De radicaliteit van zonde en genade
Geplaatst: 08 apr 2009, 13:06
Ds. M. J. van Gelder voelt zich thuis bij de Schotten, Hugo Binning en Thomas Boston. „Ds. A. Vergunst heeft ons op de Theologische School op dat spoor gezet. Van hem moesten we de ”Ettelijke gronden van de christelijke religie” van Binning grondig doorwerken. Voor het overige probeer ik in de prediking vooral mezelf te zijn.”
Ds. Van Gelder (70) gaat per 1 mei met emeritaat. Ruim 38 jaar was hij predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. Hij diende zes gemeenten: Enkhuizen, Gouda, Nieuwerkerk (Zeeland), Tricht-Geldermalsen, Ridderkerk-Slikkerveer en Middelburg-Zuid. „In bijna alle gemeenten heb ik me in de prediking thuisgevoeld. Het was niet overal even gemakkelijk, maar ik weet van Godswege dat ik in al die zes gemeenten heb moeten zijn. De Heere heeft de arbeid in de gemeenten willen zegenen.”
Van Gelder was aanvankelijk werkzaam in de accountancy. Dat typeert zijn karakter en stempelde zijn prediking. „Ik denk tamelijk exact, ben niet filosofisch, en zit niet vol bespiegelingen. Ik wil prediken wat er staat: „Alzo staat geschreven.” Predik het Woord, niet jezelf, niet je eigen gemoedsgesteldheden, maar het Woord. Dat bewaart voor eenzijdigheden en als het Woord mag spreken, zal er ook onderwijs zijn, door de toepassende kracht van de Heilige Geest.”
Bekeringsgeschiedenissen zijn aan ds. Van Gelder niet besteed. „Het wordt vaak allemaal zo mooi. Van Petrus en Paulus lees ik ook geen uitgebreide bekeringsgeschiedenissen in de Bijbel. De Bijbel zegt heel kort hoe ze geroepen zijn, waar ze gewerkt hebben, en wat de vrucht op hun werk was. Dat is genoeg. Hoe de Heere met Zijn kinderen en knechten handelt, is heel persoonlijk.”
Het emeritaat vervult ds. Van Gelder meer met verwondering dan met weemoed. „Er is dankbaarheid dat ik zo lang in Gods wijngaard heb mogen arbeiden.” Het doel van al die arbeid was: „Het behoud van zielen, waardoor Gods Koninkrijk wordt uitgebreid, en het onderwijs aan Gods kinderen, vanuit Schrift en belijdenis. In elke preek moet het gaan om Adam en Christus, dood en leven, Wet en Evangelie. Dat is een bevrijdende boodschap, als de Heilige Geest die gebruikt om een verbrijzelde zondaar te onderwijzen en te troosten in Christus.”
Ds. Van Gelder vindt in de belijdenisgeschriften geen „systematiek aangereikt over de gangen van het geestelijk leven.” „Elke predikant legt natuurlijk zijn eigen accenten en heeft zijn eigen karakter. Dat mag. De discipelen waren ook niet allemaal eender. Maar van de Schotten heb ik de radicaliteit geleerd van zonde en genade. De mens is gedood door de Wet, wordt levend gemaakt door het Evangelie, door de toepassende kracht van de Geest. Dat is het ware bevindelijke leven. Daarbij zijn er in de Schrift natuurlijk wel Bijbelse onderscheidingen, van hongeren en verzadigd worden, van dorsten en drinken, van zoeken en vinden.”
Als belangstellende en als afgevaardigde heeft ds. Van Gelder meer dan veertig jaar alle generale synodes bijgewoond. „Er is gaandeweg meer structuur gekomen in de wijze van vergaderen. De sfeer op synodes heb ik meestal als hartelijk ervaren. We hebben geleerd om volwassen met elkaar te spreken, net zo lang totdat er een zekere mate van consensus ontstaat. Dat is een positieve ontwikkeling.”
Ds. Van Gelder heeft korte tijd zitting gehad in het bestuur van de Jeugdbond, was deputaat en penningmeester van Bijbelverspreiding, was verschillende jaren voorzitter van het deputaatschap voor evangelisatie, was deputaat van het schippersinternaat Eben Haëzer en medeoprichter van Woord en Daad.
Het „hartelijke contact” met de gemeente zal ds. Van Gelder gaan missen. „Maar ik hoop zondags te mogen blijven preken, en zo dienstbaar te mogen zijn in de vacante gemeenten.”
Over de plaats van de kerk in de samenleving is de predikant niet optimistisch. „Mensen worden weer religieus, maar schijnen dat ook wel zonder de kerk te kunnen zijn. Ik vraag me dan wel eens af wat men dan precies gelooft, en waar men in gelooft. De autoriteit van de Heilige Schrift als gezaghebbend voor ieder mens wordt steeds minder geaccepteerd. Er wordt getornd aan het gezag van de belijdenisgeschriften. De moderne media hebben ervoor gezorgd dat het besef van de eeuwige dingen, van de onsterfelijkheid van de ziel, van de noodzaak van wedergeboorte en waarachtige bekering tot God, aan het verdwijnen is. Soms vrees ik dat de Heere de kandelaar verplaatst naar andere werelddelen.”
Aan de andere kant: „Als je als predikant hartelijk, gunnend en indringend het Woord aan het hart van de mensen legt, dan wordt het soms toch heel erg stil. De Heere gaat door met Zijn werk. Hij laat ook niet varen wat Zijn hand begon.”
Bron: refdag.nl
Ds. Van Gelder (70) gaat per 1 mei met emeritaat. Ruim 38 jaar was hij predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. Hij diende zes gemeenten: Enkhuizen, Gouda, Nieuwerkerk (Zeeland), Tricht-Geldermalsen, Ridderkerk-Slikkerveer en Middelburg-Zuid. „In bijna alle gemeenten heb ik me in de prediking thuisgevoeld. Het was niet overal even gemakkelijk, maar ik weet van Godswege dat ik in al die zes gemeenten heb moeten zijn. De Heere heeft de arbeid in de gemeenten willen zegenen.”
Van Gelder was aanvankelijk werkzaam in de accountancy. Dat typeert zijn karakter en stempelde zijn prediking. „Ik denk tamelijk exact, ben niet filosofisch, en zit niet vol bespiegelingen. Ik wil prediken wat er staat: „Alzo staat geschreven.” Predik het Woord, niet jezelf, niet je eigen gemoedsgesteldheden, maar het Woord. Dat bewaart voor eenzijdigheden en als het Woord mag spreken, zal er ook onderwijs zijn, door de toepassende kracht van de Heilige Geest.”
Bekeringsgeschiedenissen zijn aan ds. Van Gelder niet besteed. „Het wordt vaak allemaal zo mooi. Van Petrus en Paulus lees ik ook geen uitgebreide bekeringsgeschiedenissen in de Bijbel. De Bijbel zegt heel kort hoe ze geroepen zijn, waar ze gewerkt hebben, en wat de vrucht op hun werk was. Dat is genoeg. Hoe de Heere met Zijn kinderen en knechten handelt, is heel persoonlijk.”
Het emeritaat vervult ds. Van Gelder meer met verwondering dan met weemoed. „Er is dankbaarheid dat ik zo lang in Gods wijngaard heb mogen arbeiden.” Het doel van al die arbeid was: „Het behoud van zielen, waardoor Gods Koninkrijk wordt uitgebreid, en het onderwijs aan Gods kinderen, vanuit Schrift en belijdenis. In elke preek moet het gaan om Adam en Christus, dood en leven, Wet en Evangelie. Dat is een bevrijdende boodschap, als de Heilige Geest die gebruikt om een verbrijzelde zondaar te onderwijzen en te troosten in Christus.”
Ds. Van Gelder vindt in de belijdenisgeschriften geen „systematiek aangereikt over de gangen van het geestelijk leven.” „Elke predikant legt natuurlijk zijn eigen accenten en heeft zijn eigen karakter. Dat mag. De discipelen waren ook niet allemaal eender. Maar van de Schotten heb ik de radicaliteit geleerd van zonde en genade. De mens is gedood door de Wet, wordt levend gemaakt door het Evangelie, door de toepassende kracht van de Geest. Dat is het ware bevindelijke leven. Daarbij zijn er in de Schrift natuurlijk wel Bijbelse onderscheidingen, van hongeren en verzadigd worden, van dorsten en drinken, van zoeken en vinden.”
Als belangstellende en als afgevaardigde heeft ds. Van Gelder meer dan veertig jaar alle generale synodes bijgewoond. „Er is gaandeweg meer structuur gekomen in de wijze van vergaderen. De sfeer op synodes heb ik meestal als hartelijk ervaren. We hebben geleerd om volwassen met elkaar te spreken, net zo lang totdat er een zekere mate van consensus ontstaat. Dat is een positieve ontwikkeling.”
Ds. Van Gelder heeft korte tijd zitting gehad in het bestuur van de Jeugdbond, was deputaat en penningmeester van Bijbelverspreiding, was verschillende jaren voorzitter van het deputaatschap voor evangelisatie, was deputaat van het schippersinternaat Eben Haëzer en medeoprichter van Woord en Daad.
Het „hartelijke contact” met de gemeente zal ds. Van Gelder gaan missen. „Maar ik hoop zondags te mogen blijven preken, en zo dienstbaar te mogen zijn in de vacante gemeenten.”
Over de plaats van de kerk in de samenleving is de predikant niet optimistisch. „Mensen worden weer religieus, maar schijnen dat ook wel zonder de kerk te kunnen zijn. Ik vraag me dan wel eens af wat men dan precies gelooft, en waar men in gelooft. De autoriteit van de Heilige Schrift als gezaghebbend voor ieder mens wordt steeds minder geaccepteerd. Er wordt getornd aan het gezag van de belijdenisgeschriften. De moderne media hebben ervoor gezorgd dat het besef van de eeuwige dingen, van de onsterfelijkheid van de ziel, van de noodzaak van wedergeboorte en waarachtige bekering tot God, aan het verdwijnen is. Soms vrees ik dat de Heere de kandelaar verplaatst naar andere werelddelen.”
Aan de andere kant: „Als je als predikant hartelijk, gunnend en indringend het Woord aan het hart van de mensen legt, dan wordt het soms toch heel erg stil. De Heere gaat door met Zijn werk. Hij laat ook niet varen wat Zijn hand begon.”
Bron: refdag.nl