Klavier schreef:@Bert: Maar HOE getuigt de Heilige Geest dan?
Wat leest een wedergeborene dan in de Bijbel?
Op basis waarvan weet de wedergeborene van het MOGEN eigenen van de genade? Er zit een gat in jouw uitleg.
Hoe komt het dat de wedergeborene dan de genade mag aannemen? Er wordt enig moment genade aangeboden.
En aangenomen door de wedergeboren gelovige.
Dat aanbieden, als het enkel de uitverkorenen geldt, dan moet de wedergeboorte als kenmerk met zich meebrengen dat daar een bevestiging van is. Om bewust Christus te mogen omhelzen. Anders geldt nog steeds jouw theorie dat doden niet kunnen horen.
Wie zegt dat wat iemand voor wedergeboorte houdt geen dodelijk zelfbedrog is?
Klavier, eerst even Joh. 3:27:
27 Johannes antwoordde en zeide: Een mens kan geen ding45) aannemen, zo het hem uit de hemel46) niet gegeven zij.
Vreemd dat je me die teksts aanwijst, omdat er daar duidelijk staat, dat zonder de hulp uit de hemel (Heilige Geest), wij niets kunnen aannemen.
Hoe getuigt de Heilige Geest? De Heilige Geest werkt het geloof in ons hart, zoals de DL dat ook zo mooi beschrijven. En dat kunnen we niet met het verstand beredeneren. Maar door het geloof kunnen we het aannemen. Terwijl de taal van het aanbod van genade die volgorde veranderd. Voor dat we iets aannemen, hebben we eerst de levendmaking nodig. Anders loop je weer op het probleem van de doodstaat van de mens.
En, ook weer de DL, dat bevestigd de Heilige Geest in ons hart. En zoals ik al zei, dat geloof kunnen we niet met het verstand beredeneren. Ik weet gewoon dat ik tot Christus toe behoor. Dat is mijn enige Troost. En hoewel ik nog steeds zonde doet, toch probeer ik meer en meer naar Zijn wil te wandelen, en dus de vruchten van mijn geloof te dragen.
3/4-11. Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van denzelfden wederbarenden Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
3/4-12. En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
3/4-13. De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.