Vr.86. Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade door Christus verlost zijn, waarom moeten wij dan nog goede werken doen?
Antw. Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heiligen Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij ons met ons ganse leven Gode dankbaar voor Zijn weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde. Daarna ook, dat elk bij zichzelven van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden
Ik wil vooral het eerste aspect van het vetgedrukte deel benadrukken. Er is in onze tijd zo weinig zekerheid des geloofs. Op Synode vergaderingen etc horen we dat zo weinig doorbrekend werk gehoord wordt.
Zou het probleem niet zitten in het weinig doen van goede werken? Door de historie van strijd met de remonstranten en rooms katholieken is er in onze gezindte een beetje een smet op de term goede werken gekomen, zo heb ik het idee. En de cirkel is dan rond als het woordje zekerheid ook besmet wordt. Doordat sommigen een lans breken voor jarenlange (zo niet levenslange) twijfel.
Als mensen berouw krijgen over hun zonde, hun zondige bestaan gaan zien, de lieflijkheid in Christus gaan zien, en zich aan Zijn voeten werpen, dan zijn dit toch vruchten van het geloof? Daar blijft het echter bij velen bij steken. En dan is er de klacht over de onzekerheid en twijfel. Terwijl we belijden met de HC dat wij van ons geloof uit de vruchten verzekerd worden. Dus als er dan niet daadwerkelijk dingen veranderen in het leven; misschien in levensstijl, misschien in andere dingen (ik waak er even voor om voorbeelden te noemen), dan dragen we toch geen vruchten? Is het dan gek dat we geen zekerheid krijgen?
Vragen we (begin bij mezelf) ons aan het einde van de dag af of er goede werken waren? Of we alle mogelijkheden om een goed werk te doen benut hebben? Ontdekkende vraag: 'Waar had ik vandaag een goed werk kunnen doen?'
Van nature zijn we haters van God en onze naaste. Als je door het geloof Christus mag omhelzen als je Borg en Zaligmaker ben je toch in beginsel een liefhebber van God en je naaste? Dat kan toch niet anders? Mogen we dat zien in ons leven? Staan we naar het dragen van vruchten?
In de themalezingen over Levend Geloof komt dit trouwens ook uitgebreid aan de orde. Groeiremmers en Groeibevorderaars! Van harte aanbevolen.
Het is een heel verhaal geworden, ik wilde aangeven dat de oproep tot het dragen van vruchten zo weinig gehoord wordt (in de prediking en om je heen) en dat het lijkt alsof men zich neerlegt bij zo weinig geloofszekerheid en strijd rondom de toe-eigening van het heil.
Bijzonder was het dat ik, terwijl ik dit vandaag overdacht, net de dagelijkse meditatie in het RD van vandaag las:
God verwacht vruchten naar de tijden van de genade waar u onder bent en naar de regen die op u valt. Mogelijk bent u geplant op goede landbouwgrond, bij grote wateren, opdat u takken maakt en vruchten draagt en dat u een heerlijke boom mag worden. Zal Hij dan geen vrucht mogen zoeken, ja vrucht die met de middelen die aan u besteed zijn overeenkomt?
Onvruchtbare vijgenboom, God verwacht vrucht van u en zal ze ook moeten vinden, wil Hij u zegenen. Want de aarde die beregend wordt en vrucht voortbrengt, ontvangt zegen van God. De aarde die doornen en distelen draagt, is verwerpelijk. Hoeveel slagregen van genade en bedauwing van de hemel hebt u niet genoten? Hoe dikwijls liepen de zilveren stromen van de stad van God niet voorbij uw wortels om vruchten te doen dragen? Die plasregens, stromen en druppels die op uw takken zijn gevallen, zullen van uw hand geëist worden. Zullen die dan niet tegen u getuigen dat u met recht verbrand behoorde te worden?
O, onvruchtbare belijder, de God van de hemel verwacht zulke vruchten van u die met de belijdenis van het Evangelie overeenkomen. Dat Evangelie behelst vergeving van zonden, het koninkrijk der hemelen en het eeuwige leven. Wat heeft u nu voortgebracht? Durft u nu alles wat u hebt in de wereld over te geven voor Zijn Naam? En wandelt u als een die duur is gekocht?
John Bunyan, predikant te Bedford (Parabel van de onvruchtbare vijgeboom, 1775)