Petrus - petra
Geplaatst: 04 aug 2006, 13:22
En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.
Wat betekent deze tekst? Wat zijn de exegetische grenzen? Lijkt me een boeiend voorwerp van onderzoek. Als ik nuchter redeneer denk ik dat we hier zéker mogen spreken over een apostolisch gezag. Petrus en met hem álle predikers krijgen de sleutels van het hemelrijk. Hier komen we gelijk al aan het probleem van de RK: zij centraliseert het gezag en dát is niet goed. De sleutelmacht ligt niet in de handen van de kerk, maar in de handen van het Woord. Het Woord verhardt of geneest.
Deze uitleg is er in de kerk van Rome niet zomaar gekomen. Ook bij een kerkvader als Athanasius zien we dat héél sterk. Psalm 45,17 en 46,6 legt hij als volgt uit:
In plaats van Uw vaderen zullen Uw zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde.
God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond.
Met zonen bedoelt hij de heilige apostelen, naar het woord van de Heere: Door wie drijven uw zonen hen uit? Of hij bedoelt ook diegenen die leiding geven aan de Kerken, die zonen der kerk zijn geworden en door de Heere Jezus zijn aangesteld tot regeerders over de aarde. [Ps. 45,17]
… men kan aan de heilige apostelen denken en aan hun opvolgers, die haar leiding geven, aan wie hij sterke kracht verleent om mee te werken aan de prediking. [Ps. 46,6]
Athanasius geeft de apostelen een sleutelrol in het ontcijferen van de psalmen. Volgens hem zijn de psalmen profetisch en getuigen ze van Christus. Athanasius beseft dat we voor het uitleggen van de psalmen mensen nodig hebben, mensen die weet hebben van de mensgeworden Logos. Wie zijn dat anders dan de apostelen en haar opvolgers? Juist dat laatste is voor Athanasius de reden dat hij deze uitleg aan genoemde psalmen geeft. De apostelen zijn er niet meer. Hiermee is het niet ten einde, want de apostolische bediening zet zich voort. Zij vormen iedere keer de brug tussen de apostelen en de christelijke kerk van heden. Om ze te legitimeren of in elk geval een bijbels fundament te geven, geeft Athanasius deze uitleg aan genoemde psalmen. Wanneer dan het lied [psalm 46] aangeeft dat God een helper is, wat er ook gebeurt, ja dat Hij helpt bij het aanbreken van de morgen, dan schrijft Athanasius dat we aan de apostelen en hun opvolgers moeten denken, wie hij kracht geeft om mee te werken aan de prediking. Alleen de prediking immers van de apostelen en hun opvolgers [apostolische bediening] bevat de hermeneutische sleutel van de psalmen. Dit is ook wat Origenes aangeeft als hij zegt dat ‘de geestelijke uitleg van het Oude Testament behoort tot de kerkelijke verkondiging vanaf de apostelen (ecclesiastica praedicatio per successionis ordinem ab apostolis tradita).
Athanasius gaat zover dat hij ook in een lofpsalm als 107 de apostolische bediening herkent. Als ze ‘Hem [God] loven in de raad van de oudsten’, dan is de raad van de oudsten niets anders dan de apostelen en hen die leiding geven.
Met deze allegorische uitleg van de psalmen lijkt het doel van Athanasius de doctrinaire binding van de Kerk aan de apostelen. Volgens dr. P.F. Bouter loopt de historische prioriteit van de apostelen tenslotte uit op een theologische prioriteit. Interessante vraag is of Athanasius met deze uitleg de strijd met de Arianen in het oog heeft gehad en in deze strijd dus de inbreng van het apostolische geloof.
Wat betekent deze tekst? Wat zijn de exegetische grenzen? Lijkt me een boeiend voorwerp van onderzoek. Als ik nuchter redeneer denk ik dat we hier zéker mogen spreken over een apostolisch gezag. Petrus en met hem álle predikers krijgen de sleutels van het hemelrijk. Hier komen we gelijk al aan het probleem van de RK: zij centraliseert het gezag en dát is niet goed. De sleutelmacht ligt niet in de handen van de kerk, maar in de handen van het Woord. Het Woord verhardt of geneest.
Deze uitleg is er in de kerk van Rome niet zomaar gekomen. Ook bij een kerkvader als Athanasius zien we dat héél sterk. Psalm 45,17 en 46,6 legt hij als volgt uit:
In plaats van Uw vaderen zullen Uw zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde.
God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond.
Met zonen bedoelt hij de heilige apostelen, naar het woord van de Heere: Door wie drijven uw zonen hen uit? Of hij bedoelt ook diegenen die leiding geven aan de Kerken, die zonen der kerk zijn geworden en door de Heere Jezus zijn aangesteld tot regeerders over de aarde. [Ps. 45,17]
… men kan aan de heilige apostelen denken en aan hun opvolgers, die haar leiding geven, aan wie hij sterke kracht verleent om mee te werken aan de prediking. [Ps. 46,6]
Athanasius geeft de apostelen een sleutelrol in het ontcijferen van de psalmen. Volgens hem zijn de psalmen profetisch en getuigen ze van Christus. Athanasius beseft dat we voor het uitleggen van de psalmen mensen nodig hebben, mensen die weet hebben van de mensgeworden Logos. Wie zijn dat anders dan de apostelen en haar opvolgers? Juist dat laatste is voor Athanasius de reden dat hij deze uitleg aan genoemde psalmen geeft. De apostelen zijn er niet meer. Hiermee is het niet ten einde, want de apostolische bediening zet zich voort. Zij vormen iedere keer de brug tussen de apostelen en de christelijke kerk van heden. Om ze te legitimeren of in elk geval een bijbels fundament te geven, geeft Athanasius deze uitleg aan genoemde psalmen. Wanneer dan het lied [psalm 46] aangeeft dat God een helper is, wat er ook gebeurt, ja dat Hij helpt bij het aanbreken van de morgen, dan schrijft Athanasius dat we aan de apostelen en hun opvolgers moeten denken, wie hij kracht geeft om mee te werken aan de prediking. Alleen de prediking immers van de apostelen en hun opvolgers [apostolische bediening] bevat de hermeneutische sleutel van de psalmen. Dit is ook wat Origenes aangeeft als hij zegt dat ‘de geestelijke uitleg van het Oude Testament behoort tot de kerkelijke verkondiging vanaf de apostelen (ecclesiastica praedicatio per successionis ordinem ab apostolis tradita).
Athanasius gaat zover dat hij ook in een lofpsalm als 107 de apostolische bediening herkent. Als ze ‘Hem [God] loven in de raad van de oudsten’, dan is de raad van de oudsten niets anders dan de apostelen en hen die leiding geven.
Met deze allegorische uitleg van de psalmen lijkt het doel van Athanasius de doctrinaire binding van de Kerk aan de apostelen. Volgens dr. P.F. Bouter loopt de historische prioriteit van de apostelen tenslotte uit op een theologische prioriteit. Interessante vraag is of Athanasius met deze uitleg de strijd met de Arianen in het oog heeft gehad en in deze strijd dus de inbreng van het apostolische geloof.