kinderen Gods gehad. Wat is het ledig op aarde, nu er zoveel zijn heengegaan. Daartoe zijn zij voorts gekend tot dit zalig doel en Gods eer. De rechtvaardigen worden weggeraapt voor den dag des kwaads.
Maar God zal tot de voleinding der wereld een kerk hebben, hoe diep het er ook door moet.
Zo was de dag der begrafenis voorbij gevlogen. Zoete verbinding onderling, de gemeenschap der Heiligen. En dit zal zo doorgaan tot de laatste zal zijn ingezameld en de Koning op de wolken des hemels met grote heerlijkheid zal verschijnen. Dan zal het ganse lichaam van Christus, waar Hij het hoofd van is, de Vader worden voorgesteld als een volmaakte, gekochte en verloste Bruid.
Hij zal dan eeuwig met de Vader en de Heiligen Geest verheerlijkt worden.
Mijn God, U zal ik loven, omdat Gij dat gedaan hebt.
Hier is dan een korte schets over het leven en sterven van onze geliefde, nu zalige vriendin, Mientje Vrijdag.
In dit boekje volgen van haar nog enige brieven, uit de honderden, die zij geschreven heeft. Op aandrang van velen ben ik eindelijk bezweken om dit op te volgen en iets van haar aan het licht te doen komen. Het zou al eerder zijn geschied, doch de oorlog en gebrek aan papier, heeft het langer doen ophouden dan wij gehoopt hadden.
Uit de brieven zijn de uiterlijke zaken, zoveel als dit niet tot stichting diende, uitgenomen. Zover het met de taal mogelijk was, is het in den oorspronkelijke zin overgebracht. Het is alles vol gebrek, ook van mij, maar daar ik vast vertrouw dat de vrienden met mijn onbekwaamheid zekerlijk rekening zullen houden, breng ik dit ter perse.
Moge God er in verheerlijkt worden, Zijn Koninkrijk er door uitgebreid en Gods Kerk er door geleerd en bemoedigd worden.
Dit is de wens van Uw onwaardige vriend,
Scherpenzeel, Maart 1947
B. ROEST
Wie nog wat over het oude volk van God heeft kan het hier tot stichting en mocht het zijn tot onderwijzing, plaatsen…
Dit is een vrij lang stuk, maar het is wel waard om gelezen te worden.
MIENTJE VRIJDAG
Levensschets door de heer Bart Roest
Wij lezen in Spreuken 10:7: "De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn". De waarheid daarvan is bevestigd in Gods dierbaar Woord. In Hebr. 12 vers 1 staat het met gouden letteren: Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggen. Denk eens aan Henoch en zijn wandel met God. Aan Noach en zijn veiligheid in de ark. Ja, denk aan de aartsvaderen Abraham, Izaäk en Jacob, hun geloofswandel en het einde huns geloofs. En Lot werd uitgeleid uit Sodom. Ziet een Mozes' keus, leven en einde. Geheel Hebreeën 11 zegt het ons, dat de gedachtenis des rechtvaardigen tot zegen zijn geweest.
In deze wolk der getuigen was ook besloten onze geliefde zielsvriendin M. Vrijdag. In haar is vervuld dat zij in het geloof en de hoop standvastig en lijdzaam heeft volhard. Zij heeft door genade volhard tot het einde toe. Zij is in 1943 ingegaan in de eeuwige heerlijkheid. Met Paulus mocht zij getuigen: Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden, voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij, de Heere, de Rechtvaardige Rechter in dien dag geven zul, en niet alleen mij, maar ook allen die zijn verschijning liefgehad hebben. O, wat een verlossing, overgegaan vanuit de strijdende, naar de triomferende Kerk. Haar wens verkregen om zonder zonde, God eeuwig te verheerlijken.
Van onze vriendin, die nu verheerlijkt is, mogen wij met vrijmoedigheid getuigen wat Paulus van Timothéüs getuigde, als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunice, en ik ben verzekerd, dat het ook in u woont. Zij heeft menigmaal van haar grootmoeder en haar moeder gesproken, die beiden, volgens haar getuigenis, God vreesden.
Mientje Vrijdag werd geboren te Rijssen in het jaar onzes Heeren 1884 op 11 Januari.
Haar vader is 87 jaar oud (1946) en leeft nog. Haar moeder is gestorven in 1890. Dus was zij met haar enige broer vroeg haar moeder kwijt. Zeer jeugdig riep God haar door Woord en Geest uit de wereld. Hij trok en overtuigde haar. Zij werd geheel omgezet en zaligmakend overwonnen. Haar ziel werd wonder krachtig zichtbaar ingewonnen voor de dienst van de Volzalige Verbonds God. Met veel droefheid betreurde zij haar zonden tegen een goeddoend God misdreven. O, hoe kon zij met veel ootmoed en aanbidding van haar opzoeking vertellen. Zeer helder ging dit haar in vervulling: Wat wilt Gij dat ik doen zal?
Vroeg en jeugdig werkte de Heere met Zijn Geest in haar door. Helder van begin tot het einde was haar weg die God met haar gehouden heeft. Klaar was zij in de opzoekende liefde Gods. Die Geest des Vaders en des Zoons overtuigde haar diep van de val en haar Godsgemis. Niet lang stond zij in de eerste toeleiding. Spoedig werd de Zone Gods in de beloften aan haar ziel geopenbaard. Zij mocht Hem als een verloren ziel in het Evangelie der beloften, in het geloof omhelzen door een geschonken toevluchtnemend geloof. Krachtig werd zij tot God bekeerd. Steeds dieper werd zij ontdekt aan haar schuld en onverzoende staat met God. Diep werd zij in het Christus‑gemis ingezet. En al had zij in al de toeleidende wegen veel geloofsoefeningen, op Gods tijd werd zij met alles ingezet tot een totale verlorenheid. Zij werd daartoe naakt uitgestroopt en ontbloot en in het Godsgemis ingezet, haar werd buiten Christus alle grond van zaligheid ontnomen. Eindelijk bracht de Heere haar ziel in een afgesneden weg. Met David uitroepende Och Heere, och werd mijn ziele door U gered, enz. Zij werd in haar erf- en dadelijke zonden teruggebracht in het Paradijs. Daar is vervuld:
'k Wou vluchten, maar kon nergens heen,
zodat mijn dood voorhanden scheen,
en alle hoop mij gans ontviel,
daar niemand zorgde voor mijn ziel.
Zij mocht door genade door God, onder God vallen en buigen onder dat heilige recht Gods en met David getuigen:
'k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog,
Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.
Daar werd zij in de Vierschaar Gods vrij en soeverein gerechtvaardigd van de zonde, zodat Zondag 23 in haar vervuld werd. O, wat was zij als een gewaterde hof, als zij dit mededeelde, hoe dat tussen een rechtvaardig Goddelijk Rechter, de Middelaar en Borg Jezus Christus tussentrad. Dat zij met een Heilig en Rechtvaardig God in Christus werd verzoend. Dat zij in dat bloed gereinigd werd. Hem als een gegeven Zaligmaker en Verlosser, als haar Bloedbruidegom mocht eigenen. Al haar zonden voor eeuwig uitgedelgd en verzoend werden. Menigmaal was zij dan als boven het stof, als zij dit mededeelde dat zij Zondag l geheel mocht beleven. De Vader haar Zijn Zoon gaf en de Zoon als Borg haar tot de Vader bracht. Ja, dan kon zij zo smakelijk getuigen:
Zijn goedheid steeg ten top,
Hij nam zijn Israël op.
En de Vader haar overnam uit de hand van de Borg. Zo kreeg zij een plaats in het eeuwig liefdehart Gods des Vaders. De Geest heeft dit verzegeld en getuigde met haar geest dat zij een kind Gods was.
Zo had zij de ganse Middelaarsverdienste tot haar deel en was zeer jong toen zij zich verliezen mocht in God Drieënig als haar Bondsgod. O, wat kon zij eerbiedig van die Goddelijke Personen spreken. Al Gods volk en knechten zijn daar getuigen van, dat ik dit maar stamelen kan van haar weg en leven. Zo had zij een thuiskomen in het hart des Vaders. Die overwint, zegt Christus, Ik zal hem geven te eten van het manna, dat verborgen is, en Ik zal hem geven een witten keursteen en op den keursteen enen nieuwen naam geschreven, welke niemand kent, dan die hem ontvangt.
O, dat kindsschap Gods is zo dierbaar. En wat de zaak voortreffelijker maakte was, dat zij er de genade bij had, van nederigheid en eenvoud. Laag in zelfverfoeiing, werkzaam door het geloof, als vrucht van doorgaande zelfontdekkingen en ontblotingen. De Vader had haar met al de weldaden weer gebracht door Zijn Geest tot Christus, om uit Hem bediend en onderhouden te worden. Ja uit Hem en door Hem te leven. Zonder Hem kon zij niets doen. Zij verstond door genade die kunst: hoe lager bij de grond, hoe dichter bij 't verbond. Om uit dat eeuwige Verbond te leven, uit de God des Verbonds, door de Verbonds Middelaar, in de bediening van Geest en Woord. Zo had zij overal de grond uit verloren. Ook had zij een uitvallend vermogen in de weg der heiligmaking. Daar was zij zeer Evangelies in, om buiten haar zelfs te werken.
Zij ging in het huwelijk met Jan ter Haar, een kind des Heeren. Dit was nu een Godvrezend echtpaar. Met dubbele banden aan elkander en God Drieënig verbonden. Ook haar man was zeer bevoorrecht op de weg des levens. Zo waren zij tot Gods eer. Zij leefden zo in de echt, enige maanden gelukkig. Helaas, daar werd haar man krank en na een korte tijd stierf hij. Door bloedspuwingen werd zijn leven gesloopt. Op zijn ziek- en sterfbed heeft hij vrij en blij getuigd van de hoop die in hem was voor de eeuwigheid. Zijn ziekbed was Hemels en met ruimte en blijdschap verliet hij deze aarde en was thuis. Dit heb ik veel gehoord uit de mond van onze geliefde Mientje in haar leven.
Zeer kort geleden waren zij in dit Heilig Huwelijk bevestigd door den Weleerw. Heer Ds. van Neerbosch naar aanleiding van Zondag 9. Ja, Zondag 9 had zij als een reispas op haar huwelijksweg van haar hemelse Vader ontvangen. O, dit zou haar zo te pas komen in de verdrukking. Zo jong weduwe in dit zo droeve jammer‑ en tranendal.
Haar man was kort weg en daar werd een mannelijk zaad geboren, dat nu al 32 jaar oud is. O, wat zou het eeuwig groot zijn als de Heere zich zijner mocht ontfermen, om hem te arresteren en te bekeren Dan zou er een wandelen zijn in de voetstappen van zijn nu Godzaligen vader en moeder. O, dat er geen eeuwige scheiding mocht blijven. Vader heeft hij niet gekend, maar moeder heeft veel vermaand en haar knieën gebogen om haar hart en smart uit te storten. O, zoon van zulke ouders, en gij kinderen van zulke ouders, o waar zult gij aanlanden dit heil te moeten missen. Ook mijn zaad en het zaad van alle Gods kinderen, eens zult gij hen zien verheerlijkt aan de rechterhand in die grote oordeelsdag. Och, dat uw hart met heilige jaloersheid mogen vervuld worden. Roep toch zeer sterk tot de God van uw ouders, wandelt door genade in hun voetstappen. Straks komen wij samen voor Die ontzaggelijke Heere Jezus, voor Zijn geduchte troon. De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden en zij zullen uit Zijn koninkrijk vergaderen al de ergernissen en degenen die de ongerechtigheid doen. En zullen hen in de vurige oven werpen, daar zal wening zijn en knersing der tanden. Dan zullen de rechtvaardigen blinken gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. O kinderen, wendt u toch tot de God van uw ouders. Wie weet wat er gebeurt. Hij mocht zich wenden om, uit genade, u dit voorrecht uwer ouders te schenken. Daar zijn zij boven, verlost en in God verblijd. Denkt u wel aan hun vermaningen en gebeden en opvoeding? Dit komt alles terug . . . Maar ik zou afwijken. Die gelukkige zielen, wat zijn zij eeuwig gelukzalig. Maar nu komen we weer op Mientje terug.
Het was een zware slag voor haar, zo jong en zo spoedig haar man kwijt te raken. Toen heeft zij een tijd gehad, dat ze veel te diep in het zwart ging. Zij was vol smart en diep treurende. Ze verloor er de zo zoete gemeenschap Gods mede. Enige maanden kon zij niet onder God komen. Haar vlees verteerde van vleselijke smart en droefheid. Eindelijk behaagde het den soevereine God om Christus wil, haar te vernederen door Woord en Geest. Zij mocht door God onder God bukken en buigen met zelfverfoeiing. Zij werd weer in de stand van het leven in de vrijheid gesteld en door de voorbidding van haar oudste Broeder, in dat bloed, van zonde van opstand gewassen worden; en mocht het verzoenende aangezicht Gods des Vaders weer zien en ontmoeten. Daarop volgde vanzelf dat zij mocht wandelen in de vertroosting des Heiligen Geestes. Zo werd zij opnieuw gelouterd en gereinigd. Nooit is deze opstand teruggekomen, maar wel had zij gedurig gemeenschap met haar man boven en verlangde zij om samen te zijn, zonder vlees, om God te verheerlijken. Vandaar had zij het veel over haar man.
Dat alles gaf haar vroeg een plaats in Gods Kerk. In geheel Rijssen en later in Nederland werd deze weduwe in het werk der genade, hoog geacht. Altijd had zij de minste plaats, in haar schatting onder Gods gunstgenoten. Het waren haar de Heiligen van hoge plaatsen. Zij was een planting en een hoeksteen in Gods huis. Zij was geoefend in, veel strijd, maar ook in het Woord der gerechtigheid. Meer en meer werd zij verdiept in den Rotssteen Jezus Christus. Het vuur des Geestes wat gedurig in haar harte brandende. Zij had veel vrijmoedigheid in het geloof. Ook was zij een diep‑ingeleide ziel in de Gods‑ en Verbondsgeheimen. Zeer klaar was zij in de geloofsoefening. Haar geloofskennis was zeer onderscheiden en practikaal. Zij was diep bekend geworden in de wettische gronden en ook in den weg der verzoening en Godzaligheid. Zij had grote lust tot onderzoek van Gods Woord en een liefhebster van de van God ingestelde middelen. Het was voor haar een verlustiging onder de waarheid te mogen neder zitten. Haar grootheid bestond in haar lage nietigheid. En dan die nauwe geloofsvereniging met Christus, Zij was gesteld om in Hem vrucht te dragen. Zo wandelde zij door geloof en liefde met haar Goël. Dit wandelen met Hem was een wandelen in den Geest. Zo was zij een geoefende ziel in het doden van de werking des vleses, door de kracht van Christus' bloed. Dit vloeide weer voort uit de gebruikmaking van Christus Middelaarsverdienste.
Dit gaf haar grote vrijmoedigheid met een diepe ootmoed. Zo was zij steeds vermanende, opwekkende of bestraffende.
Zeer diep inzicht had zij in de diepe val van Adam en in haar hart. Doch daar tegenover ook heldere openbaring van de diepten Gods.
Zo had zij een helder inzicht in de breuk der kerk en haar verval, alsmede diep blikkend in de oordelen Gods, zowel Vaderlijk als richtelijk. Helder liet de Heere haar gedurig zien de aanstaande Godsgerichten die gekomen zijn en nog komen zullen. Zeer ernstig was zij daarin om te waarschuwen. Haar klederen waren door genade onbesmet van haar geslacht en afval. Zij zag de verleidende verdorven tijdgeest, die zo diep van de God der vaderen afgeweken was. Als zij daarvan sprak en in het gebed was, dan was zij een gewaterde hof gelijk. Nooit schudde zij het oordeel der Kerk en Natie af, maar zij was dan door Gods Geest zo diep vernederd, dat zij als een zeer schuldig mens onder de oordelen was bukkende. Niemand durfde haar dan tegen te komen, daar er zoveel van afvloeide, dat ze de gewetens mede had. Zij stond niet boven de breuk maar in de breuk, aldus sprak zij er niet over, maar uit de breuk. Zij droeg de schuld uit haar harte voor God.
En zij had de genade en deugd dat zij rond oprecht was. Zij sprak nooit achter iemands rug maar sprak medelijdend in het aangezicht, Zij kon niet door onvlakke wegen, dan was zij een bestraffende mond. Met lof en achting sprak zij over Gods knechten en volk, als zij daar niet bij waren. Scherp was zij in het waarschuwen tegen achterklap of dwalingen, maar ook voor doorvloeiingen. Er ging stichting van haar uit. Zij sprak, laag van haar zelf, maar hoog van God. In gezelschappen en in sterfhuizen was zij tot stichting met diepgaande verootmoediging.
Vele van Gods kinderen werden door deze ziel vertroost en gesterkt. Men kon haar de geheimen en de lasten toevertrouwen, zij ging er mee tot God. Is dit niet waar, kinderen Gods, die haar gekend hebben en nog leven. Zeg ik er teveel van? Is dit niet tot lof van Gods genade in haar zo rijkelijk verheerlijkt? Zij was de blinde tot ogen en een stut voor Gods Kerk op aarde. Er ging een goede reuk van Christus van haar uit. Zij liet waar zij was geweest, altijd wat achter. In de leer helder en ongeveinsd, daardoor was zij geliefd onder Gods oprechte volk. Dit vloeide voort uit vrije genadebediening Gods. Want dit schrijf ik niet om haar te vergoden, maar om God te verheerlijken in en door haar.
Het vrije welbehagen Gods, de soevereine genade Gods, was haar spijs en drank. Als haar Drieënig Verbonds God maar verheerlijkt werd, dan blonk haar aangezicht. De ere Gods woog haar zwaar op het hart. O, wat was zij een worstelares voor huis, gemeente, land, volk en overheid. Nooit kon er een van Gods knechten in Rijssen het Woord uitdragen of zij had in het openbaar of in het verborgen, hen opgedragen. Dit kwam dikwijls uit, in de mededelingen over haar zielservaringen. De ambtsdragers en de gemeente kunnen dit zeer wel weten. Ja, o dienaren des Woords en ambtsdragers, moeten wij dit niet tot Gods eer vermelden, wat God ons in haar gegeven heeft? Menigmaal zijn zij door haar woord bemoedigd de kansel opgegaan. Voor de noden der tijden lag zij gedurig, in de eenzaamheid, op de knieën te worstelen. Ja, menigmaal, als Daniël, met open vensteren. Dan goot zij haar hart zo uit, met zulk een Goddelijke eerbied en aandrang, zodat alles zat te wenen als zij amen zeide. Ook viel zij gedurig aan de zijde Gods met de schuld van land, volk en kerk. Dan kon zij Gods handelingen zo rechtvaardigen.
Ook moet ik nog mededelen, dat zij onder de zeldzaamsten was, dat de Heere haar des nachts uit de slaap wekte, om uit haar bed te gaan, om met de menigvuldige noden te worstelen en tot God te gaan. Zij had nachtelijke gebedsoefeningen. Gedurig is haar dan, gelijk Esther, de gouden scepter toegereikt. Ja, dat met God worstelen, was in haar niet zeldzaam. Veel Godsgeheimen zijn haar in den nacht geopenbaard. Van de velen zal ik er sommigen noemen.
Lang voor de oorlogen en verwoestingen kwamen heeft zij met een Jeremia, beluisterd op een nacht, duidelijk het grote krijgsrumoer. Zij was dan zo ontroerd en bevende, dat zij op haar aangezicht des nachts lag te wenen. Eenmaal bepaalde de Heere haar uit Jeremia 25 van vers 15 tot het einde, bijzonder; lees dit eens aandachtig. Nu vraag ik, is dat niet vervuld? Heeft de ganse aarde, alle volkeren der aarde, niet uit deze beker gedronken? Is dit ook niet in deze grote wereldoorlog vervuld? En zal dit niet verder worden vervuld?
Dan weer werd zij bepaald bij de verschrikkingen en verderfenis des Almachtigen.
De hongersnood is haar in 1936 zeer krachtig bekend gemaakt. Is de honger niet op aarde geweest?
In die nacht kreeg zij een Verbondsbelofte van haar hemelse Vader door Christus uit Spreuken 27 vers 26 en 27. Dit is in haar gezin vervuld.
Veel andere zaken moet ik voorbijgaan, welke meer personen betreffen die nog in leven zijn en andere zaken die nog vervuld moeten worden. Grote voorzichtigheid is hier nodig.
Wat de Kerk aangaat, heeft zij ook veel van Godswege ervan gezien uit Jeremia 12 vers 7. Ook heeft zij de Kerk ontmoet in Jona 1 vers 11, 12 en 13. Jona overboord en hoe de Kerk probeerde met roeien het schip aan wal te krijgen, doch de storm hoe langer hoe onstuimiger werd en dat eindelijk Jona bereidt was om overboord geworpen te worden. Ook heeft zij de ganse Kerk ontmoet in de verloren zoon, hoe dat de ganse Kerk op Gods tijd met de verloren zoon, met schuldbelijdenis zou wederkeren tot Sion met grote ontfermingen zodat zij uit het Verbond Gods het toegebrachte zaad heeft omhelsd en ook de wederkerende Kerke Gods. Ja zelfs het oude Bondsvolk Israël daarin ontmoet, dat God Almachtig dit volk zal doen wederkeren. En dit ging met grote eenvoud en de diepste afhankelijkheid gepaard, met aanbidding.
Wat zal ik meer van dit alles getuigen? Veel lasten van Gods knechten zijn door haar gedragen voor de troon Gods. Ook mijn gezin en persoon droeg ze. Zeer nauw in God was zij aan mijn echtgenote verbonden. (Liesje van Rooijen te Scherpenzeel) En ook na de dood van mijn geliefde gade, heeft zij getrouw onze lasten en droefheid gedragen. Dit was ik gans onwaardig en deed mij gedurig uitwenen van verwondering.
Zo was haar leven als een vreemdeling op aarde. Zij was hier niet thuis. Wat verlangde zij innig naar de aflossing van haar post, met lijdzaamheid en waking. Gedurig waren haar genegenheden en ook meditatiën Boven. Zij heeft menigmaal met haar geest Boven mogen vertoeven. Zo sprak zij veel uit dagelijkse leven met haar God. Al langer hoe zwakker werd haar aardse tabernakel. Eindelijk openbaarde zich de verborgen kwaal, de kanker in haar lichaam. Nu kwam aan het licht waaruit de verborgen pijnen en steken vandaan kwamen. Dit sloopte haar lichaam, zij sleepte zich voort. Was haar natuur niet zo opgewekt en ijverig geweest, dan had zij al langer op bed gelegen. Maar de laatste maanden kwam zij geheel te liggen. Onder de grootste smarten, was zij zeer gelaten. Wat kon zij dan getuigen van de heilzame lessen, voortspruitende uit de gedurige Vaderlijke kastijdingen. En veel sprak zij over het bitter lijden van haar Bruidegom en de vertroostingen des Geestes. Dan sprak zij allen die haar bezochten nog moed in, of waarschuwde, en zo prees zij de zo zalige dienst van God aan.
Zij sprak veel over haar aanstaande adres, namelijk dat toekomstig Hemelleven, om ongestoord, zonder zonden, in de zalige gemeenschap met God te verkeren. In Gods kracht mocht zij de vijand op haar Borg wijzen, zodat hij gedurig wegsloop als een dief. In haar ziek‑ en sterfbed had zij een tere omgang met haar Hoofd en Borg. Haar ziekbed was een predikstoel. Niemand ging er zonder indruk vandaan. Vol was zij van de inwoning Gods en des Geestes. En was zij onder verlating, of onder afdruk van den ouden mens en haar verdorvenheden, dan kwam zij zo laag in de schuld, dan kon zij het uitwenen. Dan kon zij het niet dragen, indien daar enige verwijdering was gekomen. Onder aanhoudende pijnen werd zij tot den dood bereid. Eindelijk werd het aardse huis dezes tabernakels verbroken.
Op 27 juli 1943 ging zij de eeuwige Heerlijkheid in. De poorten van het Hemels Paradijs gingen ver open op grond van het ganse Borgwerk van Immanuël. Het leven was haar Christus en het sterven gewin. De dood was geen betaling voor de zonde, maar alleen een afsterving van de zonde en een doorgang tot het eeuwige leven.
Zij liet achter haar vader, nu oud 87 jaar, haar oude 80-jarige tante, en een gelukkige ook Godvrezende broeder, tevens ambtsdrager in Gods Kerk. En dan haar zoon 32 jaar.
Let op den vrome en zie naar den oprechte, want het einde van dien man zal vrede zijn. Alzo ook deze gelukkige weduwe oud 59 jaar. Christus getuigt: Vader, Ik wil, dat waar Ik ben ook die bij mij zijn, die Gij mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld. De Vader verkoor haar daartoe, de Zoon kocht haar daartoe, en de Heilige Geest bewerkte haar daartoe, als een vat ter heerlijkheid. Zo was dit Koningskind voor eeuwig thuis. Nu mag zij zich verblijden, met al de gezaligden, in God Drieënig om Hem eeuwig te verheerlijken. Die in Christus gelooft, sterft niet in der eeuwigheid.
Zaterdag, van diezelfde week, werd zij begraven. Het sterfhuis zat van achter tot voren vol met de bloedverwanten en de vriendenkring. De Eerw. ds. Fraanje had de leiding. En daar het huis te klein was om de grote scharen te bevatten, was er naast ook een huis vol met vrienden, waar Ds. Heikoop de leiding had. Alle waren vervuld met het geluk der ontslapene en van al Gods volk.
De monden van de leeraars vloeiden daarvan over en er was een aangename vrede. God gaf getuigenis van Zijn werk tot Zijn eer. De mens werd vernederd en God werd verhoogd. Laat ik dit er bij zeggen, dat het van Godswege werd vergund. Hij gaf daar opening en vrijheid toe. Gods eer was het hoogst doel, daar gaat alles om. Dit volk heb Ik mij geformeerd, opdat het Mijn lof zou vertellen. Daar werd dat grote licht uitgedragen, Gods raad uitgediend.
Daar liep haar enigst kind achter de lijkstatie met de andere bloedverwanten. Ook de enige broeder, een dubbele broeder, naar het vlees en naar de geest. Voor hem zal het geen eeuwige scheiding zijn. Zeer nauw waren de banden tussen zus en broer geweest en die zullen eeuwig blijven. Op de dodenakker had zich een grote schare opgesteld. Dit is altijd zeer opvallend. Als er een kind Gods begraven wordt is er meestal een grote schare bijeen. Daar gaat wat vanuit. Daar stonden wij aan het graf dezer geliefde dode, met ontroering en blijdschap.
De eerste spreker was ds. Fraanje. Met grote vrijmoedigheid gaf hij getuigenis van de grote genade Gods aan de overledene verheerlijkt. Hij schetste haar leven, daar spreker ook zo nauw aan haar verbonden was. Ook de tweede spreker, ds. Heikoop was met hetzelfde vervuld. Zoo spraken zij met een vaardige tong tot Gods eer. De hemel daalde af. De Heere was met Zijn Woord en Geest tegenwoordig. Daarna sprak ouderling A. Ligtenberg uit ervaring en omgang met de overledene. En eindelijk sprak schrijver dezes een woord, op aandrang. Samen is daar gestameld over het zaligen van zondaren, het geluk van Gods volk en het ongeluk der onbegenadigden, zo zij in die staat blijven.
Wat is het dan een vlotte Evangelieprediking aan zo een open groeve van zulk een kind Gods, als de Heere opening geeft! Wat een zalige vrede en onderlinge gemeenschap was er die dag aan het sterfhuis en aan het graf. Wat een grote genade is ons toch bewezen eertijds waren wij kinderen der duisternis, nu zijn wij kinderen des lichts. Vroeger kinderen des doods, der hel, en nu kinderen des Heeren, des hemels! O, vergeten wij nooit, tot welk een prijs dit is geschied. Het vloeit alles uit de eeuwige soevereine liefde des Drieënigen Gods.
Wat zijn er al veel vromen heengegaan, ook te Rijssen. Denk eens aan de geliefde A. Baan, en broeder van Noord en de oude Dieke en zoveel anderen. Nederland heeft ten allen tijde veel kinderen Gods gehad. Wat is het ledig op aarde, nu er zoveel zijn heengegaan. Daartoe zijn zij voorts gekend tot dit zalig doel en Gods eer. De rechtvaardigen worden weggeraapt voor den dag des kwaads.
Maar God zal tot de voleinding der wereld een kerk hebben, hoe diep het er ook door moet.
Zo was de dag der begrafenis voorbij gevlogen. Zoete verbinding onderling, de gemeenschap der Heiligen. En dit zal zo doorgaan tot de laatste zal zijn ingezameld en de Koning op de wolken des hemels met grote heerlijkheid zal verschijnen. Dan zal het ganse lichaam van Christus, waar Hij het hoofd van is, de Vader worden voorgesteld als een volmaakte, gekochte en verloste Bruid.
Hij zal dan eeuwig met de Vader en de Heiligen Geest verheerlijkt worden.
Mijn God, U zal ik loven, omdat Gij dat gedaan hebt.
Hier is dan een korte schets over het leven en sterven van onze geliefde, nu zalige vriendin, Mientje Vrijdag.
In dit boekje volgen van haar nog enige brieven, uit de honderden, die zij geschreven heeft. Op aandrang van velen ben ik eindelijk bezweken om dit op te volgen en iets van haar aan het licht te doen komen. Het zou al eerder zijn geschied, doch de oorlog en gebrek aan papier, heeft het langer doen ophouden dan wij gehoopt hadden.
Uit de brieven zijn de uiterlijke zaken, zoveel als dit niet tot stichting diende, uitgenomen. Zover het met de taal mogelijk was, is het in den oorspronkelijke zin overgebracht. Het is alles vol gebrek, ook van mij, maar daar ik vast vertrouw dat de vrienden met mijn onbekwaamheid zekerlijk rekening zullen houden, breng ik dit ter perse.
Moge God er in verheerlijkt worden, Zijn Koninkrijk er door uitgebreid en Gods Kerk er door geleerd en bemoedigd worden.
Dit is de wens van Uw onwaardige vriend,
Scherpenzeel, Maart 1947
B. ROEST