meditatie schreef:'Vrees niet, aria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie gij zult bevrucht worden en een Zoon baren, en zult Zijn Naam heten Jezus...'
Hoewel Maria geen licht over al deze dingen had, mocht zij toch zeggen...
Waar staat dat, dat zij geen licht had over al deze dingen? Dat staat er niet. Kennelijk gaat het daar dus niet om. Bovendien zit daar de suggestie in, als je geen licht hebt over Jezus, dan kan het toch goed met je zitten.
Vervolgens gaat de meditatie verder door in de derde persoon meervoud te spreken over de hongerigen.
meditatie schreef:Zij hongeren en hebben niets om de honger mee te stillen. Is dat uw beleving reeds geworden? Hier blijkt ook dat Maria zulk een honger heeft gekend. Zij ziet in dit beeld haar eigen toestand getekend. Aan de komst van Gabriël is wel wat voorafgegaan! Hoe ontstaat deze honger? De ware geestelijke honger is een vrucht van Gods welbehagen, gewerkt door Gods Geest. Honger is een teken van leven.
De blik gaat naar binnen: er moet wel honger zijn, anders is er geen Evangelie kennelijk.
Vervolgens staat er dat blijkt dat Maria die honger heeft gehad en dat er iets aan de komst van Gabriël is vooraf gegaan. Waar staat dat? gaat het daarom? En vervolgens komen er abstracte opmerkingen over geestelijke honger.
De meditatie vervolgt met:
meditatie schreef:Deze geestelijke honger ontstaat uit de kennis van de ellende en is niet te verzadigen met hetgeen geen brood is.
Arm!
"Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid." Zouden dat werkelijk, zoals hier staat, diegenen zijn die nog niets van Christus kennen? Zou de Heere Jezus mensen zalig hebben gesproken die alleen ellendekennis hadden?
De hongerenden in de definitie van deze meditatie wordt in feite rust gegund buiten Christus. Jazeker, er staat, geef mij Jezus of ik sterf. Er staat ook dat Gods kinderen het in de honger niet kunnen uithouden. Beide is absoluut waar. Maar voor het overige wordt in deze meditatie vooral de suggestie (hopelijk onbedoeld) gewekt, dat hongerenden die Christus niet kennen, al wel op weg zijn, en ook onder de zaligspreking van Matth. 5: 6 vallen.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)