Gedichten

Gebruikersavatar
Johann Gottfried Walther
Berichten: 4791
Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49

Re: Gedichten

Bericht door Johann Gottfried Walther »

Ik heb gejaagd, wel jaren lang,
om goed en vroom te leven,
maar 't werd mijn ziele toch te bang,
mijn werken kon niets geven.
Ik had mijn hart er toe gezet,
om alles te beproeven,
mijn zonden hebben 't mij belet,
dit doet mij zeer bedroeven.

Ik ben verdoold op deze jacht
en werd door waan bedrogen.
'k Had van mijn deugden veel verwacht,
't heeft alles mij belogen.
Ik had mijzelve slechts bemind
en ijdelheid verkoren.
Dit jagen heeft mij zo verblind,
dat alles is verloren.

O Jezus, Heere, ik bid tot U
uit al mijns harten gronde:
verlos mij van mijn zonden nu
en voortaan te aller stonde,
opdat ik met een zuiver oog
in uw genade schouwe,
en dat uw Geest mij leren moog'
hoe ik U dien' met trouwe.
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Online
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 18727
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Re: Gedichten

Bericht door helma »

Is there some problem in your life to solve,
Some passage seeming full of mystery?
God knows, who brings the hidden thing to light.
He keeps the key.

Is there some door closed by the Father’s Hand
Which widely opened you had hoped to see?
Trust God and wait—for when He shuts the door
He keeps the key.

Is there some earnest prayer unanswered yet,
Or answered NOT as you had thought ‘twould be?
God will make clear His purpose by and by.
He keeps the key.

Have patience with your God, your patient God,
All wise, all knowing, no long lingerer He,
And of the door of all thy future life
He keeps the key.

Unfailing comfort, sweet and blessed rest,
To know of EVERY door He keeps the key
That He at last when just HE sees best,
Will give it THEE.

– Anonymous
Gebruikersavatar
Terri
Berichten: 3983
Lid geworden op: 21 nov 2009, 20:53

Re: Gedichten

Bericht door Terri »

Dank je voor het plaatsen, soms komt iets echt binnen en geeft troost, hoop en rust.
GerefGemeente-lid
Berichten: 6575
Lid geworden op: 14 apr 2021, 23:55
Locatie: Zeeland

Re: Gedichten

Bericht door GerefGemeente-lid »

Waarom wilt gij u zo kwellen
en beroerd zijn, o ziel mijn?
Wil gans uw hoop op God stellen,
van u zal Hij gedankt zijn,
als Hij door Zijn aanschijn klaar,
zal wegnemen uw kruis zwaar.
Dies, o God, van mij niet wijket,
want mijn hart mij gans bezwijket.

Waarom wilt gij u zo kwellen
en beroerd zijn, o ziel mijn?
Wil gans uw hoop op God stellen,
van u zal Hij gedankt zijn
omdat Hij is, zo men ziet,
Mijn heil die mij gunste biedt.
Dies mijn ziel, wil u verblijden,
God is 't Dien ik bid in 't lijden.


Psalm 42: 3 en 7 (Datheen)
Het kromme kan niet recht gemaakt worden, en hetgeen dat ontbreekt, kan niet geteld worden. (Prediker 1: 14 en 15)
Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. (...) een tijd om te zwijgen (...). (Prediker 3: 1 en 7m)
-DIA-
Berichten: 32747
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

GerefGemeente-lid schreef: 29 sep 2023, 21:44 Waarom wilt gij u zo kwellen
en beroerd zijn, o ziel mijn?
Wil gans uw hoop op God stellen,
van u zal Hij gedankt zijn,
als Hij door Zijn aanschijn klaar,
zal wegnemen uw kruis zwaar.
Dies, o God, van mij niet wijket,
want mijn hart mij gans bezwijket.

Waarom wilt gij u zo kwellen
en beroerd zijn, o ziel mijn?
Wil gans uw hoop op God stellen,
van u zal Hij gedankt zijn
omdat Hij is, zo men ziet,
Mijn heil die mij gunste biedt.
Dies mijn ziel, wil u verblijden,
God is 't Dien ik bid in 't lijden.


Psalm 42: 3 en 7 (Datheen)
Er zijn echt erg mooie psalmen in de berijming van Datheen.
Ik heb die van huis uit nooit geleerd, maar heb er wel veel geleerd en gewaardeerd.
De dominee waarbij ik belijdenis des geloofs aflegde, die hier meer dan 16 jaar stond,
citeerde veel uit Datheen.
Misschien dat er nog enkelen zijn die ds. Bregman nog hebben gekend? Ik zal hem zeker
nooit kunnen vergeten. Veel van zijn preken die ik in mijn jonge tijd hoorde blijven me bij.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Adagio
Berichten: 911
Lid geworden op: 22 feb 2018, 15:06

Re: Gedichten

Bericht door Adagio »

Uit "Een bundeltje uitgekipte geestelyke gezangen", schrijver anoniem.

1.
Augustinus ging eens ziften,
En doortasten in den gront,
Zeneca's vermaarde Schriften,
Daar hy veel geleertheit vont:
Schonen Lof van Zede-deugden
Zeden troost in groot verdriet,
Dog ten kond'hem niet vervreugden,
Want hy vond'er Jezus niet.

2.
Dat gaf my een groot vermaken,
En 't beviel myn Ziel zo zoet,
Dat ik ook in alle zaken
Zoek, of Jezus my ontmoet,
Zonder hem is niets te degen,
Maar verdriet dat blyft verdriet:
Zelfs is zegen zonder zegen;
Want men vint'er Jezus niet.

3.
Is'er krankheit, smert en lyden,
Armoed', honger dorst en pyn,
Oorlog, pest, of diere tyden,
Of een innig Ziel-gequyn:
Jezus kan den troost-kroes schinken
En verzagten al 't verdriet,
Anders moet m'er in verzinken;
Want men vinter Jezus niet.

4.
Heeft men voorspoet, hoge staten,
Grote eer, en magtig goet:
Og! wat kan dat alles baten,
En wat geeft dat aan 't gemoet?
Mist men Jezus ondertusschen,
Dorst-na-meer heeft groot verdriet,
En ten kan geen onlust blusschen;
Want men vinter Jezus niet.

5.
Is'er spel en dertel Lachen,
Wulpsch getier, en vreugt-geschrei,
Hoort, wat van dat kachelachen
Eens die wyze Koning zei:
Gy, ô Lachen! zyt uitzinnig,
Dulheit, en gy baart verdriet.
Og! het steekt zo byster vinnig!
Want men vinter Jezus niet.

6.
Ag! wat is'er in de Werelt!
Vleesch-lust, oog-lust, zoete waan,
Grootsche pragt, vergult, beperelt,
En dat lagt den dwazen aan:
Weg, ô Werelt! laat my rusten,
Al u lust is myn verdriet,
Wat zoud' my de Werelt lusten?
Want men vinter Jezus niet.

7.
Schoonheit, sterkheit, frissche Leden,
En gezontheits grootste schat,
Dat 's wel 't beste hier beneden
Dat oit wereltsch Mensch bezat,
Maar is Jezus niet in 't herte,
Zo en stelpt het geen verdriet,
Maar het laat de Ziel in smerte;
Want men vinter Jezus niet.

8.
Grote wysheit, hoog-geleertheit,
Sneeg beleit in aarts bedryf,
Veeltyts wysheit en verkeertheit,
Og wat heeft dat al om 't lyf?
Want veel wysheit ziet veel onlust,
Herte-knaging, ziel-verdriet,
Og! die wysheit is vol onrust;
Want men vinter Jezus niet.

9.
Is'er eerlyk goet vermaken,
Treft het al de middel-maat,
Dat en kan men niet wel laken;
Want 't is in zig zelfs niet quaat,
Dat kan wel natuer verquikken,
En dat tempert aarsch verdriet,
Maar 't en stelpt geen Ziele-schrikken,
Want men vinter Jezus niet.

10.
Leit m'en een deugzaam Burger-leven,
Matig, eerbaar, heus en zoet:
Hout men al de weeg-schaal even,
Als een eerlik Heiden doet:
En men wil zo 't heil bekomen
Tegen 't euwig Hels verdriet,
Dat zyn zoete tover-dromen;
Maar men vint'er Jezus niet.

11.
Is'er ook Godsdienstig plegen
Na de wyze van het Lant:
En men loopt verkeerde wegen
In een yv'rig mis-verstant:
En men meent zo 't heil te treffen,
Tot verlossing van 't verdriet:
Og! dat is een dwaas bezeffen,
Want men vinter Jezus niet.

12.
ô Gy Antichristsche Scharen!
Die zo wyt van Jezus roemt;
Gy wilt over al vergaren
't Heil, daar 't niet van daan en komt,
Uit uw' werken, be-vaart, missen,
Aflaat, vageviers-verdriet,
Ging dat naar u dwaas vergissen,
Zo was Jezus Jezus niet.

13.
En, ô gy! Socini benden,
Die Gods Zone smaat aandoet,
(Want gy gaat zyn Godheit schenden
En de lof-prys van zyn bloet)
Gy verloochent onzen Here,
Tot der Vromen herts-verdriet;
Want naar u vervloekte Lere,
Jezus is in Jezus niet.

14.
Zo men ook tot regte klaarheit,
Van Gods heimenissen komt,
En men treft alzo de waarheit,
Dat men valsche Leer verdoemt;
Is m'in Jezus niet geheiligt,
Door zyns Lydens swaar verdriet:
Ook die weg is niet geveiligt,
Want men vint'er Jezus niet.

15.
Voegt m'er ook den Godsdienst neven,
Na de Zaligmakers Wet,
Komt'er by een deugzaam leven,
Na de werelt onbesmet,
Is'er Jezus niet van binnen,
't Kan niet troosten in 't verdriet,
God en kan geen schyn-deugt minnen,
Want hy vint'er Jezus niet.

16.
Meent men ook op God te bouwen,
Op dien onbesweken rotz:
Heeft men al een steek vertrouwen,
Hel en Duivel tot een trots,
Zonder Jezus komt niet nader,
Of die dier-vlam baart verdriet,
Niemant komt tot God den Vader,
Komt hy'er door Jezus niet.

17.
Og! wat is er 'op der Aarden,
Of in 's Hemels wyt gespan?
Niets is van zulke waarden,
Dat myn ziel vernoegen kan,
God alleen is boven allen,
Die kan stelpen myn verdriet,
Maar ook die zou my ontvallen,
Viel myn Lot op Jezus niet.

18.
Heer, wat zout gy my dog geven?
Geeft my Jezus, of ik sterf,
Zonder Jezus is geen leven.
Maar een euwig Ziel verderf,
Wilt myn Ziel aan Jezus voegen,
Dan bespot ik al 't verdriet,
Jezus is myn Ziels vernoegen,
Buiten Jezus wil ik niet.

19.
Here Jezus komt dog nader,
Maakt myn Ziel eens onbevreest,
Leert my zeggen, Abba, Vader,
Leit en troost my door u Geest,
Naar u brant myn Ziel met lusten,
Daarom voel ik geen verdriet,
'k Wil in mynen Jezus rusten,
Buiten Jezus is'er niet.
Chrisje72
Berichten: 1486
Lid geworden op: 09 apr 2012, 11:50

Re: Gedichten

Bericht door Chrisje72 »

Was @Arja hier niet naar op zoek?
-DIA-
Berichten: 32747
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

Adagio schreef: 09 okt 2023, 17:03 Uit "Een bundeltje uitgekipte geestelyke gezangen", schrijver anoniem.

1.
Augustinus ging eens ziften,
En doortasten in den gront,
Zeneca's vermaarde Schriften,
Daar hy veel geleertheit vont:
Schonen Lof van Zede-deugden
Zeden troost in groot verdriet,
Dog ten kond'hem niet vervreugden,
Want hy vond'er Jezus niet.

2.
Dat gaf my een groot vermaken,
En 't beviel myn Ziel zo zoet,
Dat ik ook in alle zaken
Zoek, of Jezus my ontmoet,
Zonder hem is niets te degen,
Maar verdriet dat blyft verdriet:
Zelfs is zegen zonder zegen;
Want men vint'er Jezus niet.

3.
Is'er krankheit, smert en lyden,
Armoed', honger dorst en pyn,
Oorlog, pest, of diere tyden,
Of een innig Ziel-gequyn:
Jezus kan den troost-kroes schinken
En verzagten al 't verdriet,
Anders moet m'er in verzinken;
Want men vinter Jezus niet.

4.
Heeft men voorspoet, hoge staten,
Grote eer, en magtig goet:
Og! wat kan dat alles baten,
En wat geeft dat aan 't gemoet?
Mist men Jezus ondertusschen,
Dorst-na-meer heeft groot verdriet,
En ten kan geen onlust blusschen;
Want men vinter Jezus niet.

5.
Is'er spel en dertel Lachen,
Wulpsch getier, en vreugt-geschrei,
Hoort, wat van dat kachelachen
Eens die wyze Koning zei:
Gy, ô Lachen! zyt uitzinnig,
Dulheit, en gy baart verdriet.
Og! het steekt zo byster vinnig!
Want men vinter Jezus niet.

6.
Ag! wat is'er in de Werelt!
Vleesch-lust, oog-lust, zoete waan,
Grootsche pragt, vergult, beperelt,
En dat lagt den dwazen aan:
Weg, ô Werelt! laat my rusten,
Al u lust is myn verdriet,
Wat zoud' my de Werelt lusten?
Want men vinter Jezus niet.

7.
Schoonheit, sterkheit, frissche Leden,
En gezontheits grootste schat,
Dat 's wel 't beste hier beneden
Dat oit wereltsch Mensch bezat,
Maar is Jezus niet in 't herte,
Zo en stelpt het geen verdriet,
Maar het laat de Ziel in smerte;
Want men vinter Jezus niet.

8.
Grote wysheit, hoog-geleertheit,
Sneeg beleit in aarts bedryf,
Veeltyts wysheit en verkeertheit,
Og wat heeft dat al om 't lyf?
Want veel wysheit ziet veel onlust,
Herte-knaging, ziel-verdriet,
Og! die wysheit is vol onrust;
Want men vinter Jezus niet.

9.
Is'er eerlyk goet vermaken,
Treft het al de middel-maat,
Dat en kan men niet wel laken;
Want 't is in zig zelfs niet quaat,
Dat kan wel natuer verquikken,
En dat tempert aarsch verdriet,
Maar 't en stelpt geen Ziele-schrikken,
Want men vinter Jezus niet.

10.
Leit m'en een deugzaam Burger-leven,
Matig, eerbaar, heus en zoet:
Hout men al de weeg-schaal even,
Als een eerlik Heiden doet:
En men wil zo 't heil bekomen
Tegen 't euwig Hels verdriet,
Dat zyn zoete tover-dromen;
Maar men vint'er Jezus niet.

11.
Is'er ook Godsdienstig plegen
Na de wyze van het Lant:
En men loopt verkeerde wegen
In een yv'rig mis-verstant:
En men meent zo 't heil te treffen,
Tot verlossing van 't verdriet:
Og! dat is een dwaas bezeffen,
Want men vinter Jezus niet.

12.
ô Gy Antichristsche Scharen!
Die zo wyt van Jezus roemt;
Gy wilt over al vergaren
't Heil, daar 't niet van daan en komt,
Uit uw' werken, be-vaart, missen,
Aflaat, vageviers-verdriet,
Ging dat naar u dwaas vergissen,
Zo was Jezus Jezus niet.

13.
En, ô gy! Socini benden,
Die Gods Zone smaat aandoet,
(Want gy gaat zyn Godheit schenden
En de lof-prys van zyn bloet)
Gy verloochent onzen Here,
Tot der Vromen herts-verdriet;
Want naar u vervloekte Lere,
Jezus is in Jezus niet.

14.
Zo men ook tot regte klaarheit,
Van Gods heimenissen komt,
En men treft alzo de waarheit,
Dat men valsche Leer verdoemt;
Is m'in Jezus niet geheiligt,
Door zyns Lydens swaar verdriet:
Ook die weg is niet geveiligt,
Want men vint'er Jezus niet.

15.
Voegt m'er ook den Godsdienst neven,
Na de Zaligmakers Wet,
Komt'er by een deugzaam leven,
Na de werelt onbesmet,
Is'er Jezus niet van binnen,
't Kan niet troosten in 't verdriet,
God en kan geen schyn-deugt minnen,
Want hy vint'er Jezus niet.

16.
Meent men ook op God te bouwen,
Op dien onbesweken rotz:
Heeft men al een steek vertrouwen,
Hel en Duivel tot een trots,
Zonder Jezus komt niet nader,
Of die dier-vlam baart verdriet,
Niemant komt tot God den Vader,
Komt hy'er door Jezus niet.

17.
Og! wat is er 'op der Aarden,
Of in 's Hemels wyt gespan?
Niets is van zulke waarden,
Dat myn ziel vernoegen kan,
God alleen is boven allen,
Die kan stelpen myn verdriet,
Maar ook die zou my ontvallen,
Viel myn Lot op Jezus niet.

18.
Heer, wat zout gy my dog geven?
Geeft my Jezus, of ik sterf,
Zonder Jezus is geen leven.
Maar een euwig Ziel verderf,
Wilt myn Ziel aan Jezus voegen,
Dan bespot ik al 't verdriet,
Jezus is myn Ziels vernoegen,
Buiten Jezus wil ik niet.

19.
Here Jezus komt dog nader,
Maakt myn Ziel eens onbevreest,
Leert my zeggen, Abba, Vader,
Leit en troost my door u Geest,
Naar u brant myn Ziel met lusten,
Daarom voel ik geen verdriet,
'k Wil in mynen Jezus rusten,
Buiten Jezus is'er niet.
Dank voor het plaatsen!
Hier vond ik er nog meer uit dit bundeltje.
https://www.dbnl.org/tekst/_bun006bund01_01/
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Online
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 18727
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Re: Gedichten

Bericht door helma »

Open My Eyes
by Betty Scott Stam

Open my eyes, that I may see
This one and that one needing Thee:
Hearts that are dumb, unsatisfied;
Lives that are dead, for whom Christ died.

Open my eyes in sympathy
Clear into man's deep soul to see;
Wise with Thy wisdom to discern.
And with Thy heart of love to yearn.

Open my eyes in power, I pray,
Give me the strength to speak today,
Someone to bring, dear Lord, to Thee;
Use me, O Lord, use even me.
Inwoner
Berichten: 407
Lid geworden op: 11 sep 2023, 14:09

Re: Gedichten

Bericht door Inwoner »

-DIA- schreef: 09 okt 2023, 20:29
Adagio schreef: 09 okt 2023, 17:03 Uit "Een bundeltje uitgekipte geestelyke gezangen", schrijver anoniem.

1.
Augustinus ging eens ziften,
En doortasten in den gront,

(...)

19.
Here Jezus komt dog nader,
Maakt myn Ziel eens onbevreest,
Leert my zeggen, Abba, Vader,
Leit en troost my door u Geest,
Naar u brant myn Ziel met lusten,
Daarom voel ik geen verdriet,
'k Wil in mynen Jezus rusten,
Buiten Jezus is'er niet.
Dank voor het plaatsen!
Hier vond ik er nog meer uit dit bundeltje.
https://www.dbnl.org/tekst/_bun006bund01_01/
Te zingen op de melodie van 'Ruwe stormen'..
Online
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 18727
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Re: Gedichten

Bericht door helma »




ANONIEM



Het bloed aan de deurpost

In de nacht, toen ‘t volk van Israel
uit het diensthuis werd gevoerd,
lag een knaapje ziek terneder,
‘t hoofd bewonden, ‘t hart ontroerd.

Naast zijn bedsteê zat zijn vader,
diep bewogen .., ‘t was zijn zoon.
‘t Was zijn oudste, die daar neerlag.
Vaders trots en moeders kroon!

Hete koortsgloed gloeit door d’ ad’ren;
en de koorts steeg altijd weer,
en al zwakker werd de lijder,
haast was er geen hope meer.

Vader had bijna vergeten
‘t bloed als teken van ‘t verbond
aan de deurpost aan te brengen,
schoon Gods mond het had verkond’.

‘t Uur van middernacht kwam nader;
daar waakt uit zijn diepe slaap
plots de knaap op: “O, mijn vader,”
Kermt hij, “dacht u aan ‘t gebod?

Is het bloed wel aan de deurpost?
Als straks d’ Engel komt voorbij,
mist het bloed …, hij zou mij doden,
mij wegscheuren van uw zij.”

“Wees maar stil” was ‘t kalme antwoord,
“‘k droeg het op aan onze buur
‘t bloed daar buiten aan te brengen
tegen ‘t middernacht’lijk uur.”

Dankbaar lei de knaap zich neder;
nochtans blijkbaar niet voldaan,
want onrustig sliep hij weder,
werd weer wakker, zeer ontdaan.

Angstig vroeg hij: “Lieve vader,
wat u zeide, is dat waar?
Is het bloed wel aan de deurpost,
‘t teken van ‘t verbond, wel daar?”

“Kind”, sprak vader, “leg je neder,
wees toch rustig, hoor mij aan:
‘k zag het bloedig teken glanzen
bij het zilver licht der maan.”

Dit bracht ‘t arme kind tot zwijgen.
Doch maar even … ‘t Waakt weer op.
‘t Woelt en woelt en kermt en kreunt maar,
Gauw stijgt d’ onrust tot de top.

‘t Zal zo aanstonds twaalf uur zijn.
Angstig ziet hij naar de deur …
En hij wil, maar durft niets zeggen;
van ‘t gelaat wijkt alle kleur.

Eind’lijk vat hij moed en roept het,
schrééuwt het zijnen vader toe:
“Vader, vader, ‘t geldt mijn leven,
duld dat ik één vraag nog doe!

Laat mij zien, ik moet het weten
dat het bondsbloed niet ontbreekt.
‘k Bid u: laat ik m’ overtuigen,
‘t is uw zo ziek kind, die ‘t smeekt!”

En de vader, die zijn buurman
op zijn woord steeds had vertrouwd,
moet bemerken, dat hij vrucht’loos
op een schepsel had gebouwd.

‘t Was wel laat, maar niet té laat nog
om te doen wat God beval;
om het bondsbloed aan te brengen
dat behoud’nis brengen zal.

Vader grijpt een bundel hysop,
doopt die in het bloed van ‘t lam,
en bestrijkt daarmee de deurpost,
was gereed, eer d’ Engel kwam.

En het knaapje werd behouden,
naar de ziel en lichaam beî.
En de ouders riepen dankend:
“Dat de Heer’ geprezen zij!”

Vrienden, is het bloed van Christus,
aan de deurpost van uw hart?
‘t Bloed van Hem, Die zondaars nodigt,
Vreugde brengt in plaats van smart?

‘t Bloed, dat reinigt van de zonde.
Van de zonde, klein en groot?
‘t Bloed van Hem, Die licht in duister,
leven wekt, zelfs uit de dood.

Rust niet, als dat Joodse knaapje
voor gij ‘t bloed gesprenkeld weet
aan de deurpost uwer ziele;
tot de Borg uw schulden kweet.
Gebruikersavatar
Ad Anker
Moderator
Berichten: 10609
Lid geworden op: 28 feb 2012, 11:11

Re: Gedichten

Bericht door Ad Anker »

Mooi, helma! Dank je wel.
-DIA-
Berichten: 32747
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

Voor moegestreden zielen

WANT DE TIJD IS NABIJ
Als wij zien op 't aards gebeuren wat daar om ons heen geschiedt,
in 't rumoer van land en volken waar men nergens vrede ziet.
Komt het harte wel te vragen in vertwijfeling misschien,
naar des dichters droevig klagen: "Wie zal ons het goede doen zien?"
Oordeel Gods is zwaar gezonken over volk en over land,
En Zijn toorn is telkens merkbaar voelbaar is des Heeren hand.
't Is niet vreemd, o lieve vrienden dat het leven duister zij
en Zijn dierbaar volk leert uitzien want de tijd, zij is nabij!
Alles wijst er op het einde landen, volken, weer en wind,
liggen onder 't eeuwig oordeel dat nu van Gods huis begint.
Stille vromen, nog een wijle, onder vreze, leed en kruis,
zie, Hij zal gewisselijk komen haalt u straks voor eeuwig Thuis!

PS Dank voor degene van wie ik dit gedicht ontving.
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
-DIA-
Berichten: 32747
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Gedichten

Bericht door -DIA- »

IN KRANKHEID

Wil o Heere mij verhoren,
Als ik tot U roep in nood.
Open voor mij Uwe oren;
Stort mij zo niet in de dood.
Ach Gij weet het Heer’ der Heeren,
Dat ik U niet missen kan;
O, wil U dan tot mij keren;
Gij mijn Maker, wees mijn Man.
Ik weet het Heere; ‘k ben ’t onwaardig.
Ik heb zwaarlijk tegen U misdaan.
Ach wees tot mijn hulpe vaardig,
Red mij ter wille van Uw Naam.
O, doe mij vreugde en blijdschap horen;
Verheug mijn ziele door Uw daân;
Doe mijn hart in liefde blaken;
Ontsteek in mij een vuur’ge min!
Wil uit genade mij doen smaken
De vrucht, o Jezus! van Uw gewin.
Dan zal mijn krankheid mij niet deren;
Dan rommelt mij ziel ook in deez’ nood;
Dan zal ik U mijn Goël eren,
Die mij verlost van zond’ en dood.
Dan proef ik iets van ’t eeuwig leven,
Dat Gij, o Vorst des levens! werkt,
Dan doet mij dood en graf niet beven,
Wijl Gij, o Jezus ’t harte sterkt.
Ach, leer mij Heer’ gelovig wachten
Op Uwe komst; op Uwe hulp.
Bezwijken dan ook mijne krachten,
En valt ineen mijn broze stulp.

Weet iemand wie de dichter is van dit gedicht?
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??
Gebruikersavatar
Adagio
Berichten: 911
Lid geworden op: 22 feb 2018, 15:06

Re: Gedichten

Bericht door Adagio »

Kom wand'laar! sta eens even stil.
Let op wat ik u tonen wil,
Het is een man die ieder ziet,
Maar toch, de wereld kent hem niet.
Een man zo wonderlijk in zijn doen en leven
Die nog door niemand recht naar waarheid is beschreven.

Het is voorwaar een zeldzaam man,
Die dingen doet, die hij niet kan;
een arme stumpert, nochtans rijk;
Vol zonden, nochtans heerelijk;
zeer slecht van aard, maar onberispelijk van leven,
Zeer laag gezonken, ja, maar echter hoog verheven.

Hij is zeer zwak en nochtans sterk,
En doet bij tijden hemelwerk;
Is zeer veracht, maar hoog geacht,
Steeds hinkende en gans zonder kracht,
Somwijlen schijnt hij dood en zonder geest'lijk leven,
Dan weder boven 't stof in hoger sfeer te zweven.

Hij is een worm, gebukt in 't stof,
Die opstijgt naar des hemels hof,
Bekommerd, droevig, naakt en krank
En toch vervuld met lof en dank;
Zo zwak, zo deerlijk zwak in hoofd en hart en leden,
Zo sterk dat satan zelf voor hem op zij moet treden.

Vervolgd, verlaten en vervloekt,
Een vinder die toch altijd zoekt,
Vertrapt, bespot en uitgevaagd,
Een held die zegepalmen draagt.
Men zegt: "Hij is een dwaas, die man hoort bij de zotten",
Van daar dat wijze liên die wond're man bespotten.

En vraagt gij hem, wat hem aangaat,
Hij zegt: "'k Ben vol van zondenkwaad",
En of hij schoon in lompen gaat,
Toch dekt hem 't koninklijk gewaad,
Slecht en verdoemlijk zijn zijn daden en zijn leven
Toch staat zijn naam als held ten hoogste aangeschreven.

Hij is van overoud geslacht,
Dat altijd hooglijk werd geacht,
Zijn stamboom telt van eeuwen her,
Zijn naam beroemd van heinde en ver,
En toch, wie ooit zijn eigen naam als goed wil roemen,
De zijne zal hij gaarn' ten eeuw'gen vure doemen.

Misschien zegt gij: "Hoe heb ik dat?
't Is mij te hoog dat ik het vat,
Een man die, zegt gij, alles heeft
En evenwel van beed'len leeft;
Een man die 'k om zijn daân ten hoogste moet verachten,
Van wie men, zo gij zegt, nochtans veel goeds kan wachten".

Ik zeg, als men dat vatten wil
Dan staat 't verstand met eerbied stil,
Want de natuur die leert het niet,
Wat schoons Gods volk in Jezus ziet,
En 't zijn voor menigeen gans onverklaarb're zaken,
Hoe Hij, de Heere, uit niets een vat ter eer kan maken.

Hoort, wat dit alles hier beduidt:
't Is Jezus lieve schone bruid,
't Is Sulamith, de koningin,
Wel zwart, maar lieflijk niet te min.
In 't boek des levens staat haar echte naam geschreven.
In Adam diep verlaagd, in Christus hoog verheven.

Ziet, dat is 's Konings wonderwerk,
Zijn wil, Zijn lust, Zijn ogemerk,
Een meesterstuk dat Hij met pracht
Uit niet heeft heerlijk voortgebracht,
En eenmaal geest'lijk dood gaf Hij haar geest'lijk leven,
En hoe verlaagd van staat, heeft Hij haar hoog verheven.

En als dan eens de kruike breekt,
Het bloed verstolt, de mond niet spreekt,
Dan gaat wat onrein was in 't graf,
Dan legt de vlinder 't hulsel af
En klapwiekt blij omhoog en zingt bij de God de Heere,
Het Lam dat is geslacht: aanbidding, lof en ere.

ds. P. Los Gzn.
Plaats reactie