Upquark schreef:Kan ik ergens een meditatie lezen uit de Saambinder? Ben wel benieuwd...
“Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed” (Jesaja 64:6a)
Het kleed van Christus’ gerechtigheid
‘Doch
wij allen zijn als een onreine…’ Zo heeft Jesaja het tweestammenrijk van Juda aangesproken! Hij noemt hen onreinen. Hij sluit er zichzelf niet buiten, want hij schrijft: ‘Wij allen’. Geliefde lezer(es),
wij allen zijn in Adam peilloos diep gevallen. Niemand uitgezonderd, hoofd voor hoofd, hart voor hart. Paulus schrijft: ‘Want zij hebben gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods.’
Waarom schrijft Jesaja: ‘Doch wij allen zijn als een onreine?’ Wel, Jesaja heeft zichzelf door de bearbeiding van de Heilige Geest als een onreine voor God leren kennen. Hij schrijft: ‘Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en woon in het midden van een volk dat onrein van lippen is’. Dat is hij door de genade Gods aan de weet gekomen. Weet u hoe hij dat aan de weet gekomen is? In het licht van Gods vlekkeloze majesteit heeft hij eigen zonde, schuld en ongerechtigheid leren zien. Hij schrijft het zelf: ‘Want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien.’
Geliefde lezer(es), kent u daar ook iets van in uw persoonlijk leven? Bent u al een onreine voor de Heere geworden? In Leviticus 13:45 lezen wij van de melaatsen: ‘Voorts zullen de klederen des melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd zijn, en zijn hoofd zal ontbloot zijn, en hij zal de bovenste lip bewimpelen; daartoe zal hij roepen: Onrein, onrein!’ Hebt u het met de melaatse al voor God beweend: ‘Onrein, onrein?’
‘En al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed.’ Is uw ongerechtigheid al schuld voor God geworden? Jesaja schrijft hier niet over ongerechtigheden, maar over gerechtigheden. Zijn uw gerechtigheden al schuld voor God geworden? Zolang wij daarin ons leven vinden zal de Middelaar geen waarde krijgen. Daar werkt de Heere in het leven van Zijn kinderen op aan.
Welk een pijnlijke les om gerechtigheden, ja, eigengerechtigheden voor God te verliezen. Wat zijn dat eigenlijk? In onze kanttekeningen lezen wij:
Dat is, al onze beste werken, of wat wij voor goeds gedaan zouden hebben. Al mijn werken, deugden, tranen, werkzaamheden, vroomheid zijn tekort om voor God te kunnen bestaan. Ze moeten een wegwerpelijk kleed worden.
Weet u wat dat betekent? In het Hebreeuws lezen wij: Een kleed der wegwerping! Zoals onze kanttekeningen schrijven:
Als een vuil, bezoedeld kleed; of een kleed van lompen en lappen samengeflanst.
Gods kinderen leren zichzelf als een goddeloze kennen. Bent u dat al geworden? En dat leert de Heere Zijn kinderen door de ontdekkende bearbeiding van de Heilige Geest. Dat is zo noodzakelijk en onmisbaar. Gods kinderen worden als goddelozen en niet als vrome mensen zalig. Niet in de uitleving, maar wel in de innerlijke doorleving voor de Heere. Dat is smartelijk om te doorleven, maar noodzakelijk om aan de weet te komen dat er maar één gerechtigheid is om voor de Heere te kunnen verschijnen.
Welke gerechtigheid? De enig geldende gerechtigheid van Christus die alleen redden kan van de dood. Welk een wonder om als een uitgewerkte, naakte zondaar voor de Heere te mogen buigen.
‘Want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan.’ Wie bekleedt de Heere met de klederen des heils? Zij die alle heiligheid in zichzelf missen. Wie doet de Heere de mantel der gerechtigheid om? Zij die ontbloot zijn van alle gerechtigheid.
De gerechtigheid heeft Christus voor Zijn volk verworven en Hij past die gerechtigheid ook toe. Nee, dat doen Gods kinderen zelf niet! Hij bekleedt! Hij doet hen die klederen aan! Hij is niet alleen een Middelaar van verdienste, maar ook van toepassing. Dat kleed der gerechtigheid heeft Hij verworven in de weg van bitter lijden en verzoenend sterven.
Hij, de Koning der koningen, is door Maria in doeken gewonden. Hij is veracht en bespot geworden door Herodes en zijn krijgsknechten. Wij lezen in Gods Woord van Herodes: ‘Deed Hem een blinkend kleed aan’. Pilatus krijgsknechten wierpen Hem een purperen kleed om. In Johannes 19:5 lezen wij: ‘Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon, en het purperen kleed. En Pilatus zeide tot hen: Ziet, de Mens!’ Jezus, de volkomen Zaligmaker heeft naakt aan het kruis gehangen, opdat naakte zondaren door Zijn gerechtigheid bekleed zullen worden.
Geliefde lezer(es), zijn uw zonden, uw ongerechtigheden al schuld voor God geworden? Weet het toch, buiten het kleed van Christus’ gerechtigheid kunnen wij God niet ontmoeten. Dat het heil van uw onsterfelijke ziel werd opgebonden. Smeek de Heere of Hij uw onreinheid wil bekendmaken. In Christus is alles wat tot zaligheid nodig is. Niemand heeft teveel gezondigd, is te onrein of te vuil. ‘Want het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden.’
Volk des Heeren, de Heere geve u ontdekking. Vraag daar toch om! Het is een gebed tegen uzelf in, maar wel noodzakelijk, opdat in het verlies van uw gerechtigheden, de eeuwige behoudenis ligt door Zijn gerechtigheid.
Veenendaal, Ds. J. van Belzen
(Uit: De Saambinder, 9 augustus 2007)