Antinomianisme

Gebruikersavatar
Marnix
Berichten: 13464
Lid geworden op: 21 jul 2005, 13:18
Locatie: Hilversum

Re: Antinomianisme

Bericht door Marnix »

pietjebel schreef:
Marnix schreef:Paulus zou zich vast ook niet zonder enig kritisch geluid bij welk gereformeerd kerkverband dan ook voegen :)
Dan is er in ieder geval één overeenkomst tussen Paulus en een heleboel forumleden (me including). :)

Maar als ik nog ff door mag drammen: kritiek hebben en bestraffen (zoals Paulus bij Petrus deed en wat soms hard nodig is) is wat anders dan genadeloos afschrijven (zoals hier soms gebeurt).
Is dat zo? Het kan ook zijn dat mensen dat ten onrechte zo opvatten omdat hier hun eigen kerkverband wordt aangevallen. Zoals bij Paulus het soms erg hard lijkt, kan dat hier ook zo zijn, terwijl dat niet het geval hoeft te zijn :)
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
pietjebel
Berichten: 104
Lid geworden op: 10 aug 2007, 08:54

Re: Antinomianisme

Bericht door pietjebel »

-------------------------------
Laatst gewijzigd door pietjebel op 22 dec 2008, 11:23, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Re: Antinomianisme

Bericht door Afgewezen »

pietjebel schreef:Maar al die oudvaders waar hier de discussie over gaat, waren het met Paulus leer van de rechtvaardiging door het geloof alleen en uit genade alleen voor honderd procent eens. Dat vind ik de kern. Alle andere verschillen die ze hadden vallen volgens mij binnen de marge van de rechtzinnigheid, en daarom wil ik ze niet afschrijven. Daarom doet het me denken aan het geroep 'ik ben van Paulus en ik van Cefas en ik van Apollos' als hier de ene oudvader als norm gesteld wordt en de ander terzijde geschoven. Niet omdat ik vind dat er geen kritiek geleverd mag worden, maar omdat bekritiseren iets anders is dan vervloeken, ook bij Paulus.
Ik zou zeggen: bekijk het eens per oudvader, zonder ze bij voorbaat al uit de wind te willen houden.
Een kleine dwaling kan grote gevolgen hebben.
Wilhelm
Berichten: 3240
Lid geworden op: 13 okt 2007, 19:26

Re: Antinomianisme

Bericht door Wilhelm »

Ds C Harinck in het RD van 6 sept 2008 schreef: Oproep tot geloof mag niet ontbreken

De noodzakelijke oproep tot geloof is ook bij Alexander Comrie en ds. G. H. Kersten te vinden, schrijft ds. C. Harinck. Hun theologische visie is daarom niet antinomiaans te noemen, zoals drs. G. A. van den Brink stelt in een interview (RD van 28 augustus).

Met mensen en vooral theologen een etiket op te plakken, moet men voorzichtig zijn. Ik denk dat we ons hierin dikwijls bezondigen. In het interview met drs. G. A. van den Brink over zijn vertaling van het boek van Herman Witsius worden enkele bekende theologen zoals A. Comrie, G. H. Kersten en A. Kuyper van antinomiaanse leerstellingen beschuldigd. Dit beweegt mij om hierover iets op te merken. Ik beperk mij dan ook tot deze door Van den Brink geponeerde gedachte. Te meer omdat ik het door Van den Brink vertaalde boek niet heb gelezen.

Ik begrijp uit het artikel dat Van den Brink het boek van Witsius van een behoorlijke inleiding heeft voorzien. In die inleiding geeft hij een analyse van de twisten tussen de antinomianen en de neonomianen. Volgens de bespreking van het vertaalde boek gaat drs. Van den Brink hierin verder dan een analyse van de strijd die in die tijd in Engeland en New England (Amerika) speelde. Hij betrekt daar ook Comrie en Kersten bij en zegt dat hij onder Nederlandse gereformeerde theologen volop antinomiaanse opvattingen tegenkomt.

Wat nu eigenlijk de antinomiaanse opvattingen zijn, wordt de lezer van het interview niet duidelijk. Ik acht dit echter wel belangrijk. Ik denk namelijk dat men bij kennisname van de leerstellingen van de antinomianen, Comrie en Kersten daarvan niet kan beschuldigen.

Wat leert nu de antinomiaan? De antinomianen zijn in oorsprong theologen geweest die de vrije genade wilden benadrukken. Zij streden tegen het zogeheten neonomianisme. Dat leerde dat God na de val op nieuwe voorwaarden met de mens handelt. Op grond van berouw, levensverbetering en geloof in Jezus Christus zou God nu de mens het eeuwige leven schenken.

Crisp
De leerstellige antinomianen gingen hiertegen in. Zij bestreden vooral het wetticisme en het vermengen van werk en genade. Het was hun erom te doen de eer van de zaligheid aan God te geven. Zij wilden dat de gelovige alles in Christus en niets in zichzelf zou vinden. Sommigen zijn daarin echter ontspoord. De bekendste is een zekere Tobias Crisp, die door de bekende Samuël Rutherford is bestreden. Vooral zijn boeken hebben de discussie doen oplaaien.

Wanneer je iets van Crisp leest, valt op dat hij veel goede en warme dingen zegt. Dit geven zijn tegenstanders ook toe. Hij plaatst vooral Christus op de voorgrond. Hij stelt dat God Christus vol gemaakt heeft van alle dingen die wij nodig hebben. Alles is in Christus. Ook boetvaardigheid, heiliging, geloven en volharden. Het is allemaal niet ons werk, maar Christus’ werk.

We hoeven dus niet boetvaardig te zijn, geen geloofsdaden van hongeren en dorsten te oefenen en ons leven niet te heiligen, want dat moet je allemaal in Christus zoeken en vinden. Alle opwekkingen tot berouw, bekering, geloof en levensverbetering zijn maar wettische zaken. Er zijn geen genaden in de mens. Alle genaden zijn in Christus. Je moet gewoon geloven dat je dit alles in Christus hebt. De mens moet direct geloven en aannemen dat Jezus dit alles voor hem heeft volbracht. Meer niet.

Het belangrijkste gegeven van de leerstellige antinomiaan is dat hij alle opwekkingen tot berouw, bekering, geloof en levensverbetering als wetticisme betitelt. Vandaar dat Van den Brink de link legt naar Comrie, die ook stelt dat de wedergeboren mens reeds met Christus is verenigd en alles in het ingestorte geloofsvermogen bezit, zonder dat hij daden van geloof en bekering geoefend heeft. Omdat ds. Kersten zich op Comrie baseerde, wordt hij eveneens gerekend tot de predikanten die antinomiaanse opvattingen hebben.

Vlucht
Wanneer je alleen let op de visie van Comrie en anderen dat de uitverkoren zondaar door een ingestort geloofsvermogen, zonder dat de mens daden van geloof heeft geoefend, met Christus verenigd en gerechtvaardigd is, kun je in dit opzicht van een leerstellig antinomianisme spreken. Maar als je Comries boek ”Eigenschappen des geloofs” en Kerstens boek ”Meer dan overwinnaars” leest, moet je toch zeggen dat ze nadrukkelijk de noodzakelijkheid van de daden van het geloof leren.


De inlijving en vereniging met Christus voordat de zondaar ook maar enige geloofsdaad heeft geoefend, doet inderdaad tekort aan de boodschap: „Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem” (Joh. 3:36). A. Comrie en G. H. Kersten gaan aan dit noodzakelijke geloof echter niet voorbij. Ik zou hen daarom niet van antinomiaanse leerstellingen willen betichten.

De zondaar moet opgeroepen worden tot bekering en geloof. Geloven is verder geen bewust worden dat je van eeuwigheid reeds gerechtvaardigd bent, maar de vlucht van een boetvaardig zondaar tot de genade van Christus. De boodschap moet blijven: „Bekeert u en gelooft het Evangelie.”

De auteur is emeritus predikant in de Gereformeerde Gemeenten.
Grace
Berichten: 1269
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:20

Re: Antinomianisme

Bericht door Grace »

drs. G. A. van den Brink in het RD van 8 sept 2008 schreef: Sola fide moet verantwoorde plaats krijgen

Het ”sola gratia” alleen is niet genoeg. Ook het ”sola fide” moet een verantwoorde plaats krijgen in de theologie, betoogt drs. G. A. van den Brink. Hij reageert op het artikel van ds. C. Harinck over het antinomianisme (RD van vrijdag).
Ds. Harinck wijst er terecht op dat de intentie van het antinomianisme is om alle eer te geven aan de genade van God. Hij heeft echter ook oog voor de schaduwzijden van deze leerstellige opvatting. Tegelijk plaatst hij vraagtekens bij de visie dat Comrie en ds. Kersten representanten zijn van het leerstellige antinomianisme.

Graag wil ik zijn bezorgdheid wegnemen dat ik etiketten opplak. Ik doe dat in vier punten. Vanwege de beperkte ruimte richt ik me vooral op Comrie.

Ten eerste, onder antinomianisme versta ik de visie dat menselijke daden geen voorwaardelijke rol spelen in de toepassing van het heil. Omdat de antinomianen alle menselijke daden gelijkstellen aan verdienstelijke werken, vinden ze dat alle daden van de mens (ook het geloven) uit de toepassing moeten worden geweerd. In mijn boek heb ik een dusdanige omschrijving van antinomianisme willen geven, dat antinomianen zoals Tobias Crisp ermee zouden kunnen instemmen. Mijn omschrijving is dus een zakelijk oordeel, geen waardeoordeel.

Parallellen
Ten tweede, dat Comrie antinomiaan zou zijn heb ik niet zelf bedacht. Zijn tijdgenoten hebben al dezelfde zorg geuit. Ook verdedigt Comrie de Engelse antinomianen uitvoerig, zonder enig woord van kritiek. Bovendien stelt hij in de opdracht voor zijn catechismusverklaring dat menselijke daden niet alleen van de verwerving, maar ook van de toepassing moeten worden uitgesloten. Wie zich in het Engelse leerstellig antinomianisme verdiept, wordt verrast door de zeer vele parallellen met Comrie. Men leze hoofdstuk 4 in mijn boek ”Herman Witsius en het antinomianisme”.

Ten derde, het staat buiten kijf dat Comrie en ook ds. Kersten stellen dat de mens niet alleen in de wedergeboorte maar ook in de geloofsvereniging met Christus lijdelijk is. Witsius daarentegen betoogt in zijn reactie op het antinomianisme dat de mens wel lijdelijk is in de wedergeboorte, maar niet in de geloofsvereniging met Christus: daartoe is het aannemen van Hem onmisbaar.

Hier blijkt het belang van het onderscheid tussen verwerving en toepassing: Christus heeft wel het geloof en de bekering voor de uitverkorenen verdiend (DL II vdd 3), maar dat betekent niet dat Hij in hun plaats gelooft en zich bekeert. Dat blijven daden van de mens (DL III/IV 12). Als zodanig is het geloven voorwaarde van de rechtvaardiging en is bekering voorwaarde van de zaligheid aldus Witsius.

Ontwikkeling
Ten vierde, ds. Harinck nuanceert Comries visie dat de geloofsvereniging plaatsvindt door het geloofsvermogen met een verwijzing naar Comries ”Eigenschappen des geloofs” uit 1744. Comrie hing echter pas sinds zijn catechismusverklaring van 1753 het antinomianisme aan. De ontwikkelingen in Comries visie op het antinomianisme heb ik uiteengezet in een artikel in het Documentatieblad Nadere Reformatie (2006-2). Als het beroep op de ”eigenschappen” vervalt, behoort ook volgens ds. Harincks omschrijving de latere Comrie tot het antinomianisme.

Ik geloof dus niet dat ik beschuldigende etiketten opplak. Met het begrip leerstellig antinomianisme wil ik de positie van theologen als Comrie verhelderen op een wijze die recht doet aan hun feitelijke opvattingen. En mijn dieperliggende intentie is te laten zien dat het ”sola gratia” alleen niet genoeg is. Het ”sola fide” (de grond voor het algemene bevel tot geloof en bekering) moet een theologisch verantwoorde plaats ontvangen, zodat we ook weten waaróm we mensen oproepen tot geloof en bekering.

„Die de Zoon met waar geloof heeft aangenomen, die heeft het leven; die de Zoon van God niet heeft aangenomen, heeft het leven niet” (1 Joh. 5:12 met kanttekening). Gelukkig zijn ds. Harinck en ik het daarover van harte eens.

De auteur is kandidaat in de Hersteld Hervormde Kerk.
Vandaag in het RD. Reactie op ds. C. Harinck!
Dit constateer ik vandaag aan de dag ook. De oproep tot het geloof en verantwoordelijkheid om te geloven is zo verdwenen dat het zelfs verdacht geworden is als het gezegd wordt. Ik kan niet beoordelen hoe dat zat bij Comrie etc, maar ik zie hetzelfde probleem vandaag aan de dag echter wel onder vele kerkmensen.
David J
Berichten: 863
Lid geworden op: 21 jun 2004, 18:18

Re: Antinomianisme

Bericht door David J »

jvdg schreef:
Rochus schreef:ivm citatenquotum:

Afgewezen:
Voor het woord 'licht' lees ik overigens 'lucht' (zal wel slip of the pen geweest zijn van refo).

Refo:
Neen. Zomaar ergens van internet: "Er kan licht zitten tussen wat de onderzoeker met zijn vragen bedoelde en wat de respondent dienaangaande interpreteerde."

Afgewezen:
Dan snap ik 'm niet. :huh:

JvdG:
Ik ook niet, maar refo zal dit ongetwijfeld nader toelichten.
Het is toch vrij eenvoudig?
Wanneer je ergens licht tussendoor kan zien wil dat zeggen dat er ruimte tussen zit (een vrij nauwkeurige controlemethode)
Refo onderbouwt dat zijn licht ipv lucht geen slip of the pen is door een willekeurig citaat van Internet.
M.i. is dat alles
Sorry, maar ik snap het nog steeds niet........
De uitdrukking 'er zit licht tussen' wil zoveel zeggen als 'het sluit niet naadloos aan'. Als er licht zit tussen tussen twee opvattingen, zijn die niet hetzelfde. Dat is alles.
Gebruikersavatar
jvdg
Berichten: 12063
Lid geworden op: 12 okt 2006, 14:07

Re: Antinomianisme

Bericht door jvdg »

David J schreef:De uitdrukking 'er zit licht tussen' wil zoveel zeggen als 'het sluit niet naadloos aan'. Als er licht zit tussen tussen twee opvattingen, zijn die niet hetzelfde. Dat is alles.
Ahhh...nu breekt het licht door. :)
Wilhelm
Berichten: 3240
Lid geworden op: 13 okt 2007, 19:26

Re: Antinomianisme

Bericht door Wilhelm »

Vandaag een recensie in het RD :

www.refdag.nl/Dr. W van Vlastuin schreef: Oudvader Witsius honoreert het sola fide én het ‘werken’ van de zaligheid


Theologisch debat op twee golflengten

Wat kan een mens doen om zalig te worden? Deze vraag is in de gerefor­meerde traditie verdacht. De vraag zou immers in roomse of remon­strantse zin opgevat kunnen worden.
Het sola gratia sluit alle verdiensten van mensen uit. Het sola fide stond in de Reformatie tegenover de werken van de mens. Vanuit deze theologische en geestelijke erfenis zijn we geneigd om te zeggen dat een mens niets kan doen om zalig te worden.
Dr. W. van Vlastuin
Toch is de kwestie iets ingewikkelder. We lezen in de Schrift dat we moeten volharden om zalig te worden. Zonder geloof is het onmogelijk God te beha­gen. De 3000 op de pinksterdag vragen: Wat moeten wij doen, mannenbroe­ders? Petrus zegt niet dat ze niets moe­ten doen, maar hij zegt dat ze zich moe­ten bekeren.
We voelen wel aan dat het hier om twee verschillende golflengten van spre­ken gaat. In het eerste geval is het ge­nadekarakter van het heil in het geding. In het tweede geval willen menselijke daden niets anders zeggen dan dat het geestelijke leven niet buiten de mens omgaat.
In de Dordtse Leerregels is deze kwestie op een fijnzinnige wijze onder woorden gebracht. In hoofdstuk III/IV paragraaf 12 wordt eerst beleden dat God „zonder ons in ons werkt” en in hetzelfde arti­kel staat dat de door God gedreven en bewogen wil „werkt.” De volgorde in dit artikel is veelzeggend. Gods werk gaat beslissend vooraf. Bovenal is Gods werk van een andere orde dan de daad van het geloof. Gods daden dragen de men­selijke daden. In de geschiedenis van de kerk is rondom deze kwestie veel nagedacht, geschreven en gestreden. Een kenmerk van ”gereformeerde” antinomianen is dat zij beducht zijn om te spreken over de menselijke daden zoals de Dordtse Leerregels dat doen. Uit vrees om het genadekarakter van het heil te verliezen, spreekt men liever niet over het geloof en de betrokkenheid van het geloof bij de rechtvaardiging. In reactie daarop kennen we neonomianen (Baxter) die vrezen dat de godsvrucht en de godza­ligheid onder het antinomianisme zul­len lijden. Daarom benadrukken zij de daden van het geloof en de betrokken­heid van de mens daarbij.
Levensbeginsel

Het is niet verwonderlijk dat beide fronten in hun formuleringen en ge­dachten zijn uitgegleden. Herman Witsius had hier oog voor. Hij onder­kende de oprechte motieven van beide partijen. Hij zag beide partijen als broe­ders. Daarom schreef hij een boek om de verschillen te overstijgen en alle par­tijen recht te doen. Hij zet in met de opmerking dat het meer om een ver­schil van woorden dan van zaken gaat.
Over de vraag of er menselijke daden nodig zijn, antwoordt Witsius voorzich­tig dat het geloof een „zekere” daad van de mens is. Witsius legt het geloof voor­namelijk in het omhelzen en aannemen van Christus. Om deze reden heeft hij dan ook moeite met de taal van vraag 21 van de Heidelbergse Catechismus dat het wezen van het geloof in het vertrou­wen bestaat.
Witsius gaat ook dieper in op de vraag naar de plaats van het geloof in de rechtvaardiging. In een bepaald op­zicht gaat de rechtvaardiging vooraf aan het geloof, in een ander opzicht krijgen we deel aan de rechtvaardiging door het geloof. In dit verband zou hij liever spreken over het geloof als een instru­ment dan als een voorwaarde. Boven­dien blijkt in dit verband dat Witsius denkt vanuit een levensbeginsel. Geloof en bekering zijn gelijke vruchten van een nieuw levensbeginsel dat logischer­wijs voorafgaat aan de vergeving van de zonden.
Zo behandelt Witsius meer kwesties. Bijvoorbeeld de vraag of we Christus een zondaar moeten noemen. Ook gaat hij in op de vraag hoe we moeten ver­staan dat Christus door God werd ver­laten aan het kruis. Witsius kwam bij antinomianen ”harde woorden” tegen. Hij bepleit een nauwkeurig spreken. De Vader beminde Zijn Zoon ook aan het kruis. Hij had bovendien een behagen in het offer. Verder ondersteunde Hij Zijn Zoon in het lijden. Derhalve was de verlating niet absoluut. Tegelijk droeg Christus de toorn van God over de zon­den. Andere kwesties betreffen de vraag of de toekomstige zonden zijn vergeven, de noodzaak van goede werken, het ver­band tussen heiligmaking en zekerheid, de volgorde van wet en Evangelie en meer zaken.
Oorspronkelijk verscheen dit boek on­der de titel ”Animadversiones Irenicae”. Het verscheen ook in het Nederlands. Drs. G. A. van den Brink vertaalde dit boek opnieuw om het belang ervan en de fijnzinnige theologische taal van Witsius. Deze vertaling van het oor­spronkelijke werk van Witsius verdient een warme aanbeveling.
Verder gesprek
Van den Brink schreef een uitvoerige inleiding bij deze vertaling om het his­torische en theologische kader van dit boek toe te lichten. Namen als Crisp, Rutherford, Baxter en Williams passe­ren de revue. Verder is er een toespitsing naar Comrie en de latere neogerefor­meerden. Over deze inleiding zouden boeiende gesprekken te voeren zijn. Ik geef een voorzet: 1. Kan het zijn dat Witsius milder is naar de antinomianen dan Van den Brink? Doet Van de Brink Witsius he­lemaal recht door hem neonomiaanse gevoelens toe te schrijven?
2. Zou het theologische kader niet aan kracht hebben gewonnen als duidelijk was gemaakt dat Gods daden en men­selijke daden van een verschillende orde zijn?
3. Was het sola fide in de Reformatie wel bedoeld om de actus van het geloof te benadrukken? Stond het niet veelmeer tegenover de inbreng van de werken?
4. Bij Calvijn vinden we niet de na­druk op de daden van het geloof zoals bij Witsius. Hij omschrijft het geloof als een vaste en zekere kennis van Gods welwillendheid jegens ons. Dit herken­nen we in de Catechismus. Vandaar dat er een verschil is tussen Witsius en de Heidelberger. Speelt hier het verschil tussen intellectualisme en voluntarisme een rol? Zou dit onderscheid ook niet moeten worden ingebracht om tot een evenwichtige omschrijving van het leer­stellig antinomianisme te komen? Kan dit ook te maken hebben met de positie van Comrie en de latere neogerefor­meerden?
5. Wat ik mij ook afvroeg, is of de drie kenmerken van Hoornbeeck over het antinomianisme van elkaar zijn los te maken. Kan men het tweede kenmerk daaruit halen, verzelfstandigen en dat onder het etiket antinomianisme laten vallen?
Deze vragen onderstrepen dat ik het boek en de inleiding met belangstelling heb gelezen en ieder die betrokken is bij deze vragen de lezing van deze studie van harte aanbeveel.
N.a.v. ”Herman Witsius en het antinomi­anisme”, door G. A. van den Brink, met tekst en vertaling van de ”Animadversiones Irenicae”; uitg. Instituut voor Reformatie­onderzoek, Apeldoorn, 2008; ISBN 978 90 7977 101 1; 493 blz.; . 35,-
Plaats reactie