Rotonde
Geplaatst: 14 feb 2008, 13:22
"Het was ongelooflijk. De spreker, een vrouw met een spitse neus, van gehaaide blauwkous, ontwierp met krakende stem een casuïstiek van de leugen die onmogelijk spitsvondiger en wereldvreemder had kunnen zijn. Een vrouw die nooit in het web van leugens van een dictatuur had hoeven leven, waar het een kwestie van leven en dood kan zijn om goed te kunnen liegen. Kan God een steen scheppen die hij niet kan optillen? Als dat niet zo is, is hij niet almachtig; is het wel zo, dan is hij ook niet almachtig, want nu is er een steen die hij niet kan optillen. Dat was het soort scholastiek dat door die vrouw de zaal in werd geslingerd, een vrouw van perkament met een kunstig gebouwd vogelnest van grijs haar op haar hoofd.
Maar dat was niet het eigenlijk ongelofelijke. Wat werkelijk onthutsend was, was de discussie na haar lezing, of wat daarvoor doorging. Gegoten en opgesloten in het grijze glas-in-lood van de Britse beleefdheidsclichés praatten de mensen volmaakt langs elkaar heen. Voortdurend beweerden ze dat ze elkaar begrepen, dat ze op elkaar reageerden. Maar dat was niet zo. Niemand die aan de discussie deelnam liet ook maar even doorschemeren dat er door de argumenten die door de anderen naar voren werden gebracht, verandering was opgetreden in zijn overtuiging. En plotseling, met een schrik die ik zelfs in mijn lichaam voelde, besefte ik: zo is het altijd. Tegen een ander iets zeggen: hoe kun je verwachten dat dat iets bewerkstelligt? De stroom van gedachten, beelden en gevoelens die voortdurend door ons heen gaat, die sterke stroom heeft zo'n geweldige kracht dat het een wonder zou zijn als hij niet alle woorden die iemand anders tegen ons spreekt met zich mee zou sleuren en aan de vergetelheid prijs zou geven als ze niet toevallig, heel toevallig, bij de eigen woorden passen. Vergaat het mij anders? dacht ik. Heb ik ooit werkelijk naar iemand anders geluisterd? Hem met zijn woorden in me opgenomen zodat mijn innerlijke stroom van richting veranderde?
'How did you like it?' vroeg de Ier toen we over Broad Street liepen. Ik zei niet alles, ik zei alleen dat ik het beangstigend had gevonden hoe iedereen eigenlijk alleen tegen zichzelf had gesproken. 'Well,' zei hij, 'well.' En na een poosje: 'It's just talking, you know; just talking. People like to talk. Basically, that's it. Talking.' 'No meeting of minds?' vroeg ik. 'What!' riep hij uit en barstte in een schor gelach uit dat een beetje op grommen leek. 'What!' En toen knalde hij de voetbal die hij de hele tijd met zich mee had gedragen op het asfalt. Ik zou graag die Ier zijn geweest, een Ier die het lef had in het All Souls College bij een lezing te verschijnen met een knalrode voetbal onder zijn arm. Wat had ik er niet voor over gehad die Ier te zijn!
Ik geloof dat ik nu weet waarom die nachtelijke stilte op deze illustere plek een slechte stilte is. De woorden, allemaal voorbestemd om vergeten te worden, zijn weggestorven. Dat zou niet erg zijn, ze sterven ook weg in de Baixa. Maar daar pretendeert niemand dat het om meer gaat dan om babbelen, de mensen babbelen en genieten van het babbelen, zoals ze er ook van genieten aan een ijsje te likken zodat de tong kan uitrusten van het gebabbel. Terwijl ze hier allemaal voortdurend doen alsof het iets anders is. Alsof het ongelooflijk belangrijk is wat ze zeggen. Maar ook zij moeten ondanks al hun belangrijkheid slapen, en dan blijft de stilte over, die naar verrotting riekt omdat er overal kadavers van de opschepperij zwijgend liggen te stinken.
Uit: Nachttrein naar Lissabon 2006
Er worden rake dingen in gezegd volgens mij. Hoe zien jullie dit stukje in verhouding tot het forum en tot (al dan niet theologische) discussies? Heeft het nog wel zin? Ben je wel eens ergens van mening over veranderd? Of pik je al bij voorbaat op wat bij je eigen mening past? Hoe zou zoiets veranderd kunnen worden?
Maar dat was niet het eigenlijk ongelofelijke. Wat werkelijk onthutsend was, was de discussie na haar lezing, of wat daarvoor doorging. Gegoten en opgesloten in het grijze glas-in-lood van de Britse beleefdheidsclichés praatten de mensen volmaakt langs elkaar heen. Voortdurend beweerden ze dat ze elkaar begrepen, dat ze op elkaar reageerden. Maar dat was niet zo. Niemand die aan de discussie deelnam liet ook maar even doorschemeren dat er door de argumenten die door de anderen naar voren werden gebracht, verandering was opgetreden in zijn overtuiging. En plotseling, met een schrik die ik zelfs in mijn lichaam voelde, besefte ik: zo is het altijd. Tegen een ander iets zeggen: hoe kun je verwachten dat dat iets bewerkstelligt? De stroom van gedachten, beelden en gevoelens die voortdurend door ons heen gaat, die sterke stroom heeft zo'n geweldige kracht dat het een wonder zou zijn als hij niet alle woorden die iemand anders tegen ons spreekt met zich mee zou sleuren en aan de vergetelheid prijs zou geven als ze niet toevallig, heel toevallig, bij de eigen woorden passen. Vergaat het mij anders? dacht ik. Heb ik ooit werkelijk naar iemand anders geluisterd? Hem met zijn woorden in me opgenomen zodat mijn innerlijke stroom van richting veranderde?
'How did you like it?' vroeg de Ier toen we over Broad Street liepen. Ik zei niet alles, ik zei alleen dat ik het beangstigend had gevonden hoe iedereen eigenlijk alleen tegen zichzelf had gesproken. 'Well,' zei hij, 'well.' En na een poosje: 'It's just talking, you know; just talking. People like to talk. Basically, that's it. Talking.' 'No meeting of minds?' vroeg ik. 'What!' riep hij uit en barstte in een schor gelach uit dat een beetje op grommen leek. 'What!' En toen knalde hij de voetbal die hij de hele tijd met zich mee had gedragen op het asfalt. Ik zou graag die Ier zijn geweest, een Ier die het lef had in het All Souls College bij een lezing te verschijnen met een knalrode voetbal onder zijn arm. Wat had ik er niet voor over gehad die Ier te zijn!
Ik geloof dat ik nu weet waarom die nachtelijke stilte op deze illustere plek een slechte stilte is. De woorden, allemaal voorbestemd om vergeten te worden, zijn weggestorven. Dat zou niet erg zijn, ze sterven ook weg in de Baixa. Maar daar pretendeert niemand dat het om meer gaat dan om babbelen, de mensen babbelen en genieten van het babbelen, zoals ze er ook van genieten aan een ijsje te likken zodat de tong kan uitrusten van het gebabbel. Terwijl ze hier allemaal voortdurend doen alsof het iets anders is. Alsof het ongelooflijk belangrijk is wat ze zeggen. Maar ook zij moeten ondanks al hun belangrijkheid slapen, en dan blijft de stilte over, die naar verrotting riekt omdat er overal kadavers van de opschepperij zwijgend liggen te stinken.
Uit: Nachttrein naar Lissabon 2006
Er worden rake dingen in gezegd volgens mij. Hoe zien jullie dit stukje in verhouding tot het forum en tot (al dan niet theologische) discussies? Heeft het nog wel zin? Ben je wel eens ergens van mening over veranderd? Of pik je al bij voorbaat op wat bij je eigen mening past? Hoe zou zoiets veranderd kunnen worden?