Spreuk van de dag
Re: Spreuk van de dag
Het kwam er bij de bedoelde schrijver wat ongelukkig uit, maar ik weet vrijwel zeker dat hij hetzelfde bedoelde.
Re: Spreuk van de dag
Geen idee waar je het nu over hebt. Soms is quoten toch wel handig. 
-
GerefGemeente-lid
- Berichten: 6575
- Lid geworden op: 14 apr 2021, 23:55
- Locatie: Zeeland
Re: Spreuk van de dag
Tja, dat roep ik al járen...
Het is maar één extra handelingetje.
Het kromme kan niet recht gemaakt worden, en hetgeen dat ontbreekt, kan niet geteld worden. (Prediker 1: 14 en 15)
Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. (...) een tijd om te zwijgen (...). (Prediker 3: 1 en 7m)
Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. (...) een tijd om te zwijgen (...). (Prediker 3: 1 en 7m)
-
Maanenschijn
- Berichten: 4090
- Lid geworden op: 01 jan 2016, 14:33
-
OnlineBertiel
- Berichten: 4620
- Lid geworden op: 14 sep 2018, 08:49
- Locatie: bertiel1306@gmail.com
Re: Spreuk van de dag
Wat heeft men eraan om alles het beste te weten, wanneer iedereen het beter weet, als iemand begrijpt wat ik bedoel?
Een zeker heer van stand
Een zeker heer van stand
Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Re: Spreuk van de dag
Spreuken over rust...
We mensen zijn rustzoekers. En wat doen mensen? Ze zoeken naar rust, meer dan naar het fijnste goud.
Onrust kunnen ze niet verdragen, daarom moet hetgeen onrust veroorzaakt uit het land verdelgd worden.
Zomaar wat gedachten over rust. Het blijkt iets te zijn waar velen naar zoeken, maar ook iets wat velen tot verkeerde daden kan doen aanzetten. We dachten erover na. En ja, er staan nogal spreekwoorden en gezegden, waarin het woordje rust zit.
Uit een klein onderzoekje bleek dus, veel spreekwoorden en gezegden die over rust handelen:
10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten 'rust'
Als de ragebol rust werkt de spin (=zonder onderhoud raakt 'n huis (de omgeving) snel in verval)
Geld baart onrust. (=waar geld is onstaat vaak onenigheid)
Iets op een procrustesbed leggen (=een regeling zo toepassen dat hij er voordeel van heeft)
Na gedane arbeid is het goed rusten (=als een klus geklaard is kan men er tevreden op terug kijken)
Onder de vijgenboom rusten (=in rust en welstand leven)
Op het procrustesbed leggen (=grofweg inkorten)
Op je lauweren rusten (=niets doen en genieten van de vrije tijd)
Rust noch duur hebben (=erg onrustig zijn)
Rust roest (=wanneer je niets doet gaat je vermogen achteruit)
Rusten aan Abrahams' borst (=een rustig, aangenaam leven leiden)
33 betekenissen bevatten 'rust'
als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
een zuiver geweten is het beste oorkussen. (=als je eerlijk bent slaap je gerust)
kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
een huis met zilveren pannen. (=een huis waar een hoge hypotheek op rust)
zo kalm als een zalm (=een rustig persoon)
rusten aan abrahams` borst (=een rustig, aangenaam leven leiden)
een zondagssteek houdt geen week (=er rust geen zegen op het werk wat iemand op zondag doet)
rust noch duur hebben (=erg onrustig zijn)
onder zeil gaan (=gaan rusten of slapen, vertrekken of weggaan)
in koelen bloede iets doen (=geheel kalm en rustig iets doen, alsof er niets aan de hand is)
piano aan gaan (=heel rustig en langzaam gaan)
op je dooie gemak (=heel rustig, zonder zich te haasten)
gas terugnemen (=het iets rustiger aan gaan doen)
het gaat zo zijn gangetje (=het verloopt rustig, zonder ups en downs)
onder de vijgenboom rusten (=in rust en welstand leven)
langzaam aan, dan breekt het lijntje niet (=je kunt beter rustig doorwerken, dan kan er het minste fout gaat)
op twee oren slapen (=je mag gerust zijn)
je katoen houden (=je rustig houden)
met een dood kalf is het goed sollen (=men kan gerust wat proberen met iets dat al verloren is)
lopen als een muis in een meelton (=onrustig heen en weer lopen)
lopen als een kip die haar ei niet kwijt kan (=onrustig heen en weer lopen)
op z`n dooie akkertje (=op zijn gemak, heel rustig, heel langzaam)
het hoofd in de schoot leggen (=opgeven en er in berusten)
je wilde haren verliezen (=ouder en rustiger worden)
de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
schoon schip maken (=schulden betalen, de boel opruimen, na ruzie/problemen samen er uit komen en het verleden laten rusten)
als een marmot (=slapen als een marmot : diep, rustig)
stoom afblazen (=tot rust komen)
op verhaal komen (=uitrusten en op krachten komen)
je netten drogen (=uitrusten na dronkenschap)
paardenvlees gegeten hebben (=van nature onrustig zijn)
leven in de brouwerij brengen (=waar het rustig is activiteit, vrolijkheid of drukte inbrengen)
geduld is een schone zaak (=wie rustig afwacht wordt beloond)
41 dialectgezegden bevatten 'rust'
't is ne vrouzot (=hij kan geen enkele vrouw met rust laten) (Sint-Niklaas)
Auft au kluute baa joeng! (=Laat me met rust) (Bodegems)
Blif va mij leif (=Laat me met rust) (Bevers)
Da's is m'n klote kusse! (=Moge ze me met rust laten, met hun problemen) (Antwerps)
dae kraajg ët zwiël onder zën érm van de sjöppëstiël (=hij rust de ganse dag op zijn schup, doet geen klap) (Munsterbilzen - Minsters)
Dat hoes steit op pepiere pöäl (=op dat huis rust een zware hypotheek) (Steins)
die kunde nou rustig laote petije (=die kun je nu verder met rust laten) (Oudenbosch)
din't hast in munne box (=beter om elkaar te spreken in de rust) (brabants)
gedier'n: Ik kein mij ni gedier'n (=Ik vind geen rust) (Lebbeeks)
gèn regen gèn ruste (=geen regen geen rust) (Amsterdams)
gij leertum allemaol dienge die nie meuge (=laat dat kind met rust) (Oudenbosch)
Hier rust hij verder (=Grafschrift werviaan) (Helders)
Hij/zij is een Engel…en dan na een rust in de zin komt: Al hij / zij slaapt! (=Gekscherend iemand een kwaaijongen noemen. Die meer een lief, ondeugend persoonnis) (Utrechts)
iemand (iets) achternoarlopen (=iemand niet met rust laten, moeite doen voor iets) (Sint-Niklaas)
iemand grust loaten (=iemand met rust laten) (Sint-Niklaas)
Je doet wot je doet, maar lèège is de baas (=Uiteindelijk moet men toch rust nemen) (Texels)
je moet tot rust komen, je moet rustig aan doen, je bent overstuur, doe rustig aan! (=Je moet je zenuwen bedaren !) (Utrechts)
klapt teige ma gat, maane kop doo zie (=laat me met rust) (Brussels)
kust mijn botten ook mijn voeten (=laat me met rust) (Sinnekloases en niekaarks)
laat me met rust (=loeët mich mèt vrieje) (Munsterbilzen - Minsters)
Laot oos mèr gewaere (=Laat ons maar met rust) (Neerbeeks)
lò-me naa mar (=laat mij maar met rust) (Tilburgs)
loamu gerust (=laat mij met rust) (Brakels (gld))
loat me grust (=laat me met rust) (Brakels (gld))
loat mijn hujfd greust (=laat me met rust) (Brakels)
loate geweade (=met rust laten) (Heerlens)
loeët mich mèt vrieë (=laat me met rust) (Munsterbilzen - Minsters)
loeëte hange wat hink en loeëte stoeën wat steet (=alles met rust laten) (Munsterbilzen - Minsters)
loept nor de poemp (=laat me met rust) (Antwerps)
loët mich mèt vrieje (=laat me met rust) (Munsterbilzen - Minsters)
lot mè grust (=laat me met rust) (Sint-Niklaas)
lot mich mèt vrië (=laat mij met rust) (Bilzers)
Luttem gewière (=Laat hem met rust) (Heusdens)
op zèen effen kommen (=bijkomen, tot rust komen) (Wichels)
rust roest (=blijf bezig, anders word je stram) (Westerkwartiers)
Te lui en te liederlijk zijn, Op zn lauweren rusten. / Te lui (en te liederlijk) om de dag in te kijken (=Hij rust de hele dag en voert geen klap uit.) (Utrechts)
Tegen de pöste oplopen (=rust noch duur hebben .) (achterhoeks)
w'an beetr' in oes brouk esketen, wa'n 't beetr azoêloatn (=we hadden het beter met rust gelaten) (Waregems)
Zèen 'ann'n zèen betingeld (=Hij kan niets met rust laten) (Wichels)
Zie lig op 't okke. (=Iemand die meer rust dan werkt maar goed en veel kan eten.) (Giethoorns)
Zit ie weer de hele dag uit zn neus te vreten! / Hij voert geen flikkuh uit / hij doet geen flikker de hele dag / hij rust alleun(ig) op z'n lauweren/ hij is te lui dattie de dag inkijk (=Hij doet weer eens niets de hele dag!) (Utrechts)
We mensen zijn rustzoekers. En wat doen mensen? Ze zoeken naar rust, meer dan naar het fijnste goud.
Onrust kunnen ze niet verdragen, daarom moet hetgeen onrust veroorzaakt uit het land verdelgd worden.
Zomaar wat gedachten over rust. Het blijkt iets te zijn waar velen naar zoeken, maar ook iets wat velen tot verkeerde daden kan doen aanzetten. We dachten erover na. En ja, er staan nogal spreekwoorden en gezegden, waarin het woordje rust zit.
Uit een klein onderzoekje bleek dus, veel spreekwoorden en gezegden die over rust handelen:
10 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten 'rust'
Als de ragebol rust werkt de spin (=zonder onderhoud raakt 'n huis (de omgeving) snel in verval)
Geld baart onrust. (=waar geld is onstaat vaak onenigheid)
Iets op een procrustesbed leggen (=een regeling zo toepassen dat hij er voordeel van heeft)
Na gedane arbeid is het goed rusten (=als een klus geklaard is kan men er tevreden op terug kijken)
Onder de vijgenboom rusten (=in rust en welstand leven)
Op het procrustesbed leggen (=grofweg inkorten)
Op je lauweren rusten (=niets doen en genieten van de vrije tijd)
Rust noch duur hebben (=erg onrustig zijn)
Rust roest (=wanneer je niets doet gaat je vermogen achteruit)
Rusten aan Abrahams' borst (=een rustig, aangenaam leven leiden)
33 betekenissen bevatten 'rust'
als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
een zuiver geweten is het beste oorkussen. (=als je eerlijk bent slaap je gerust)
kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
een huis met zilveren pannen. (=een huis waar een hoge hypotheek op rust)
zo kalm als een zalm (=een rustig persoon)
rusten aan abrahams` borst (=een rustig, aangenaam leven leiden)
een zondagssteek houdt geen week (=er rust geen zegen op het werk wat iemand op zondag doet)
rust noch duur hebben (=erg onrustig zijn)
onder zeil gaan (=gaan rusten of slapen, vertrekken of weggaan)
in koelen bloede iets doen (=geheel kalm en rustig iets doen, alsof er niets aan de hand is)
piano aan gaan (=heel rustig en langzaam gaan)
op je dooie gemak (=heel rustig, zonder zich te haasten)
gas terugnemen (=het iets rustiger aan gaan doen)
het gaat zo zijn gangetje (=het verloopt rustig, zonder ups en downs)
onder de vijgenboom rusten (=in rust en welstand leven)
langzaam aan, dan breekt het lijntje niet (=je kunt beter rustig doorwerken, dan kan er het minste fout gaat)
op twee oren slapen (=je mag gerust zijn)
je katoen houden (=je rustig houden)
met een dood kalf is het goed sollen (=men kan gerust wat proberen met iets dat al verloren is)
lopen als een muis in een meelton (=onrustig heen en weer lopen)
lopen als een kip die haar ei niet kwijt kan (=onrustig heen en weer lopen)
op z`n dooie akkertje (=op zijn gemak, heel rustig, heel langzaam)
het hoofd in de schoot leggen (=opgeven en er in berusten)
je wilde haren verliezen (=ouder en rustiger worden)
de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
schoon schip maken (=schulden betalen, de boel opruimen, na ruzie/problemen samen er uit komen en het verleden laten rusten)
als een marmot (=slapen als een marmot : diep, rustig)
stoom afblazen (=tot rust komen)
op verhaal komen (=uitrusten en op krachten komen)
je netten drogen (=uitrusten na dronkenschap)
paardenvlees gegeten hebben (=van nature onrustig zijn)
leven in de brouwerij brengen (=waar het rustig is activiteit, vrolijkheid of drukte inbrengen)
geduld is een schone zaak (=wie rustig afwacht wordt beloond)
41 dialectgezegden bevatten 'rust'
't is ne vrouzot (=hij kan geen enkele vrouw met rust laten) (Sint-Niklaas)
Auft au kluute baa joeng! (=Laat me met rust) (Bodegems)
Blif va mij leif (=Laat me met rust) (Bevers)
Da's is m'n klote kusse! (=Moge ze me met rust laten, met hun problemen) (Antwerps)
dae kraajg ët zwiël onder zën érm van de sjöppëstiël (=hij rust de ganse dag op zijn schup, doet geen klap) (Munsterbilzen - Minsters)
Dat hoes steit op pepiere pöäl (=op dat huis rust een zware hypotheek) (Steins)
die kunde nou rustig laote petije (=die kun je nu verder met rust laten) (Oudenbosch)
din't hast in munne box (=beter om elkaar te spreken in de rust) (brabants)
gedier'n: Ik kein mij ni gedier'n (=Ik vind geen rust) (Lebbeeks)
gèn regen gèn ruste (=geen regen geen rust) (Amsterdams)
gij leertum allemaol dienge die nie meuge (=laat dat kind met rust) (Oudenbosch)
Hier rust hij verder (=Grafschrift werviaan) (Helders)
Hij/zij is een Engel…en dan na een rust in de zin komt: Al hij / zij slaapt! (=Gekscherend iemand een kwaaijongen noemen. Die meer een lief, ondeugend persoonnis) (Utrechts)
iemand (iets) achternoarlopen (=iemand niet met rust laten, moeite doen voor iets) (Sint-Niklaas)
iemand grust loaten (=iemand met rust laten) (Sint-Niklaas)
Je doet wot je doet, maar lèège is de baas (=Uiteindelijk moet men toch rust nemen) (Texels)
je moet tot rust komen, je moet rustig aan doen, je bent overstuur, doe rustig aan! (=Je moet je zenuwen bedaren !) (Utrechts)
klapt teige ma gat, maane kop doo zie (=laat me met rust) (Brussels)
kust mijn botten ook mijn voeten (=laat me met rust) (Sinnekloases en niekaarks)
laat me met rust (=loeët mich mèt vrieje) (Munsterbilzen - Minsters)
Laot oos mèr gewaere (=Laat ons maar met rust) (Neerbeeks)
lò-me naa mar (=laat mij maar met rust) (Tilburgs)
loamu gerust (=laat mij met rust) (Brakels (gld))
loat me grust (=laat me met rust) (Brakels (gld))
loat mijn hujfd greust (=laat me met rust) (Brakels)
loate geweade (=met rust laten) (Heerlens)
loeët mich mèt vrieë (=laat me met rust) (Munsterbilzen - Minsters)
loeëte hange wat hink en loeëte stoeën wat steet (=alles met rust laten) (Munsterbilzen - Minsters)
loept nor de poemp (=laat me met rust) (Antwerps)
loët mich mèt vrieje (=laat me met rust) (Munsterbilzen - Minsters)
lot mè grust (=laat me met rust) (Sint-Niklaas)
lot mich mèt vrië (=laat mij met rust) (Bilzers)
Luttem gewière (=Laat hem met rust) (Heusdens)
op zèen effen kommen (=bijkomen, tot rust komen) (Wichels)
rust roest (=blijf bezig, anders word je stram) (Westerkwartiers)
Te lui en te liederlijk zijn, Op zn lauweren rusten. / Te lui (en te liederlijk) om de dag in te kijken (=Hij rust de hele dag en voert geen klap uit.) (Utrechts)
Tegen de pöste oplopen (=rust noch duur hebben .) (achterhoeks)
w'an beetr' in oes brouk esketen, wa'n 't beetr azoêloatn (=we hadden het beter met rust gelaten) (Waregems)
Zèen 'ann'n zèen betingeld (=Hij kan niets met rust laten) (Wichels)
Zie lig op 't okke. (=Iemand die meer rust dan werkt maar goed en veel kan eten.) (Giethoorns)
Zit ie weer de hele dag uit zn neus te vreten! / Hij voert geen flikkuh uit / hij doet geen flikker de hele dag / hij rust alleun(ig) op z'n lauweren/ hij is te lui dattie de dag inkijk (=Hij doet weer eens niets de hele dag!) (Utrechts)
© -DIA- Laatst actief: 00 xxx 24??