Bij het mediteren zijn er grote valkuilen, en tegelijkertijd is bijbelse meditatie iets ontzettends waardevols wat we van de Puriteinen kunnen leren.
Helaas zijn er vormen van meditatie die onder ons ingang vinden, die uit de postmoderne en vaag-spirituele hoek komen. Beducht moeten we zijn voor meditatie die:
* Onszelf leeg maken. In yoga, occulte kringen, en Roomse mystieke kringen is er een vorm van meditatie waarbij we onszelf leeg maken, vaak met gebruik van mantra's (een enkele zin die we constant herhalen). Als we onszelf op die manier leegmaken stellen we ons open voor de geestelijke wereld. Op deze manier roept men in occulte kring geestelijke ervaringen op.
* Postmoderne meditatie. Dan mediteert men over Gods Woord, op een manier waar niet centraal staat wat God in Zijn Woord tegen ons gevallen mensen heeft te zeggen, en wat de Goddelijke waarheid is die in dat Woord tot uitdrukking komt. Centraal staat dan: wat ervaar ik erbij, wat kan ik ermee, wat voel en denk ik bij deze tekst.
* Meditatie als trucje. Er is geen trucje om Gods Geest te sturen. De Heilige Geest is vrijmachtig, heilig en souverein. Wij kunnen niet over Hem beschikken. De ware meditatie gaat gepaard met het gebed om Gods Geest, in het besef van onze onwaardigheid, rechteloosheid en machteloosheid. Soms trekt Gods Geest zich terug in het leven van een ware gelovige, en soms spreekt Hij volkomen onverwacht.
Bijbelse meditatie beseft dat het Gods Woord is, waarin God tot ons speekt. We maken onszelf niet leeg, maar vullen ons met Gods Woord. Overdenken en overpeinzen Gods Woord, herkauwen, en laten tot ons doordringen wat het bijbelgedeelte over God en over onszelf zegt. Als de Heilige Geest er in mee komt overdenken we Gods heerlijke deugden, vernederd het ons hart voor God en worden we bedelaars bij Gods troon, gaan we met het Woord biddend als verloren zondaar tot God door het bloed van Jezus Christus, en kan een mens zelfs tot aanbidding komen. Ervaren we dat er kracht uitgaat van Gods Woord. Het is enkel Gods Geest die ons daar kan brengen.
Verhinderingen in deze tijd zijn gebrek aan tijd (hier is echt tijd voor nodig), en het feit dat ons hoofd zo vol zit met alle media en prikkels. We moeten daarom soms echt afstand doen van bepaalde zaken.
Ik vond het volgende op Digibron (
https://www.digibron.nl/viewer/collecti ... 735b8108a5). Op Digibron kun je overigens meer vinden als je zoekt op Puriteinen en meditatie.
Een aantal geschriften staat op Calamy’s naam. De omvang hiervan is beperkt. In 1680 verscheen postuum zijn ”The Art of Divine Meditation” (De kunst van het mediteren). Dit is een typisch puriteins geschrift dat praktische hulp biedt bij het beoefenen van geestelijke overdenkingen. Meditatie van geestelijke zaken, welteverstaan, want er is ook „een meditatie van wat zondig is.” Zondige overdenkingen en fantasieën gaan vanzelf, maar geestelijke overdenkingen vragen om geestelijke gedachten die gericht zijn op de dingen die boven zijn.
Gebed en overdenking beschouwt Calamy als een tweeling, het een is niet zonder het ander. Dit geldt ook voor het horen van preken; horen op zichzelf doet geen nut als dit niet gepaard gaat met overdenking. „Dat God van u eist om preken te horen, eist Hij ook van u om de aangehoorde preken te overdenken.” We zouden kunnen spreken van het horen van het Woord en het bewaren ervan; of het „overleggen in het hart.” Het Woord moet beklijven, anders kan het gestrooide zaad geen vrucht dragen.
Mediteren is niet alleen een oefening van het hart maar ook van het hoofd. Behalve het intellect, het verstand, zijn ook de wil en de genegenheid erbij betrokken. Als voorbeeld noemt Calamy Maria: „Zij overlegde en overdacht al deze dingen in haar hart.” Daarbij citeert hij ook Deuteronomium 4:39: „Gij zult heden weten, en in uw hart hervatten.” Kennis en bevinding zijn nauw op elkaar betrokken. „Een echte overdenking is als een mens zo mediteert over Christus dat zijn hart door de liefde van Christus wordt ontvlamd.” Dan functioneert deze overdenking zo dat het hart de zonde haat.
Machtige hulp
Welke zegeningen ontvangen gelovigen als zij zich consciëntieus in meditatie oefenen? Drie bijzonderheden noemt Calamy: een machtige hulp voor de werking en verkrijging van alle genade, een machtige hulp om de genade te bewaren en te vermeerderen en een machtige hulp om ons te wapenen tegen de duivel en al zijn verzoekingen. Dan heiligt de Heere de meditatie.
Zo noemt de schrijver nog enkele voorbeelden waaruit de zegen blijkt voor hen die zich in de overdenking oefenen. Een citaat: „Meditatie is de sleutel die de schatten van de uitnemendheden van Christus ontsluit en het boek opent waarin wij lezen van al de uitnemendheden die in Christus zijn. Meditatie opent als het ware de fontein. Dan bestuderen we wat in Christus te vinden is, dat Hij uitnemend is boven tienduizend, het afschijnsel van de heerlijkheid van Zijn Vader en het uitgedrukte beeld van Zijn Persoon. Zo bestuderen we de liefde van Christus tot arme zondaren, de hoogte, de diepte, de lengte, de breedte van de liefde van God tot ons. Dan onderzoeken we hoe Christus in de wereld is gekomen om ons rijk te maken, hoe Hij een vloek werd om ons van de vloek te bevrijden. (…) Gebruikt u elke dag een halfuur om te mediteren over de uitnemendheid van Christus, doet u dat als u buiten in het veld wandelt, overdenkt u dan de liefde van Christus. Als dat zo is, ben ik ervan overtuigd dat dit in u een liefde tot Christus zal verwekken.”
Afzondering
Wat is de plaats waar we ons oefenen in meditatie? Izak ging in het veld volgens de tekst die Calamy als uitgangspunt heeft gekozen (Gen. 24:63). In de Engelse King Jamesvertaling staat hier ”mediteren” in plaats van ”bidden”. Hij noemt ook andere voorbeelden.
In Psalm 63 lezen we dat David op bed mediteerde. Dit geeft aan dat een plaats van afzondering, buiten alle rumoer en dagelijkse beslommeringen, het meest geschikt is. Christus zegt: „Gaat in uw binnenkamer” (Matth. 6:6). „U moet u afzonderen, hetzij thuis of in de tuin, of bij het wandelen in het veld.” Christus ging hierin voor (bijvoorbeeld Lukas 6:12).
We moeten ons echter niet alleen terugtrekken van uitwendig gezelschap, maar ook van het inwendige. Het laatste is het moeilijkste. Het is gemakkelijker om wereldse vrienden buiten ons bidvertrek te houden dan wereldse gedachten. „Daarom moet u, als u mediteert, als Abraham doen in Genesis 22:5: „En Abraham zeide tot zijn jongeren: Blijf gij hier met de ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren.” Zo moet u doen met uw ijdele gedachten en wereldse bezigheden: wacht hier even en ik zal naar de ‘berg’ gaan en mediteren… Zo moet u dit niet alleen tegen uw wereldse gezelschap zeggen, maar ook tot uw ijdele gedachten en verbeelding: wacht hier even.”
Nut van de beloften
Calamy geeft enkele voorbeelden van geestelijke moeiten waarbij meditatie gezegend kan worden. Het eerste voorbeeld: „Veronderstel dat u iemand bent die in zijn gemoed verontrust en zeer terneergeslagen is.” Hij is op de rand van wanhoop, voelt zich een groot zondaar en denkt dat God hem niet genadig wil zijn. „U bent bang dat Christus u verlaten heeft.” Wat voor raad geeft Calamy zo’n verslagen ziel? „Overdenk de gewilligheid van Christus om arme zondaars te ontvangen, niet vanwege hun gewilligheid maar vanwege de gewilligheid van Christus om allen die tot Hem komen vergeving te schenken. Hij is gewilliger om ons te vergeven dan wij doen kunnen om te bidden om genade. Indien u gewillig bent om uw zonden te verlaten, is Christus meer gewillig om u te geven dan u gewillig bent om te ontvangen.”
De volgende vaak aangehaalde tekst gebruikt Calamy ook in dit verband: „Die tot Mij komt zal ik geenszins uitwerpen.” Toen Christus op aarde was klaagde Hij over niets anders dan over „de mensen die niet tot Hem wilden komen”: „Gij wilt tot Mij niet komen opdat gij het leven mag hebben.” Ongeloof sluit uit van de genade die aangeboden wordt. Het wantrouwt Gods welmenende beloften.
Calamy wijst steeds weer op het nut van de beloften: „Als u in uw consciëntie geplaagd wordt, mediteer dan over de beloften van God. God belooft niet alleen om vergeving te schenken aan hen die geloven en zich bekeren, maar God belooft ook bekering aan hen die erom vragen” (Hand. 5:31).