De Joodse geschriften, waaronder Jesaja 53, zijn allemaal openbaar toegankelijk en worden bestudeerd binnen Joodse gemeenschappen. Er bestaat geen verbod op het lezen of bestuderen van dit hoofdstuk, en het is opgenomen in joodse commentaren en wetenschappelijke werken.
Wel is het zo dat de passage niet wordt opgenomen in synagoge lezingen, en dat schrijven sommige geleerden toe aan de christologische interpretaties door christenen. Claude Montefiore heeft het zo verwoord: “Vanwege de christologische interpretatie die christenen aan dit hoofdstuk geven, is het weggelaten uit de reeks profetische lessen voor de Deuteronomium Sabbatten... de weglating is opzettelijk en opvallend.” Bron: C.G. Montefiore & H. Loewe, Rabbinic Anthology (New York: Schocken Books, 1974) p. 544
Rabbi Bentzion Kravitz ageert tegen deze beschuldiging en zegt dat de wekelijkse profetische lezingen in de tweede eeuw voor Christus werden ingesteld toen koning Antiochus het lezen van de Thora verbood. De wijzen bepaalden toen dat een deel van de Profeten, dat thematisch overeenkwam met de verboden Thora-lezing, wekelijks openbaar werd gelezen om de Tora-porties niet te vergeten. Slechts een
klein deel van de profetische boeken werd gebruikt,
niet om de rest te verbergen, maar
omdat de andere geschriften beschikbaar waren voor iedereen die ze wilde lezen. Als de rabbijnen hadden geprobeerd profetische passages te verbergen die door christenen naar Jezus worden verwezen, zouden ze Jesaja 9:6 ook niet hebben opgenomen in de sabbat lezingen.
Hjj zegt ook dat wij christenen het voorvoegsel [מ] verkeerd hebben gebruikt met ‘voor’ in plaats van met ‘van’. Dit manipuleert de tekst zodat het klinkt alsof de dienaar zal lijden voor de zonden van het Joodse volk. Het idee dat het Joodse volk leed onder of vanwege de wandaden van de naties wordt bevestigd in de passage: “Wegens de overtreding van mijn volk [van het volk] werden zij [למו –lamow, dat wil zeggen het Joodse volk] getroffen” (Jesaja 53) . :8). Het woord [למו] is bijbels Hebreeuws en is een meervoudswoord zoals in: “ een inzetting die Hij hun [למו] gaf ” (Psalm 99:7). Missionarissen vertaalden dit woord verkeerd volgens hem, met “hij” in Jesaja 53:7 om het te laten klinken alsof “hij werd getroffen” en spraken daarom over een enkel individu, namelijk Jezus. [1]
Of deze man hier ook de Jood Fillipus beschuldigd weet ik niet. Die gebruikte immers juist dit hoofdstuk om te bewijzen dat Jezus de Messias was, toen hij de kamerling onderwees. Sommige van de eerste geschreven interpretaties of targums beschouwen deze passage toch echt als een verwijzing naar een individuele dienaar, de Messias, die zou lijden. Bijvoorbeeld de de Babylonische Talmoed: "Wat is zijn naam [de Messias]? De rabbijnen zeiden: Zijn naam is ‘de melaatse geleerde’, zoals er staat geschreven: ‘Hij heeft zeker onze smarten en onze zorgen gedragen; toch beschouwden we hem als een melaatse, door God geslagen en verdrukt.’ (Sanhedrin 98b)
[1]
https://jewsforjudaism.org/knowledge/ar ... conspiracy
Volgens mij is het niet verboden om dit hoofdstuk te lezen. Maar als je alleen op de sabbat de lezingen hoort, komt Jesaja 53 dus niet aan de orde. Lang verhaal maar dit was ooit één van mijn onderzoekjes